Einde inhoudsopgave
Verdrag van de Raad van Europa inzake het witwassen, de opsporing, de inbeslagneming en de confiscatie van opbrengsten van misdrijven en de financiering van terrorisme
Artikel 7 Onderzoeksbevoegdheden en -technieken
Geldend
Geldend vanaf 01-05-2008
- Bronpublicatie:
16-05-2005, Trb. 2006, 104 (uitgifte: 12-05-2006, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-05-2008
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
22-09-2008, Trb. 2008, 182 (uitgifte: 01-01-2008, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Bijzondere onderwerpen
Internationaal strafrecht / Bijzondere onderwerpen
Internationaal strafrecht / Europees strafrecht en strafprocesrecht
1.
Elke Partij neemt de wetgevende en andere maatregelen die nodig kunnen zijn om haar rechters of andere bevoegde autoriteiten de bevoegdheid te geven te bevelen dat bancaire, financiële of zakelijke gegevens worden overgelegd of in beslag genomen teneinde de in de artikelen 3, 4 en 5 bedoelde maatregelen uit te voeren. Partijen kunnen zich niet beroepen op het bankgeheim als reden om te weigeren overeenkomstig de bepalingen van dit artikel op te treden.
2.
Onverminderd het eerste lid, neemt elke Partij de maatregelen van wetgevende aard en andere maatregelen die noodzakelijk zijn om haar in staat te stellen:
- a.
vast te stellen of een natuurlijke persoon of een rechtspersoon houder is van of uiteindelijk gerechtigde tot een of meer rekeningen, ongeacht de aard van die rekeningen, bij een bank gevestigd op haar grondgebied en indien zulks het geval is, alle gegevens van de geïdentificeerde rekeningen te verkrijgen;
- b.
de gegevens van aangeduide bankrekeningen en van bancaire handelingen te verkrijgen die in een bepaald tijdvak zijn uitgevoerd via een of meer aangeduide rekeningen, met inbegrip van de gegevens van rekeningen van waar de overboeking heeft plaatsgevonden of ontvangende rekeningen;
- c.
gedurende een omschreven tijdvak de banktransacties die via een of meer gespecificeerde rekeningen worden verricht te volgen; en
- d.
te waarborgen dat de banken niet aan de betreffende cliënt of andere derden bekend maken dat er informatie wordt gezocht of is verkregen ingevolge de onderdelen a, b of c, of dat er een onderzoek plaatsvindt.
De Partijen dienen te overwegen deze bepaling uit te breiden tot rekeningen die bij niet-bancaire financiële instellingen worden gehouden.
3.
Elke Partij overweegt de maatregelen van wetgevende aard en andere maatregelen te nemen die noodzakelijk zijn om haar in staat te stellen speciale onderzoekstechnieken te gebruiken die het identificeren en opsporen van opbrengsten, en het vergaren van daarmee verbandhoudend bewijsmateriaal vergemakkelijken, zoals observatie, aftappen van telecommunicatiemiddelen, toegang tot computersystemen en bevelen tot het overleggen van bepaalde bescheiden.