Hof Den Haag, 15-02-2018, nr. 22-000954-13
ECLI:NL:GHDHA:2018:3970
- Instantie
Hof Den Haag
- Datum
15-02-2018
- Zaaknummer
22-000954-13
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHDHA:2018:3970, Uitspraak, Hof Den Haag, 15‑02‑2018; (Hoger beroep)
Cassatie: ECLI:NL:HR:2019:1640, Bekrachtiging/bevestiging
Uitspraak 15‑02‑2018
Inhoudsindicatie
De verdachte heeft zich op de bewezenverklaarde wijze samen met anderen schuldig gemaakt aan het organiseren van een heroïnetransport van aanzienlijke omvang, te weten ongeveer 127,7 kilogram. Tevens heeft hij zich schuldig gemaakt aan het samen met anderen uitvoeren van voorbereidingshandelingen ten behoeve van de invoer van de heroïne. Het hof veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaren met aftrek van voorarrest.
Rolnummer: 22-000954-13
Parketnummer: 10-960283-10
Datum uitspraak: 15 februari 2018
TEGENSPRAAK
Gerechtshof Den Haag
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 18 februari 2013 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Turkije) op [geboortejaar] 1971,
thans zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof op 30 januari 2015 en 1 februari 2018.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het onder 1 en 2 ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaren, met aftrek van voorarrest.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg - ten laste gelegd dat:
1:hij op of omstreeks 21 december 2010, althans in of omstreeks de periode van 22 november tot en met 30 december 2010 te Westerschelde en/of Arnhem, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, als bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet, ongeveer 127,7 kilogram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne, zijnde heroïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2:hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 oktober 2010 tot en met 30 december 2010 te Arnhem, althans in Nederland en/of Antwerpen en/of Iran en/of Dubai, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen van ongeveer 127,7 kilogram, in elk geval van een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne, zijnde heroïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet,
voor te bereiden en/of te bevorderen,
- een of meer ander(en) heeft getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen, te doen plegen, mede te plegen, uit te lokken en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen, en/of
- zich en/of een ander of anderen gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft trachten te verschaffen, en/of
- voorwerpen en/of vervoermiddelen en/of stoffen en/of gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte en/of zijn mededader(s) wist(en) of ernstige reden had(den) te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van het hierboven bedoelde feit,
immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) tezamen en in vereniging met elkaar, althans ieder voor zich, toen en daar opzettelijk:
- één of meer telefoongesprek(ken) gevoerd en/of een of meer sms-berichten en/of faxberichten en/of e-mailberichten verzonden en/of ontvangen met betrekking tot het opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen en/of verkopen en/of afleveren en/of verstrekken en/of vervoeren van (een deklading met daarbij) voornoemde handelshoeveelhe(i)d(en) heroïne en/of
- één of meer ontmoeting(en) gehad en/of geregeld met betrekking tot het opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen en/of verkopen en/of afleveren en/of verstrekken en/of vervoeren van (een deklading met daarbij) voornoemde handelshoeveelhe(i)d(en) heroïne en/of
- één of meer document(en) (waaronder een bill of loading en/of certifica(a)t(en)), betrekking op (een deklading met daarbij) voornoemde handelshoeveelhe(i)d(en) heroïne verzonden en/of in ontvangst genomen en/of voorhanden gehad en/of
- een container (met nummer [x] en waarin de heroïne was verstopt) met een schip laten vervoeren vanuit Iran en/of (via) de Verenigde Arabische Emiraten naar Antwerpen en/of
- contacten onderhouden met het Belgische vervoersbedrijf [bedrijf 1] en/of [bedrijf 2] omtrent de aankomst en/of het (verdere) vervoer van de genoemde deklading met voornoemde handelshoeveelhe(i)d(en) van Antwerpen naar Arnhem en/of
- één of meer betaling(en) verricht met betrekking tot het vervoer van voornoemde container.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het onder 1 en 2 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 jaren, met aftrek van voorarrest. Voorts heeft de advocaat-generaal gevorderd dat de gevangenneming van de verdachte zal worden bevolen.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1: hij op of omstreeks 21 december 2010, althans in of omstreeks de periode van 22 november tot en met 30 december 2010 te Westerschelde en/of Arnhem, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, als bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet, ongeveer 127,7 kilogram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne, zijnde heroïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2: hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 oktober 2010 tot en met 30 december 2010 te Arnhem, althans in Nederland en/of Antwerpen en/of Iran en/of Dubai, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen van ongeveer 127,7 kilogram, in elk geval van een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne, zijnde heroïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet,
