Verwarrend genoeg heeft het hof het in zijn strafmotivering over “doen plegen”: “De verdachte heeft valse werkgeversverklaringen, valse loonstrookjes en een vals declaratieformulier, voor een deel in samenwerking met anderen doen opmaken”.
HR, 27-03-2018, nr. 16/03309
ECLI:NL:HR:2018:446, Cassatie: (Gedeeltelijke) vernietiging met terugwijzen
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
27-03-2018
- Zaaknummer
16/03309
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Materieel strafrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2018:446, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 27‑03‑2018; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2018:29
In cassatie op: ECLI:NL:GHAMS:2016:2731, (Gedeeltelijke) vernietiging met terugwijzen
ECLI:NL:PHR:2018:29, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 23‑01‑2018
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2018:446
Beroepschrift, Hoge Raad, 14‑04‑2017
- Vindplaatsen
NJ 2018/257 met annotatie van N. Rozemond
SR-Updates.nl 2018-0142
Uitspraak 27‑03‑2018
Inhoudsindicatie
Medeplegen van valsheid in geschrift. Art. 225 Sr. HR verwijst naar ECLI:NL:HR:2014:3474, ECLI:NL:HR:2015:718 en ECLI:NL:HR:2016:1316 m.b.t. art. 47 t/m 51 Sr en de voorwaarden die gelden voor medeplegen. T.a.v. de rol van verdachte m.b.t. tot dat valselijk opmaken heeft het Hof naar de kern genomen niet meer vastgesteld dan dat verdachte belanghebbende was bij het opmaken van de in de bewezenverklaring vermelde werkgeversverklaringen en salarisspecificatie en dat hij op eigen initiatief om die geschriften heeft verzocht. ’s Hofs daarop gebaseerde oordeel dat de rol van verdachte zo essentieel is geweest dat ook zonder dat hij een feitelijke uitvoeringshandeling heeft verricht, sprake is van nauwe en bewuste samenwerking tussen hem en de persoon of de personen die de documenten valselijk heeft of hebben opgemaakt en derhalve van een intellectuele en/of materiële bijdrage van verdachte aan het delict van voldoende gewicht, is ontoereikend gemotiveerd. Volgt partiële vernietiging en terugwijzing. Samenhang met 13/01932.
Partij(en)
27 maart 2018
Strafkamer
nr. S 16/03309
EGI/DAZ
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Amsterdam van 22 april 2016, nummer 23/001339-13, in de strafzaak tegen:
[verdachte] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1966.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft G. Spong, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal A.E. Harteveld heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest, maar uitsluitend wat betreft het onder 1 bewezenverklaarde feit en de strafoplegging, tot zodanige op art. 440 Sv gebaseerde beslissing als de Hoge Raad gepast zal voorkomen, en tot verwerping van het beroep voor het overige.
2. Beoordeling van het middel
2.1.
Het middel klaagt dat de bewezenverklaring van het onder 1 tenlastelegde ten aanzien van het medeplegen niet uit de bewijsvoering kan worden afgeleid.
2.2.1.
Ten laste van de verdachte is onder 1 - voor zover voor de beoordeling van het middel van belang - bewezenverklaard dat:
"hij in de periode vanaf 1 januari 2006 tot en met 1 februari 2008 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, telkens een valse werkgeversverklaring en salarisspecificatie - zijnde geschriften die bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt, immers hebben verdachte en zijn mededader(s) telkens in strijd met de waarheid:
- in een werkgeversverklaring vermeld dat hij, verdachte, vanaf 1 oktober 2005 in loondienst was bij [A] B.V. en een bruto jaarsalaris ontving van EUR 84.000,00 en een vakantietoeslag van EUR 6.720,00 en
- in een werkgeversverklaring vermeld dat hij, verdachte, vanaf 1 januari 2007 in loondienst was als security advisor bij [B] BV en een bruto jaarsalaris ontving van EUR 78.000,00 en een vakantietoeslag van EUR 6.240,00 en
- op die salarisspecificatie vermeld dat hij, verdachte, in de maanden oktober 2005 en november 2005 en december 2005 een bruto maandsalaris ontving van EUR 7.000,00 en een netto maandsalaris van EUR 4.097,73,
zulks telkens met het oogmerk om die geschriften als echt en onvervalst te gebruiken."
2.2.2.
