Hof Amsterdam, 10-04-2018, nr. 23-002588-15
ECLI:NL:GHAMS:2018:1241
- Instantie
Hof Amsterdam
- Datum
10-04-2018
- Zaaknummer
23-002588-15
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Politierecht (V)
Materieel strafrecht (V)
Verbintenissenrecht (V)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHAMS:2018:1241, Uitspraak, Hof Amsterdam, 10‑04‑2018; (Hoger beroep)
Cassatie: ECLI:NL:HR:2020:868
- Vindplaatsen
PS-Updates.nl 2018-0351
Uitspraak 10‑04‑2018
Inhoudsindicatie
Pogingen tot zware mishandeling, door met een personenauto te trachten de dienstauto van verbalisanten aan te rijden en door met aanmerkelijke snelheid tegen de dienstauto van verbalisanten te rijden of te botsen.
afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002588-15
datum uitspraak: 10 april 2018
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 17 juni 2015 in de strafzaak onder parketnummer 13-450512-08 tegen
[naam] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1963,
adres: [adres 1] .
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 27 maart 2018 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1. primair:hij op of omstreeks 03 december 2007 te Amsterdam en/of Zaandam, gemeente Zaanstad, en/of Krommenie en/of Assendelft en/of elders in Nederland, in elk geval in Nederland (telkens) ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [verbalisant 1] (brigadier van de regiopolitie Amsterdam-Amstelland) en/of [verbalisant 2] (hoofdagent van de regiopolitie Amsterdam-Amstelland) van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet naar die [verbalisant 1] en/of [verbalisant 2] is toegegaan waarna hij, verdachte - met een (personen)auto over een of meer weg(en) heeft gereden en/of daarbij achtervolgd door voornoemde [verbalisant 1] en/of [verbalisant 2] en/of (vervolgens) (onverhoeds en/of onverwachts) tijdens voornoemde achtervolging (vol) op de rem heeft getrapt, althans heeft geremd (waardoor bijna een botsing ontstond met de onopvallende dienstauto waarin voornoemde [verbalisant 1] en/of [verbalisant 2] zat(en)) en/of - (vervolgens) met een (personen)auto in de richting van de (onopvallende) dienstauto waarin voornoemde [verbalisant 1] en/of [verbalisant 2] zat(en) is gereden en/of heeft getracht voornoemde (onopvallende) dienstauto waarin voornoemde [verbalisant 1] en/of [verbalisant 2] zat(en) aan te rijden;
1. subsidiair:hij op of omstreeks 03 december 2007 te Amsterdam en/of Zaandam, gemeente Zaanstad, en/of Krommenie en/of Assendelft en/of elders in Nederland, in elk geval in Nederland, [verbalisant 1] (brigadier van de regiopolitie Amsterdam-Amstelland) en/of [verbalisant 2] (hoofdagent van de regiopolitie Amsterdam-Amstelland) (telkens) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft/is verdachte opzettelijk dreigend met dat opzet - met een (personen)auto over een of meer weg(en) gereden, daarbij achtervolgd door voornoemde [verbalisant 1] en/of [verbalisant 2] , en/of (vervolgens) (onverhoeds en/of onverwachts) tijdens voornoemde achtervolging (vol) op de rem getrapt, althans is gaan remmen (waardoor bijna een botsing ontstond met de onopvallende dienstauto) waarin voornoemde [verbalisant 1] en/of [verbalisant 2] zat(en) en/of - (vervolgens) met een (personen)auto in de richting van de (onopvallende) dienstauto waarin voornoemde [verbalisant 1] en/of [verbalisant 2] zat(en) gereden en/of getracht voornoemde (onopvallende) dienstauto waarin voornoemde [verbalisant 1] en/of [verbalisant 2] zat(en) aan te rijden;
2 primair:hij op of omstreeks 03 december 2007 te Zaandam, gemeente Zaanstad, in elk geval in Nederland, (telkens) ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [verbalisant 3] (hoofdagent van de regiopolitie Amsterdam-Amstelland) en/of [verbalisant 4] (hoofdagent van de regiopolitie Amsterdam-Amstelland), van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet naar die [verbalisant 3] en/of [verbalisant 4] is toegegaan waarna hij, verdachte - met een personenauto met zeer hoge, althans aanmerkelijke snelheid tegen de (achterzijde van een onopvallende) dienstauto, waarin voornoemde [verbalisant 3] en/of [verbalisant 4] zat(en), is gereden en/of gebotst en/of de (achterzijde van voornoemde dienstauto heeft geramd en/of heeft geraakt en/of - (vervolgens) met een door hem, verdachte, bestuurde personenauto voornoemde (onopvallende) dienstauto, waarin voornoemde [verbalisant 3] en/of [verbalisant 4] zat(en), (terwijl deze auto's naast elkaar reden) heeft geraakt en/of heeft geramd en/of heeft weggeduwd;