voor te bereiden en/of te bevorderen,
- een of meer ander(en) heeft getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen, te doen plegen, mede te plegen, uit te lokken en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen, en/of
- zich en/of een ander of anderen gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft trachten te verschaffen, en/of
- voorwerpen en/of vervoermiddelen en/of stoffen en/of gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte en/of zijn mededader(s) wist(en) of ernstige reden had(den) te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van het hierboven bedoelde feit,
immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) tezamen en in vereniging met elkaar, althans ieder voor zich, toen en daar opzettelijk:
- één of meer telefoongesprek(ken) gevoerd en/of een of meer sms-berichten en/of faxberichten en/of e-mailberichten verzonden en/of ontvangen met betrekking tot het opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen en/of verkopen en/of afleveren en/of verstrekken en/of vervoeren van (een deklading met daarbij) voornoemde handelshoeveelhe(i)d(en) heroïne en/of
- één of meer ontmoeting(en) gehad en/of geregeld met betrekking tot het opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen en/of verkopen en/of afleveren en/of verstrekken en/of vervoeren van (een deklading met daarbij) voornoemde handelshoeveelhe(i)d(en) heroïne en/of
- één of meer document(en), (waaronder een bill of loading en/of certifica(a)t(en)), betrekking hebbende op (een deklading met daarbij) voornoemde handelshoeveelhe(i)d(en) heroïne verzonden en/of in ontvangst genomen en/of voorhanden gehad en/of
- een container (met nummer [x] en waarin de heroïne was verstopt) met een schip laten vervoeren vanuit Iran en/of (via) de Verenigde Arabische Emiraten naar Antwerpen en/of
- contacten onderhouden met het Belgische vervoersbedrijf [bedrijf 1] en/of [bedrijf 2] omtrent de aankomst en/of het (verdere) vervoer van de genoemde deklading met voornoemde handelshoeveelhe(i)d(en) van Antwerpen naar Arnhem en/of
- één of meer betaling(en) verricht met betrekking tot het vervoer van voornoemde container.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Betrouwbaarheid van verklaring medeverdachte [medeverdachte]
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat de voor de verdachte belastende verklaringen van medeverdachte [medeverdachte] zoals hij deze in zijn verhoren bij de politie heeft afgelegd (het hof begrijpt: p. 1539 e.v. van Zaaksdossier 4) – zakelijk weergegeven – met grote behoedzaamheid dienen te worden beoordeeld, mede gelet op de omstandigheid dat [medeverdachte] zijn verklaringen ten overstaande van de rechter-commissaris heeft ontkracht.
Met betrekking tot de door [medeverdachte] tegenover de politie afgelegde verklaringen overweegt het hof als volgt.
Met de rechtbank is het hof van oordeel dat [medeverdachte] in die verklaringen niet alleen belastend verklaart over de verdachte maar ook zichzelf een grote rol toedicht ten aanzien van het transport van een aanzienlijke hoeveelheid heroïne. Het gegeven dat hij ook zichzelf in grote mate belast, vormt een belangrijke basis voor de betrouwbaarheid van zijn verklaringen, ook wat betreft de rol van de verdachte. De verklaringen zijn bovendien duidelijk, consistent, gedetailleerd en op belangrijke onderdelen vinden zij bevestiging in andere bewijsmiddelen. Naar het oordeel van het hof zijn die verklaringen dan ook geloofwaardig en betrouwbaar.
Bewijsoverweging
Met de rechtbank is het hof van oordeel dat meer in het bijzonder onderstaande feiten en omstandigheden naast genoemde verklaringen van medeverdachte [medeverdachte] redengevend zijn op het punt van de betrokkenheid van de verdachte bij de voorbereiding van de invoer en de daadwerkelijke invoer van de container met heroïne.
a. a) De verdachte heeft verklaard dat hij in verband met de container meerdere keren onder de naam van [naam] naar de heer [werknemer] van [bedrijf 2] heeft gebeld en dat hij zich tegenover [werknemer] op 27 december 2010 heeft voorgedaan als [naam] en papieren betrekking hebbende op [BV] en de container, aan [werknemer] heeft overhandigd. Dit deel van de verklaring van de verdachte is in overeenstemming met de verklaring van [werknemer] tegenover de politie, de door [werknemer] aan de politie ter beschikking gestelde camerabeelden van 27 december 2010 en de conclusie van de verbalisant na het bekijken van de fotoprints van de camerabeelden dat de manspersoon op de fotoprint gelijkenis vertoont met de verdachte. De verdachte heeft geen aannemelijke verklaring gegeven voor het feit dat hij deze handelingen niet op eigen naam heeft verricht.
