Einde inhoudsopgave
Verordening (EU) 2016/1104 tot uitvoering van de nauwere samenwerking op het gebied van de bevoegdheid, het toepasselijke recht en de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen op het gebied van de vermogensrechtelijke gevolgen van geregistreerde partnerschappen
Artikel 9 Alternatieve bevoegdheid
Geldend
Geldend vanaf 28-07-2016
- Bronpublicatie:
24-06-2016, PbEU 2016, L 183 (uitgifte: 08-07-2016, regelingnummer: 2016/1104)
- Inwerkingtreding
28-07-2016
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
24-06-2016, PbEU 2016, L 183 (uitgifte: 08-07-2016, regelingnummer: 2016/1104)
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht / Europees burgerlijk procesrecht
Internationaal privaatrecht / Algemeen
Personen- en familierecht / Europees personen- en familierecht
Internationaal privaatrecht / Internationaal bevoegdheidsrecht
Personen- en familierecht / Relatievermogensrecht
1.
Wanneer een gerecht van de lidstaat dat op grond van artikel 4, artikel 5 of artikel 6, onder a) tot en met d), bevoegd is, oordeelt dat het recht van die lidstaat het geregistreerde partnerschap als instituut niet kent, kan het zich onbevoegd verklaren. Als het gerecht besluit zich onbevoegd te verklaren, dient het dat zo spoedig mogelijk te doen.
2.
Indien een in lid 1 van dit artikel bedoeld gerecht zich onbevoegd verklaart en de partijen er overeenkomstig artikel 7 mee instemmen bevoegdheid te verlenen aan de gerechten van een andere lidstaat, zijn de gerechten van die lidstaat bevoegd om uitspraak te doen over de vermogensrechtelijke gevolgen van het geregistreerde partnerschap.
3.
Dit artikel is niet van toepassing als ten aanzien van de partijen de ontbinding of nietigverklaring van het geregistreerde partnerschap is uitgesproken en deze kan worden erkend in de lidstaat van de aangezochte rechter.