Deze bewezenverklaring steunt onder meer op de volgende bewijsmiddelen:
"1. Een geschrift, zijnde een aangifte van Fortis ASR van 21 november 2008, namens deze opgemaakt door [betrokkene 5] , fraudecoördinator bij Fortis Verzekeringen Nederland N.V. (...).
Dit geschrift houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
(...)
Op 09-03-2006 is een aanvraag gedaan bij de Fortis Hypotheek Bank N.V. voor een hypothecaire financiering door: [verdachte] (het hof begrijpt: [verdachte] ) [verdachte]
(...)
Naast zijn eigen bedrijf is door de tussenpersoon, Hypotheekdesk Woerden, aangegeven dat [verdachte] tevens een dienstverband heeft bij een bedrijf genaamd [A] BV gevestigd op [adres] . Bij de aanvraag is een werkgeversverklaring en een drietal loonstroken overlegd. [verdachte] zou daar werkzaam zijn sinds 01-10-2005 als security medewerker. De werkgeversverklaring was ondertekend door [betrokkene 4] en als referent is genoemd [betrokkene 1] .
Bij de aanvraag zijn tevens 3 salarisstroken gevoegd van de maanden oktober t/m december 2005. (...)
Op 07-01-2008 is door cliënt [verdachte] een tweede aanvraag gedaan voor een verhoging van zijn hypothecaire schuld. (...)
Bij de nieuwe aanvraag is tevens een nieuwe werkgeversverklaring aangeleverd. De verklaring is getekend op 22-02-2008 door [betrokkene 4] en voor verificatie kon wederom contact worden opgenomen met [betrokkene 1] . [verdachte] zou werkzaam zijn als security advisor voor het bedrijf [B] BV gevestigd [a-straat 1] te Zwolle. (...)
7. Een geschrift, zijnde een afschrift van een doorgestuurd e-mailbericht van [betrokkene 1] ( [emailadres] ) aan [betrokkene 2] ( [emailadres] ) van 22 februari 2008, inhoudende een e-mailbericht van de verdachte aan [betrokkene 1] van 14 februari 2008 (...).
Dit geschrift houdt in:
(...)
Beste [betrokkene 1] ,
Ik heb een income noodig van 75000 euro per jaar en een loonstrook en werkgeversverklaaring. Voor de rest is alles klaar voor de aanvraag van de tweede hypotheek.
(...)
Ik hoop dat je dat vandaag naar me terug kan mailen.
Alvast bedankt,
De groeten,
[verdachte]
8. Een geschrift, zijnde een afschrift van een e-mailbericht van [betrokkene 2] ( [emailadres] ) aan [betrokkene 3] van 22 februari 2008 (...).
Dit geschrift houdt in:
Onderwerp: Loonstrook & werkgeversverklaring
Beste [betrokkene 3] ,
Kan je, op verzoek van [betrokkene 1] , voor mij een (pro forma) loonstrook aanmaken.
Bedrijf/werkgever;
[B] B.V.
[a-straat 1]
[postcode] Zwolle
Werknemer:
[verdachte]
(...)
Sofi nr: kan je waarschijnlijk in (oud?) dossier [C] vinden.
Bruto jaarloon € 75.000 (excl. vak.geld)
Doe maar een loonstrook over jan 2008.
Daarnaast heb ik een blanco werkgeversverklaring nodig, dan kan ik die invullen en laten ondertekenen.
(...)
[betrokkene 2]
22. De verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting in eerste aanleg van 27 februari 2013.
Deze verklaring houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
[betrokkene 1] kende ik van 1998, hij was eigenaar van een nachtclub waar ik de security deed. [betrokkene 4] was een zakenrelatie van hem.
U houdt mij mijn e-mailbericht d.d. 14 februari 2008 voor, waarin ik schrijf dat ik een income, loonstroken en een werkgeversverklaring nodig heb en waarin ik schrijf dat ik geld wil gebruiken als borg voor de aankoop van grond en een pand in Kroatië en vraagt mij waarom ik dat vraag. Ik doe veel met deze mensen. Ik heb al zakelijk veel met hen gewerkt. Ik ben zakelijk met deze mensen verbonden. Dat is de verklaring. (...)"
2.2.3.
