HR, 26-01-2010, nr. 08/02172
ECLI:NL:HR:2010:BK4798
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
26-01-2010
- Zaaknummer
08/02172
- Conclusie
Mr. Jörg
- LJN
BK4798
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2010:BK4798, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 26‑01‑2010; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2010:BK4798
ECLI:NL:PHR:2010:BK4798, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 24‑11‑2009
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2010:BK4798
- Vindplaatsen
Uitspraak 26‑01‑2010
Inhoudsindicatie
Conclusie AG over geldigheid van intrekking van een dagvaarding. HR: 81 RO.
26 januari 2010
Strafkamer
nr. 08/02172
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een bij verstek gewezen arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 18 december 2007, nummer 22/000805-07, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1976, wonende te [woonplaats].
1. Geding in cassatie
1.1. Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. K.B. Larooij, advocaat te 's-Gravenhage, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Jörg heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
1.2. De raadsman heeft schriftelijk op de conclusie gereageerd.
2. Beoordeling van het middel
Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
3. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren W.M.E. Thomassen en M.A. Loth, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.J. Verhoeven, en uitgesproken op 26 januari 2010.
Conclusie 24‑11‑2009
Mr. Jörg
Partij(en)
Conclusie inzake:
[Verdachte = verzoeker]
1.
Het gerechtshof te 's‑Gravenhage heeft verzoeker bij arrest van 18 december 2007 wegens onverzekerd rijden bij verstek veroordeeld tot twee weken hechtenis en vier maanden rijontzegging.
2.
Namens verzoeker heeft mr K.B. Larooij, advocaat te 's‑Gravenhage, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld.
3.
Het middel betoogt dat het Openbaar Ministerie bij verzoeker het vertrouwen heeft gewekt dat de dagvaarding in hoger beroep was ingetrokken; dat hij er zodoende gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat de zaak was geëindigd; en dat het hof daarom ten onrechte de advocaat-generaal ontvankelijk heeft verklaard in zijn vordering.
4.
De gang van zaken is blijkens het dossier als volgt geweest.
- (i)
Op 11 december 2006 is aan verzoeker de dagvaarding met parketnummer 09/404009-6 voor de zitting van de rechtbank te 's‑Gravenhage, sector kanton Delft, van 7 februari 2007 uitgereikt.
- (ii)
Op deze datum is verzoeker bij verstek veroordeeld.
- (iii)
Op 12 februari 2007 heeft verzoeker hoger beroep ingesteld te Delft.
- (iv)
Op 21 maart 2007 is de dagvaarding met parketnummer 09/404009-6 voor de zitting van de rechtbank te 's‑Gravenhage, sector kanton Delft, van 2 mei 2007 aan de griffier uitgereikt en is op dezelfde dag een afschrift van de dagvaarding naar verzoekers geldige GBA-adres in [plaats A] gezonden. (Aan de akte van uitreiking is onder andere ook een dagvaarding met een recenter GBA-adres gehecht, maar niet blijkt dat met die dagvaarding iets is gebeurd. Blijkens het GBA-overzicht van 13 augustus 2007 was verzoeker op 21 maart 2007 nog niet ingeschreven op het adres [a-straat 1] te [plaats B]; dit was pas vanaf 25 april 2007. Van wanneer de dagvaarding dateert die naar de [a-straat] is gezonden blijkt overigens niet.)
- (v)
Het dossier bevat geen rechterlijke beslissing op de dagvaarding voor de zitting van 2 mei 2007.
- (vi)
Het dossier bevat geen stuk van de officier van Justitie, waarin wordt aangegeven dat de dagvaarding voor deze zitting is ingetrokken.
- (vii)
Op 21 september 2007 is tevergeefs geprobeerd de dagvaarding van verzoeker voor de zitting van het gerechtshof te 's‑Gravenhage van 18 december 2007 op het adres [a-straat 1] te [plaats B] te betekenen. Blijkens een GBA-overzicht van 4 september 2007 is verzoeker vanaf 10 juli 2007 zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande; de dagvaarding is op 9 oktober 2007 aan de griffier betekend.
- (viii)
Op 18 december 2007 is tegen verzoeker, zoals reeds in de aanhef vermeld, verstek verleend en is hij veroordeeld.
- (ix)
Op 4 maart 2008 heeft verzoeker beroep in cassatie ingesteld.
5.
Volgens de steller van het middel is verzoeker op 2 mei 2007 in het kantongerechtsgebouw te Delft aanwezig geweest; daar is toen door de bode de dagvaarding tijdelijk ingenomen; waarna de bode heeft gemeld dat de dagvaarding was ingetrokken; dat verzoeker naar huis kon gaan en ‘dat er niets meer zou gebeuren.’
6.
Uit de omstandigheid dat het OM geen schriftelijk bericht van intrekking van de tweede dagvaarding heeft gezonden en evenmin heeft aangegeven dat deze tweede dagvaarding op een vergissing berustte en dat het hoger beroep gewoon doorgang zou vinden is verzoeker op het verkeerde been gezet en heeft hij geen maatregelen getroffen om op de hoogte te komen van de datum van de behandeling van zijn appèl, aldus de toelichting.
7.
De geldigheid van de intrekking van een dagvaarding is niet afhankelijk van de schriftelijke mededeling daarvan aan de verdachte (HR 17 juni 1986, LJN AC9417, NJ 1987, 234). Verzoeker kan gelet op de gang van zaken — aangenomen dat die juist is weergegeven — niet betogen dat hij niet op de hoogte was van de intrekking.
8.
Het middel gaat er in essentie van uit dat wie bij verstek door een rechter veroordeeld is en daarna enige dagvaarding ontvangt in die zaak, welke dagvaarding zonder behandeling van de zaak waarbij de verdachte aanwezig is wordt ingetrokken, hetgeen hem op informele wijze wordt meegedeeld, het gerechtvaardigde vertrouwen mag koesteren dat daarmee die veroordeling van de baan is en hem geen berichten vanwege Justitie meer zullen bereiken, zodat hij ook geen maatregelen behoeft te treffen teneinde zeker te stellen dat berichten hem nog zullen bereiken.
9.
Een dergelijke stelling vindt geen steun in het recht. Hier is sprake van wishful thinking, niet van gerechtvaardigd vertrouwen.
10.
Het middel faalt.
11.
Ambtshalve gronden waarop Uw Raad de aangevallen beslissing zou moeten vernietigen heb ik niet aangetroffen.
12.
Deze conclusie strekt tot verwerping van het beroep.
De Procureur-Generaal bij de Hoge Raad der Nederlanden
A-G