2 subsidiair:hij op een of meer tijdstip(pen) op of omstreeks 03 december 2007 te Zaandam, gemeente Zaanstad, in elk geval in Nederland, [verbalisant 3] (hoofdagent van de regiopolitie Amsterdam-Amstelland) en/of [verbalisant 4] (hoofdagent van de regiopolitie Amsterdam-Amstelland), (telkens) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend - met een (personenauto) met (zeer hoge) snelheid en/of verhoogd toerental tegen de (onopvallende) dienstauto, waarin voornoemde [verbalisant 3] en/of [verbalisant 4] zat(en), aangereden en/of aangebotst en/of geramd en/of geraakt en/of - (vervolgens) met een door hem, verdachte, bestuurde personenauto voornoemde (onopvallende) diensauto, waarin voornoemde [verbalisant 3] en/of [verbalisant 4] (zat)en, (terwijl deze auto's naast elkaar reden) geraakt en/of geramd en/of weggeduwd;
3 primair:hij op of omstreeks 1 december 2007 te Beverwijk, in elk geval in Nederland tezamen en in in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit/vanaf (een binnenterrein van) een bedrijfspand (perceel [adres 2] ) heeft weggenomen een (bedrijfs)auto (merk: Opel; kenteken: [kenteken] ) en/of een of meer sleutel(s) van voornoemde (bedrijfs)auto en/of een of meer personal computer(s) en/of een of meer beeldscherm(en) en/of een fax en/of een kluis en/of een hoeveelheid geld en/of een kentekenbewijs, in elk geval enig(e) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde] van [bedrijf] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door een hek naar voornoemd binnenterrein te forceren en/of (vervolgens) een raam van voornoemd bedrijfspand te forceren en/of (vervolgens) een deur (naar het binnenterrein) te forceren en/of (vervolgens) in voornoemd bedrijfspand een schuifdeur (naar het kantoorgedeelte) te forceren en/of (vervolgens) in voornoemd bedrijfspand (uit de garage) een kluis te forceren;
3 subsidiair:hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 december 2007 tot en met 14 december 2007 te Beverwijk, in elk geval in Nederland, een of meermalen een (bedrijfs)auto (merk: Opel; kenteken: [kenteken] ) en/of een of meer sleutel(s) van voornoemde (bedrijfs)auto heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen (telkens) wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het (een) door misdrijf, in elk geval (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
3 meer subsidiair:hij op een of meer tijdstip(pen) in op of omstreeks de periode van 01 december 2007 tot en met 14 december 2007 te Beverwijk (telkens) opzettelijk een (bedrijfs)auto (merk: Opel; kenteken: [kenteken] ) en/of een of meer sleutel(s) van voornoemde (bedrijfs)auto, in elk geval enig(e) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde] van [bedrijf] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welk(e) goed(eren) verdachte anders dan door misdrijf, te weten als houder, onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de politierechter.
Bewijsoverweging ten aanzien van het onder 1 en 2 ten laste gelegde
De raadsvrouw van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep vrijspraak bepleit voor de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten. Daartoe heeft de raadsvrouw primair – kort weergegeven – aangevoerd dat niet kan worden vastgesteld dat de verdachte de bestuurder is geweest van de Opel Combo met het kenteken [kenteken] op 3 december 2007, aangezien de herkenning van de verdachte door verbalisant [verbalisant 5] slechts een opsporingsindicatie kan opleveren en niet kan bijdragen aan het bewijs. Subsidiair, indien de verdachte als bestuurder wordt aangemerkt, heeft de raadsvrouw vrijspraak voor voormelde feiten bepleit, omdat niet vaststaat dat de verdachte opzet heeft gehad op de dood of zwaar lichamelijk letsel van de in de tenlastelegging genoemde personen.