Het Hof heeft ten aanzien van de bewezenverklaring voorts het volgende overwogen:
"Ten aanzien van het medeplegen van het valselijk opmaken van de geschriften overweegt het hof nog het volgende. Uit de bewijsmiddelen volgt niet dat verdachte deze documenten zelf valselijk heeft opgemaakt, maar wel dat hij daar belang bij heeft gehad (de verkrijging van een hypothecaire lening) en dat hij, in geval van [B] , op eigen initiatief om een loonstrook en een werkgeversverklaring heeft verzocht en in ieder geval de werkgeversverklaring heeft gekregen. Het hof acht het aannemelijk dat de gang van zaken rondom het gestelde dienstverband met [A] B.V. op eenzelfde wijze tot stand is gekomen en wordt hierin gesterkt doordat bij de totstandkoming van beide werkgeversverklaringen dezelfde personen betrokken zijn geweest. Hiermee is verdachtes rol bij de totstandkoming van het valselijk opmaken van de documenten zo essentieel geweest dat er, ook zonder dat hij een feitelijke uitvoeringshandeling bij het fabriceren van de geschriften heeft verricht, sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de persoon die de documenten valselijk heeft opgemaakt."
2.3.1.
De art. 47 tot en met 51 Sr bieden diverse mogelijkheden om iemand ook als hij niet zelf de gehele delictsomschrijving vervult – al dan niet in zogenoemd functionele vorm – onder specifieke voorwaarden strafrechtelijk aansprakelijk te stellen voor zijn betrokkenheid bij een strafbaar feit. In geval van het medeplegen houden die voorwaarden vooral in dat sprake moet zijn geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking met een ander of anderen. De kwalificatie medeplegen is slechts gerechtvaardigd als de bewezenverklaarde - intellectuele en/of materiële – bijdrage van de verdachte aan het delict van voldoende gewicht is. Een en ander brengt mee dat indien het tenlastegelegde medeplegen in de kern niet bestaat uit een gezamenlijke uitvoering op de rechter de taak rust om in het geval dat hij toch tot een bewezenverklaring van het medeplegen komt, in de bewijsvoering – dus in de bewijsmiddelen en zo nodig in een afzonderlijke bewijsoverweging – dat medeplegen nauwkeurig te motiveren. Bij de vorming van zijn oordeel dat sprake is van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking, kan de rechter rekening houden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip. (Vgl. HR 2 december 2014, ECLI:NL:HR:2014:3474, NJ 2015/390, HR 24 maart 2015, ECLI:NL:HR:2015:718, NJ 2015/395 en HR 5 juli 2016, ECLI:NL:HR:2016:1316, NJ 2016/411.)
2.4.
Ten aanzien van de rol van de verdachte met betrekking tot dat valselijk opmaken heeft het Hof naar de kern genomen niet meer vastgesteld dan dat de verdachte belanghebbende was bij het opmaken van de in de bewezenverklaring vermelde geschriften en dat hij op eigen initiatief om die geschriften heeft verzocht. Het daarop gebaseerde oordeel van het Hof dat de rol van de verdachte zo essentieel is geweest dat ook zonder dat hij een feitelijke uitvoeringshandeling heeft verricht, sprake is van nauwe en bewuste samenwerking tussen hem en de persoon of personen die de documenten valselijk heeft of hebben opgemaakt en derhalve van een intellectuele en/of materiële bijdrage van de verdachte aan het delict van voldoende gewicht, is ontoereikend gemotiveerd.
2.5.
Het middel is terecht voorgesteld.
3. Slotsom
Nu de Hoge Raad geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt het hiervoor is overwogen mee dat als volgt moet worden beslist.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak maar uitsluitend wat betreft de beslissingen ter zake van het onder 1 tenlastegelegde en de strafoplegging;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof Amsterdam, opdat de zaak in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan;
verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren M.J. Borgers en M.T. Boerlage, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 27 maart 2018.
Conclusie 23‑01‑2018
Inhoudsindicatie
Conclusie AG. Ontoereikende motivering medeplegen valsheid in geschrift (art. 225 Sr). Vernietiging.