b) Uit de tapgesprekken van de verdachte volgt dat de verdachte in de weken voorafgaand aan de invoer van de container in Nederland op 30 december 2010 en op die dag op regelmatige basis telefonisch contact heeft gehad met [medeverdachte 2] op het telefoonnummer [x]. Dit is het nummer dat ook bij [bedrijf 3] te Iran was vermeld op de factuur die betrekking heeft op de lading levensmiddelen in de container. Uit de inhoud van de telefoongesprekken in combinatie met de dagen en tijdstippen waarop werd gebeld, maakt het hof op dat deze gesprekken over de container gingen, dat de verdachte [medeverdachte 2] op de hoogte hield van de ontwikkelingen rondom de container en dat er sprake is van versluierd taalgebruik, onder meer door gebruik van de woorden “mijn gast” als er kennelijk over de container wordt gesproken. De verdachte heeft voor dit versluierd taalgebruik geen aannemelijke verklaring gegeven, terwijl het onder normale omstandigheden niet voor de hand ligt dat de ontvanger van een container met levensmiddelen op zo’n regelmatige basis en in versluierd taalgebruik de verzender van de container van de voortgang van de verzending op de hoogte houdt.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
De bewezenverklaarde feiten leveren op:
de voortgezette handeling van
1:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod
en
2:
medeplegen om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen, door zich of een ander gelegenheid tot het plegen van dat feit trachten te verschaffen
en
medeplegen om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen, voorwerpen en gelden voorhanden hebben, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich op de bewezenverklaarde wijze samen met anderen schuldig gemaakt aan het organiseren van een heroïnetransport van aanzienlijke omvang, te weten ongeveer 127,7 kilogram. Tevens heeft hij zich schuldig gemaakt aan het samen met anderen uitvoeren van voorbereidingshandelingen ten behoeve van de invoer van de heroïne. Als de partij heroïne niet zou zijn onderschept door de Belgische douane, zou deze waarschijnlijk in Nederland of elders op de markt zijn gebracht, met alle schadelijke gevolgen van dien.
Met zijn handelen heeft de verdachte een bijdrage geleverd aan de instandhouding van het criminele drugscircuit. Door harddrugs wordt de volksgezondheid ernstig bedreigd. Feiten als deze brengen bovendien onrust voor de samenleving met zich mee en zijn maatschappelijk gezien onaanvaardbaar. Tenslotte leiden drugs veelal, direct en indirect, tot vele vormen van criminaliteit. De verdachte heeft hiervoor kennelijk geen enkel oog gehad en was slechts uit op eigen financieel gewin.
Het hof heeft acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 16 januari 2018, waaruit blijkt dat hij niet eerder veroordeeld is wegens een strafbaar feit. In 2013 is er aan de verdachte een strafbeschikking opgelegd wegens een overtreding van de Wegenverkeerswet 1994.
Het hof heeft voorts acht geslagen op de omstandigheid dat de behandeling van de zaak niet heeft plaatsgevonden binnen de redelijke termijn in de zin van artikel 6, eerste lid, van het Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden. Immers, de redelijke termijn van berechting in eerste aanleg is overschreden nu tussen de datum van de inverzekeringstelling van de verdachte op 30 december 2010 en de datum van het eindvonnis van 18 februari 2013, meer dan twee jaar is verstreken. Voorts is de redelijke termijn van berechting in hoger beroep overschreden, nu tussen de datum van instellen hoger beroep op 25 februari 2013 en de datum van het eindarrest van 15 februari 2018 meer dan twee jaar is verstreken.
Het hof zal aan dit verzuim evenwel geen gevolgen verbinden en overweegt daartoe als volgt. De duur van de overschrijding van de termijn in eerste aanleg is zo gering, dat volstaan kan worden met de enkele constatering. De overschrijding van de termijn in hoger beroep vindt zijn oorsprong in die omstandigheid dat op verzoek van de verdediging herhaaldelijk is getracht middels een rechtshulpverzoek een aantal getuigen in Turkije te doen horen, alsmede in de omstandigheid dat de raadsman was verhinderd op 15 september 2017, de datum waarop de zaak inhoudelijk behandeld zou worden. Het hof heeft de voortang van de uitvoering van het rechtshulpverzoek bewaakt op verscheidene zittingen in de tijd gelegen tussen het toewijzen van het getuigenverzoek en de laatste terechtzitting in hoger beroep. Het hof heeft ook gelet op de totale duur van de procedure.
Het hof is - alles afwegende - van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt.
Bevel gevangenneming
Het hof zal de gevangenneming van de verdachte bevelen, nu de verdachte tot een vrijheidsbenemende straf wordt veroordeeld, langer dan het reeds ondergane voorarrest, ter zake van onder meer een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van twaalf jaren is gesteld en waardoor de rechtsorde naar het oordeel van het hof ernstig is geschokt, zodat sprake is van een gewichtige reden van maatschappelijke veiligheid die de onverwijlde vrijheidsbeneming van de verdachte vordert. Voorts is het hof van oordeel dat er sprake is van een ernstig gevaar voor vlucht. Blijkens de informatiestaat SKDB-persoon van 7 december 2017 beschikt de verdachte sinds 21 maart 2016 niet meer over een BRP adres in Nederland. Voorts heeft de raadsman ter terechtzitting in hoger beroep medegedeeld dat zijn cliënt sinds oktober 2017 in Turkije verblijft. Naar het oordeel van het hof is er dan ook een reële vrees dat de verdachte zich zal trachten te onttrekken aan de executie van de gevangenisstraf die thans wordt opgelegd.
Het bevel gevangenneming zal afzonderlijk worden geminuteerd.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 2, 10 en 10a van de Opiumwet en de artikelen 47, 56, 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 (vijf) jaren.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Beveelt de gevangenneming van de verdachte, welk bevel apart is geminuteerd.
Dit arrest is gewezen door mr. E.C. van Veen,
mr. G. Knobbout en mr. E. van Die, in bijzijn van de griffier mr. M.T. Sluis.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 15 februari 2018.