Het hof verwerpt de verweren en overweegt hieromtrent als volgt.
Op 3 december 2007 werd door een aantal politieambtenaren het pand [adres 3] te Amsterdam geobserveerd in verband met de in- en verkoop van verdovende middelen. Aldaar werd waargenomen dat een Opel Combo met het kenteken [kenteken] , die gesignaleerd stond als gestolen, het parkeerdek van de flat Echtenstein op kwam rijden. De bestuurder van deze auto ging [adres 3] in en verliet dit pand na enige tijd, waarna hij weer achter het stuur van die Opel Combo plaatsnam en het parkeerdek afreed. De politieambtenaren [verbalisant 4] en [verbalisant 3] kregen van collega’s de melding dat de Opel Combo wegreed bij Echtenstein en zijn meteen het genoemde voertuig met hun onopvallende politievoertuig gevolgd. Zij hebben het voertuig hierna niet meer uit het oog verloren. Ook de politieambtenaren [verbalisant 1] en [verbalisant 2] kregen de melding van de gestolen Opel Combo door, waarop ook zij, eveneens in een onopvallend politievoertuig achter de Opel Combo aangingen. [verbalisant 1] en [verbalisant 2] haalden de auto in en gaven de bestuurder een stopteken, waar geen gehoor aan werd gegeven. Hierop hebben zij het zwaailicht en de geluidssignalen van hun politievoertuig in werking gesteld. Vervolgens trachtten [verbalisant 4] en [verbalisant 3] de Opel Combo tot stilstand te brengen, waarop hun politievoertuig aan de linker achterzijde met een harde klap door de Opel Combo werd aangereden. Na een achtervolging op landwegen in de omgeving van Krommenie en Assendelft hadden [verbalisant 1] en [verbalisant 2] de Opel Combo door een lange bocht niet in zicht. Toen zij hem weer in zicht kregen zagen zij dat hij recht op hun dienstvoertuig afreed, waarbij [verbalisant 1] en [verbalisant 2] noodgedwongen moesten uitwijken om een aanrijding te voorkomen. De Opel Combo is daarna uit het oog verloren.
In verband met deze incidenten is politieambtenaar [verbalisant 6] naar het politiebureau in Beverwijk gegaan waarnaar de betrokken collega’s waren overgebracht. Op dit politiebureau hoorde [verbalisant 6] van collega’s uit Beverwijk dat de hen bekende veelpleger [naam] mogelijk de bestuurder van de Opel Combo zou kunnen zijn geweest. Hierop werd een politiefoto van [naam] (PL12HL:07:351) aan [verbalisant 2] en [verbalisant 1] getoond. Zij verklaarden dat het signalement van de bestuurder van de Opel Combo voldeed aan het signalement van [naam], maar dat zij hem niet met honderd procent zekerheid konden herkennen.
Ook aan politieambtenaar [verbalisant 5] , die tijdens de observatie van de flat Echtenstein op 3 december 2007 goed zicht had op de bestuurder van de Opel Combo, is dezelfde dag voormelde politiefoto van de verdachte getoond. Hij herkende [naam] als de bestuurder van de Opel Combo aan zijn zeer herkenbare gezichtsstructuur en aan zijn ogen. Het hof heeft geen reden te twijfelen aan de betrouwbaarheid en juistheid van de herkenning van de verdachte door [verbalisant 5] .
Uit het voorgaande leidt het hof af dat de verdachte de bestuurder is geweest van de Opel Combo die met deze auto de dienstauto van de verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] heeft aangereden en op de dienstauto van [verbalisant 1] en [verbalisant 2] is afgereden.
