Einde inhoudsopgave
Staatsregeling [Sint Maarten]
Artikel 43
Geldend
Geldend vanaf 10-10-2010
- Bronpublicatie:
21-07-2010, Afkondigingsblad van Sint Maarten 2010, GT 1 (uitgifte: 20-12-2010, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
10-10-2010
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
23-09-2010, Stb. 2010, 387 (uitgifte: 01-10-2010, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Afhankelijke geldigheid
Treedt tegelijk in werking met art. I en II van de Rijkswet tot wijziging van het Statuut in verband met de opheffing van de Nederlandse Antillen (07-09-2010, Stb. 333).
- Vakgebied(en)
Staatsrecht / Staatsinrichting
1.
Om gevolmachtigde minister te kunnen zijn is vereist dat men Nederlander is en niet is uitgesloten van het kiesrecht.
2.
De gevolmachtigde minister kan niet tegelijk zijn:
- a.
Gouverneur;
- b.
vervanger van de Gouverneur;
- c.
lid van de Staten;
- d.
lid van de Raad van Advies;
- e.
lid van de Algemene Rekenkamer;
- f.
Ombudsman;
- g.
Minister;
- h.
lid van de rechterlijke macht;
- i.
procureur-generaal of advocaat-generaal bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba.
3.
Bij landsverordening kan ten aanzien van andere openbare betrekkingen worden bepaald dat zij niet gelijktijdig met het ambt van gevolmachtigde minister kunnen worden uitgeoefend. De Staten kunnen een zodanig ontwerp van landsverordening niet goedkeuren of niet besluiten tot voordracht van een zodanig ontwerp dan met twee derden van de stemmen van de zitting hebbende leden.
4.
In afwijking van het bepaalde in het eerste lid, onder c, kan een gevolmachtigde minister, tot lid van de Staten gekozen, ten hoogste drie maanden na zijn toelating als lid het ambt van gevolmachtigde minister en het lidmaatschap van de Staten verenigen.
5.
De voorgaande leden zijn mede van toepassing op de plaatsvervanger van de gevolmachtigde minister.
6.
De gevolmachtigde minister wordt indien hij in Sint Maarten aanwezig is, in de gelegenheid gesteld de beraadslagingen van de ministerraad ten aanzien van onderwerpen, welke tot zijn bemoeienis behoren, bij te wonen. Hij heeft alsdan een raadgevende stem.
7.
De artikelen 36, 37, 41, en 42 zijn van overeenkomstige toepassing op de gevolmachtigde minister.