Nr. 16/03309 Zitting: 23 januari 2018 | Mr. A.E. Harteveld Conclusie inzake: [verdachte] |
De verdachte is bij arrest van 22 april 2016 door het gerechtshof Amsterdam wegens 1. “medeplegen van valsheid in geschrift, meermalen gepleegd, en opzettelijk gebruik maken van een vals geschrift, als bedoeld in art. 225 lid 1 Sr, als ware het echt en onvervalst, meermalen gepleegd”, 2. “oplichting”, 3. “poging tot oplichting” en 4. “witwassen, meermalen gepleegd”, veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden met een proeftijd van twee jaren en een taakstraf van 240 uren subsidiair 120 dagen hechtenis. Voorts heeft het hof het in beslag genomen voorwerp verbeurd verklaard, een en ander zoals vermeld in het bestreden arrest.
Het cassatieberoep is ingesteld namens de verdachte en mr. G. Spong, advocaat te Amsterdam, heeft een middel van cassatie voorgesteld.
Het middel
3.1. Het middel klaagt dat het medeplegen wat het onder 1 bewezenverklaarde feit betreft ontoereikend is gemotiveerd.
3.2. Ten laste van de verdachte heeft het hof onder 1 - voor zover van belang - bewezenverklaard dat:
“hij in de periode vanaf 1 januari 2006 tot en met 1 februari 2008 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, telkens een valse werkgeversverklaring en salarisspecificatie - zijnde geschriften die bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt, immers hebben verdachte en zijn mededader(s) telkens in strijd met de waarheid:
- in een werkgeversverklaring vermeld dat hij, verdachte, vanaf 1 oktober 2005 in loondienst was bij [A] B.V. en een bruto jaarsalaris ontving van EUR 84.000,00 en een vakantietoeslag van EUR 6.720,00 en
- in een werkgeversverklaring vermeld dat hij, verdachte, vanaf 1 januari 2007 in loondienst was als security advisor bij [B] BV en een bruto jaarsalaris ontving van EUR 78.000,00 en een vakantietoeslag van EUR 6.240,00 en
- op die salarisspecificatie vermeld dat hij, verdachte, in de maanden oktober 2005 en november 2005 en december 2005 een bruto maandsalaris ontving van EUR 7.000,00 en een netto maandsalaris van EUR 4.097,73,
zulks telkens met het oogmerk om die geschriften als echt en onvervalst te gebruiken”
3.3. Blijkens de gebezigde bewijsmiddelen heeft het hof, voor zover van belang, het volgende vastgesteld. De verdachte heeft [betrokkene 1] een mail gestuurd met als subject “werkgeversverklaaring” en met daarin de mededeling dat hij een inkomen nodig heeft van € 75.000 per jaar, een loonstrook en een werkgeversverklaring en dat voor de rest alles klaar is voor de aanvraag van de tweede hypotheek. [betrokkene 2] heeft [betrokkene 3] een mail gestuurd met daarin de vraag om, op verzoek van [betrokkene 1] , voor hem een pro forma loonstrook aan te maken op naam van de verdachte als werknemer voor het bedrijf [B] B.V., bruto jaarloon € 75.000 (excl. vak. geld) en tevens een “blanco werkgeversverklaring” aan te maken, nu een en ander nodig is voor een hypotheekaanvraag. Bij de gebezigde bewijsmiddelen bevindt zich voorts een proces-verbaal van politie, voor zover van belang inhoudende:
“Opmerkelijk is het dat bij alle stukken die overlegd zijn een aantal (rechts)personen steeds terugkeren als werkgever, administratiekantoor en referentie. Gedurende de aanvraag in 2006 heeft [verdachte] een eigen bedrijf genaamd [C] , daarnaast zegt hij een dienstverband te hebben lopen bij [A] B.V. De documenten hieromtrent zijn allen opgemaakt door administratiekantoor [D] .
[C] betreft een beveiligings- en recherchebedrijf. Bij [A] B.V. zou [verdachte] een dienstverband hebben als securitymedewerker. De werkgeversverklaring is ondertekend door [betrokkene 4] en referent is [betrokkene 1] . Het dienstverband van [verdachte] is echter niet daadwerkelijk aangetoond anders dan door de door [verdachte] zelf verstrekte papieren.
Gedurende de tweede aanvraag in 2008 wordt er tevens een nieuwe werkgeversverklaring aangeleverd welke was ondertekend door [betrokkene 4] op 22-02-2008, referent is [betrokkene 1] . [verdachte] zou sinds 01-01- 2007 werkzaam zijn als security advisor voor het bedrijf [B] B. V. [a-straat 1] te Zwolle. Uit de handelshistorie van het KvK blijkt dat zowel [betrokkene 1] als [betrokkene 4] bestuurder zijn geweest van [B] B.V. Het dienstverband van [verdachte] is echter ook hier niet daadwerkelijk aangetoond anders dan door de verstrekte papieren.”