Uit het samenstel van de gedragingen van de verdachte en de omstandigheden waaronder hij deze heeft begaan, zoals één en ander blijkt uit het voorgaande en de te bezigen bewijsmiddelen, die bij een eventueel ingestelde cassatieberoep nog opgenomen zullen worden, leidt het hof af dat de verdachte minstgenomen bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat hij de betrokken politieambtenaren zwaar lichamelijk letsel zou toebrengen.
Vrijspraak van het onder 3 primair, subsidiair en meer subsidiair ten laste gelegde
Hoewel de verdachte in een gestolen auto reed bieden de stukken van het dossier onvoldoende aanknopingspunten voor het bewijs dat het de verdachte is geweest die deze auto heeft gestolen. Het hof merkt in dit verband op dat de verdachte over deze beschuldiging niet is gehoord. Evenmin kan worden vastgesteld dat de verdachte deze auto heeft geheeld of verduisterd nu hiervoor concrete aanknopingspunten in het dossier ontbreken zodat niet wettig en overtuigend is bewezen hetgeen de verdachte onder 3 primair, 3 subsidiair en 3 meer subsidiair is ten laste gelegd. De verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1. primair:hij op 03 december 2007 in Nederland ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [verbalisant 1] (brigadier van de regiopolitie Amsterdam-Amstelland) en [verbalisant 2] (hoofdagent van de regiopolitie Amsterdam-Amstelland) zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet
- met een (personen)auto in de richting van de dienstauto waarin voornoemde [verbalisant 1] en [verbalisant 2] zaten is gereden en heeft getracht voornoemde dienstauto waarin voornoemde [verbalisant 1] en [verbalisant 2] zaten aan te rijden;
2 primair:hij op 03 december 2007 in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [verbalisant 3] (hoofdagent van de regiopolitie Amsterdam-Amstelland) en [verbalisant 1] (hoofdagent van de regiopolitie Amsterdam-Amstelland), zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet met een personenauto met aanmerkelijke snelheid tegen de dienstauto, waarin voornoemde [verbalisant 3] en [verbalisant 4] zaten, is gereden of gebotst en voornoemde dienstauto heeft geraakt.
Hetgeen onder 1 primair en 2 primair meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 primair en 2 primair bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 primair en 2 primair bewezen verklaarde levert telkens op:
poging tot zware mishandeling, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 1 primair en 2 primair bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.
Oplegging van straf en maatregelen
De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden, met aftrek van voorarrest.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
De raadsvrouw heeft betoogd dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 EVRM is overschreden en heeft naar voren gebracht dat de verdachte een nieuw leven in het buitenland wil opbouwen.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich meermalen schuldig gemaakt aan poging tot zware mishandeling. De verdachte is enige tijd achtervolgd door verschillende politievoertuigen, heeft daarbij één van de voertuigen aangereden en is met aanzienlijke snelheid op een ander politievoertuig afgereden. De verdachte heeft op deze wijze zijn auto jegens de betreffende politieambtenaren, die hun werk deden, gebruikt als ware het een wapen. Het rijgedrag van de verdachte is niet anders dan als doelbewust uiterst agressief en gevaarlijk te kwalificeren. Het hof rekent het de verdachte zwaar aan dat hij koste wat het kost wilde ontkomen aan de politie en daarbij slechts zijn eigen vlucht en belangen voor ogen heeft gehad, zonder zich daarbij te bekommeren om de gezondheid van de politieambtenaren. Dat de politieambtenaren lichamelijk ongedeerd zijn gebleven is geenszins te danken aan de verdachte.
Daarnaast blijkt uit een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 15 maart 2018 dat hij eerder onherroepelijk is veroordeeld tot forse gevangenisstraffen.
Gelet op het intimiderende en gevaarlijke karakter van het handelen van de verdachte en de ernst van de bewezen verklaarde feiten kan niet worden volstaan met een andere straf dan een langdurige gevangenisstraf. Hetgeen de raadsvrouw heeft aangevoerd over de persoonlijke omstandigheden van de verdachte leidt niet tot een ander oordeel.
Het hof acht, alles afwegende, in beginsel een gevangenisstraf voor de duur van tien (10) maanden passend en geboden.
