Einde inhoudsopgave
Handels- en Samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, enerzijds, en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland, anderzijds
Artikel 36 Cultuurgoederen
Geldend
Geldend vanaf 01-05-2021
- Bronpublicatie:
30-12-2020, PbEU 2021, L 149 (uitgifte: 30-04-2021, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-05-2021
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
30-04-2021, PbEU 2021, L 149 (uitgifte: 30-04-2021, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Algemeen
Ondernemingsrecht / Europees ondernemingsrecht
Douane (V)
1.
De Partijen werken samen bij het faciliteren van de terugkeer van cultuurgoederen die op onrechtmatige wijze buiten het grondgebied van een Partij zijn gebracht, met inachtneming van de beginselen die zijn neergelegd in de op 17 november 1970 te Parijs ondertekende Unesco-Overeenkomst inzake de middelen om de onrechtmatige invoer, uitvoer en eigendomsoverdracht van culturele goederen te verbieden en te verhinderen.
2.
Voor de toepassing van dit artikel wordt verstaan onder:
- a)
‘cultuurgoed’: een goed dat volgens de respectieve regels en procedures van elke Partij is ingedeeld of omschreven als behorend tot het nationaal artistiek, historisch of archeologisch bezit, en
- b)
‘op onrechtmatige wijze buiten het grondgebied van een Partij gebracht’:
- i)
op of na 1 januari 1993 buiten het grondgebied van een Partij gebracht, in strijd met wetgeving van die Partij betreffende de bescherming van nationaal bezit, of in strijd met haar voorschriften inzake de uitvoer van cultuurgoederen; of
- ii)
niet teruggegeven na het verstrijken van een periode van rechtmatige tijdelijke verplaatsing of enige schending van een andere voorwaarde die aan die tijdelijke verplaatsing verbonden was, op of na 1 januari 1993.
3.
De bevoegde autoriteiten van de Partijen werken met name samen door:
- a)
kennisgeving aan de andere Partij wanneer een cultuurgoed op hun grondgebied wordt aangetroffen en er redelijke gronden zijn om aan te nemen dat het cultuurgoed op onrechtmatige wijze buiten het grondgebied van de andere Partij is gebracht;
- b)
behandeling van verzoeken van de andere Partij om teruggave van cultuurgoederen die op onrechtmatige wijze buiten het grondgebied van die Partij zijn gebracht;
- c)
voorkoming, door middel van alle noodzakelijke tussentijdse maatregelen, van handelingen om zich aan de teruggave van dergelijke cultuurgoederen te onttrekken, en
- d)
het nemen van alle nodige maatregelen voor het materiële behoud van cultuurgoederen die op onrechtmatige wijze buiten het grondgebied van de andere Partij zijn gebracht.
4.
Elke Partij wijst een contactpunt aan dat verantwoordelijk is voor de communicatie met het contactpunt van de andere Partij over zich in verband met dit artikel voordoende aangelegenheden, onder meer met betrekking tot de in lid 3, punten a) en b), bedoelde kennisgevingen en verzoeken.
5.
Bij de beoogde samenwerking tussen de Partijen worden indien van toepassing en indien noodzakelijk de douaneautoriteiten van de Partijen betrokken die verantwoordelijk zijn voor het beheer van de procedures voor uitvoer van cultuurgoederen.
6.
Titel I van deel zes is niet van toepassing op dit artikel.