3.4. Het bestreden arrest bevat, voor zover van belang, de volgende bewijsoverweging:
“Ten aanzien van het medeplegen van het valselijk opmaken van de geschriften overweegt het hof nog het volgende. Uit de bewijsmiddelen volgt niet dat verdachte deze documenten zelf valselijk heeft opgemaakt, maar wel dat hij daar belang bij heeft gehad (de verkrijging van een hypothecaire lening) en dat hij, in geval van [B] , op eigen initiatief om een loonstrook en een werkgeversverklaring heeft verzocht en in ieder geval de werkgeversverklaring heeft gekregen. Het hof acht het aannemelijk dat de gang van zaken rondom het gestelde dienstverband met [A] B.V. op eenzelfde wijze is tot stand is gekomen en wordt hierin gesterkt doordat bij de totstandkoming van beide werkgevers- verklaringen dezelfde personen betrokken zijn geweest. Hiermee is verdachtes rol bij de totstandkoming van het valselijk opmaken van de documenten zo essentieel geweest dat er, ook zonder dat hij een feitelijke uitvoeringshandeling bij het fabriceren van de geschriften heeft verricht, sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de persoon die de documenten valselijk heeft opgemaakt.”
3.5. Met zijn hiervoor onder 4.4 weergegeven oordeel heeft het hof tot uitdrukking gebracht dat de verdachte als initiator van de door zijn mededaders feitelijk uitgevoerde bewezenverklaarde gedragingen heeft gefungeerd. Dat de verdachte heeft verzocht om een valse loonstrook en werkgeversverklaring kan, in ieder geval wat betreft de fictieve werkgever [B] B.V., uit de bewijsmiddelen volgen. Maar daarmee is de strafrechtelijke aansprakelijkheid van de verdachte nog niet gegeven. Daarbij moet voor ogen worden gehouden dat dit ‘verzoek’ niet in de sleutel van het functioneel daderschap (of het daaraan verwante leerstuk van de strafbaarheid van de opdrachtgever in de sfeer van een rechtspersoon in de zin van art. 51 Sr) is geplaatst maar in die van het medeplegen.1.Dat maakt wel verschil, want voor het medeplegen geldt, bij het ontbreken van een rechtstreekse participatie, in de vorm van uitvoeringshandelingen van het delict zelf, de tamelijk zware eis dat de bijdrage van die medepleger wel van voldoende gewicht is geweest, aldus de Hoge Raad in zijn overzichtsarrest over medeplegen en medeplichtigheid: “Zeker in dergelijke, in zekere zin afwijkende of bijzondere, situaties dient in de bewijsvoering aandacht te worden besteed aan de vraag of wel zo bewust en nauw is samengewerkt bij het strafbare feit dat van medeplegen kan worden gesproken, in het bijzonder dat en waarom de bijdrage van de verdachte van voldoende gewicht is geweest.”2.Dat het hof verdachtes bijdrage kennelijk van voldoende gewicht heeft geacht (“een essentiële rol”, aldus het hof) om van nauwe en bewuste samenwerking te kunnen spreken door te overwegen a) dat de verdachte belang had bij het valselijk opmaken van de documenten en b) dat de verdachte - in geval van [B] B.V. - op eigen initiatief om een loonstrook en een werkgeversverklaring heeft verzocht, acht ik in het licht van het voorgaande niet begrijpelijk.3.Het medeplegen is dan ook – reeds voor zover de valsheid in geschrift betrekking heeft op [B] B.V. - ontoereikend gemotiveerd.
3.6. Het middel is terecht voorgesteld.
4. Ambtshalve heb ik geen gronden aangetroffen die tot vernietiging van de bestreden uitspraak aanleiding behoren te geven.
5. Deze conclusie strekt tot vernietiging van het bestreden arrest, maar uitsluitend wat betreft het onder 1 bewezenverklaarde feit en de strafoplegging, tot zodanige op art. 440 Sv gebaseerde beslissing als de Hoge Raad gepast zal voorkomen, en tot verwerping van het beroep voor het overige.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 23‑01‑2018
HR 2 december 2014, ECLI:NL:HR:2014:3474, rov. 3.2.3.