Overschrijding redelijke termijn
Het hof dient bij de bepaling van de duur van de op te leggen straf rekening te houden met het recht op berechting binnen een redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden. Daarbij heeft het hof geconstateerd dat de totale duur van het strafproces in eerste aanleg en hoger beroep zodanig lang is dat de redelijke termijn aanzienlijk is overschreden, welke overschrijding niet (geheel) aan de verdachte kan worden toegerekend.
Het hof zal de duur van de op te leggen gevangenisstraf daarom matigen en in plaats van een gevangenisstraf voor de duur van tien (10) maanden, een gevangenisstraf voor de duur van acht (8) maanden, met aftrek van voorarrest, opleggen.
Vordering van de benadeelde partijen [verbalisant 2] , [verbalisant 1] , [verbalisant 3] en [verbalisant 4]
De politieambtenaren [verbalisant 2] , [verbalisant 1] , [verbalisant 3] en [verbalisant 4] hebben zich als benadeelde partijen in onderhavig strafproces gevoegd en daarbij een vordering ingediend tot vergoeding van geleden immateriële schade als gevolg van de aan de verdachte ten laste gelegde feiten. De vorderingen tot vergoeding van immateriële schade van de verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 1] bedragen elk € 300, terwijl de vorderingen voor deze kosten van [verbalisant 3] en [verbalisant 4] € 1.700 respectievelijk € 500 bedragen. In hoger beroep zijn deze vorderingen opnieuw aan de orde.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vorderingen van de benadeelde partijen.
De vorderingen van de benadeelde partijen zijn door de raadsvrouw van de verdachte betwist. Daartoe is in de kern aangevoerd dat voor toewijzing is vereist dat sprake is van geestelijk letsel, hetgeen niet uit de onderbouwing van de vorderingen van de benadeelde partijen is gebleken.
Het hof oordeelt hieromtrent als volgt.
Vast staat dat de verdachte onrechtmatig heeft gehandeld jegens de benadeelde partijen, welk onrechtmatig handelen hem kan worden toegerekend. Immers, bewezen is verklaard dat de verdachte zich strafbaar heeft gemaakt aan telkens een poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. De verdachte is derhalve verplicht de door de benadeelde partijen geleden schade die zij dientengevolge hebben geleden, te vergoeden. De door de benadeelde partijen geleden schade is naar het oordeel van het hof ter hoogte van de hieronder vermelde bedragen het rechtstreeks gevolg van de bewezenverklaarde feiten, als bedoeld in art. 361 lid 2 aanhef en sub b Sv. Artikel 6:95 BW bepaalt dat de schade die op grond van een wettelijke verplichting tot schadevergoeding moet worden vergoed, bestaat in vermogensschade en ander nadeel, dit laatste voor zover de wet op vergoeding hiervan recht geeft. Artikel 6:106 BW geeft hiervoor een nadere regeling. Het eerste lid luidt, voor zover hier relevant:
‘1. Voor nadeel dat niet in vermogensschade bestaat, heeft de benadeelde recht op een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding:
a. indien de aansprakelijke persoon het oogmerk had zodanig nadeel toe te brengen;
b. indien de benadeelde lichamelijk letsel heeft opgelopen, in zijn eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in zijn persoon is aangetast.’
Het hof is van oordeel dat de benadeelde partijen voldoende concrete feiten en omstandigheden hebben aangevoerd die maken dat de verdachte het oogmerk heeft gehad om jegens de benadeelde partijen ander nadeel dan vermogensschade toe te brengen, wat er ook zij van het betoog van de raadsvrouw waarin de vraag is voorgelegd -naar het hof begrijpt- of sprake is van geestelijk letsel en in hun persoon zijn aangetast in de zin van artikel 6:106, eerste lid, aanhef en sub b BW.
Immers, bewezen is verklaard, kort gezegd, dat de verdachte op de benadeelde partijen, die zich in hun dienstvoertuigen bevonden, is aangereden en/of ingereden, waarbij de benadeelde partijen ternauwernood zijn ontkomen aan het oplopen van zwaar lichamelijk letsel. Door aldus te handelen, namelijk opzettelijk een situatie te scheppen waarin de benadeelde partijen ernstig dienden te vrezen voor hun gezondheid heeft de verdachte met het vereiste oogmerk, als bedoeld in art. 6:106 lid 1 aanhef en sub a BW, gehandeld. De door de slachtoffers ondervonden schrik en angst betreft nadeel dat niet in vermogensschade bestaat, als bedoeld in dat artikel. Het hof leidt uit het voorgaande dan ook af dat de benadeelde partijen in aanmerking komen voor een schadevergoeding.
Voor toewijzing van de vorderingen tot schadevergoeding is voldoende dat feiten worden gesteld en komt vast te staan waaruit in het algemeen het geleden zijn van de schade kan worden afgeleid (vgl. HR 9 december 2011, ECLI:HR:2011:BR5211). Bij de begroting van de naar billijkheid vast te stellen vergoeding voor immateriële schade dient de rechter rekening te houden met alle omstandigheden. De begroting is voorts voorbehouden aan de feitenrechter die niet is gebonden aan de gewone regels omtrent stelplicht en bewijslast (vgl. HR 17 november 2000, ECLI:NL:HR:2000:AA8358). De benadeelde partijen hebben concreet onderbouwd en aangevoerd dat de gebeurtenissen een grote impact hebben gehad op hun persoonlijk leven.
Gelet op het vorenoverwogene lenen de vorderingen van de benadeelde partijen [verbalisant 3] en [verbalisant 4] zich elk - naar maatstaven van billijkheid - voor toewijzing tot een bedrag van € 500. De vordering van de benadeelde partijen [verbalisant 2] en [verbalisant 1] lenen zich elk voor toewijzing van een bedrag ter hoogte van € 300.
Voor het overige is het hof van oordeel dat behandeling van de vordering van de benadeelde partij [verbalisant 3] een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. In zoverre kan zij daarom thans in de vordering niet worden ontvangen en kan de vordering slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Om te bevorderen dat de geleden immateriële schade door de verdachte worden vergoed, zal het hof ten aanzien van elk van de toegewezen vorderingen tot schadevergoeding de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf en maatregelen zijn gegrond op de artikelen 36f, 45, 57, 63 en 302 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 3 primair, 3 subsidiair en 3 meer subsidiair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 primair en 2 primair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 (acht) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Vordering van de benadeelde partij [verbalisant 2]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [verbalisant 2] ter zake van het onder 1 primair bewezen verklaarde tot het bedrag van € 300,00 (driehonderd euro) ter zake van immateriële schade.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [verbalisant 2] , ter zake van het onder 1 primair bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 300,00 (driehonderd euro) als vergoeding voor immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 6 (zes) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan één van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Vordering van de benadeelde partij [verbalisant 1]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [verbalisant 1] ter zake van het onder 1 primair bewezen verklaarde tot het bedrag van € 300,00 (driehonderd euro) ter zake van immateriële schade.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [verbalisant 1] , ter zake van het onder 1 primair bewezen verklaarde een bedrag te betalen van € 300,00 (driehonderd euro) als vergoeding voor immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 6 (zes) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan één van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Vordering van de benadeelde partij [verbalisant 3]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [verbalisant 3] ter zake van het onder 2 primair bewezen verklaarde tot het bedrag van € 500,00 (vijfhonderd euro) ter zake van immateriële schade.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [verbalisant 3] , ter zake van het onder 2 primair bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 500,00 (vijfhonderd euro) als vergoeding voor immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 10 (tien) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan één van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Vordering van de benadeelde partij [verbalisant 4]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [verbalisant 4] ter zake van het onder 2 primair bewezen verklaarde tot het bedrag van € 500,00 (vijfhonderd euro) ter zake van immateriële schade.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [verbalisant 4] , ter zake van het onder 2 primair bewezen verklaarde een bedrag te betalen van € 500,00 (vijfhonderd euro) als vergoeding voor immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 10 (tien) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan één van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Verwijst de verdachte in de door alle benadeelde partijen gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. G. Oldekamp, mr. F.M.D. Aardema en mr. M.L.M. van der Voet, in tegenwoordigheid van mr. O.F. Qane, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 10 april 2018.
=========================================================================
[…]