Een goed voorbeeld van een zaak waarin de door de verdachte gegeven opdracht(en) rechtstreeks waren betrokken op de uitvoering biedt HR 24 januari 2017, ECLI:NL:HR:2017:60, waar de verdachte aan de medepleger telefonisch aanwijzingen gaf om met diens auto een politieauto te ‘botsen’. In HR 9 januari 2018, ECLI:NL:HR:2018:16 was de opdracht gericht op het - op ondeskundige wijze - aanleggen van een elektriciteitsinstallatie voor een hennepkwekerij.
Beroepschrift 14‑04‑2017
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
griffienummer: S 16/03309
SCHRIFTUUR: houdende middelen van cassatie in de zaak van [verzoeker], verzoeker tot cassatie van een hem betreffend arrest van het gerechtshof te Amsterdam uitgesproken op 22 april 2016.
Middel
Het recht is geschonden en/of er zijn vormen verzuimd waarvan niet naleving nietigheid medebrengt.
In het bijzonder zijn met betrekking tot het sub 1 bewezenverklaarde feit de artt. 350, 359, 415 Sv geschonden doordien het bewezenverklaarde niet uit de gebezigde bewijsmiddelen kan worden afgeleid. Met name kan daaruit het medeplegen niet volgen. De bewezenverklaring is in zoverre niet naar de eis van de wet voldoende met redenen omkleed.
Toelichting
1.
Het hof heeft te dezer zake, zakelijk weergegeven, overwogen:
‘Ten aanzien van het medeplegen van het valselijk opmaken van de geschriften overweegt het hof nog het volgende. Uit de bewijsmiddelen volgt niet dat verdachte deze documenten zelf valselijk heeft opgemaakt, maar wel dat hij daar belang bij heeft gehad (de verkrijging van een hypothecaire lening) en dat hij, in geval van [B], op eigen initiatief om een loonstrook en een werkgeversverklaring heeft verzocht en in ieder geval de werkgeversverklaring heeft gekregen. Het hof acht het aannemelijk dat de gang van zaken rondom het gestelde dienstverband met [A] B.V. op eenzelfde wijze is tot stand is gekomen en wordt hierin gesterkt doordat bij de totstandkoming van beide werkgeversverklaringen dezelfde personen betrokken zijn geweest. Hiermee is verdachtes rol bij de totstandkoming van het valselijk opmaken van de documenten zo essentieel geweest dat er, ook zonder dat hij een feitelijke uitvoeringshandeling bij het fabriceren van de geschriften heeft verricht, sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de persoon die de documenten valselijk heeft opgemaakt.’
2.
De recente rechtspraak van de Hoge Raad sluit niet uit dat er zonder uitvoeringshandelingen toch sprake kan zijn van medeplegen (zie het overzichtsarrest HR. 16 december 2014, ECLI:NL:HR2014:3637, NJ 2015/391). Het gaat erom dat de verdachte een wezenlijke bijdrage moet hebben geleverd. Een belang hebben bij een gebeuren is niet gelijk te stellen aan een bijdrage. De boeren in Afrika hebben belang bij regen, maar als het gaat gieten wil dat niet zeggen dat ze daaraan een bijdrage hebben geleverd.
3.
Het louter instemmen met een delict is eveneens onvoldoende om medeplegen aan te nemen (vgl. HR 22 december 2009, ECLI:NL:HK:2009:BK3356, NJ 2010/193). Ook het van te voren maken van afspraken met mededaders om een vluchtmogelijkheid te faciliteren is onvoldoende voor de kwalificatie van medeplegen (zie HR 3 juni 2014, ECLI:NL:HR:2014:1307). Op grond hiervan moet gelden dat het enkele verzoek om een loonstrook en een werkgeversverklaring te krijgen onvoldoende is voor het aannemen van medeplegen.
Deze schriftuur wordt ondertekend en ingediend door mr G. Spong, advocaat, kantoorhoudende te Amsterdam, aan de Keizersgracht 278, die bij dezen verklaart tot ondertekening en indiening bepaaldelijk te zijn gevolmachtigd door verzoeker in cassatie.
Amsterdam, 14 april 2017
mr G. Spong