Einde inhoudsopgave
Wet volkshuisvesting, ruimtelijke ordening en milieubeheer BES
Artikel 1.4
Geldend
Geldend vanaf 01-07-2012
- Bronpublicatie:
22-12-2011, Stb. 2012, 27 (uitgifte: 03-02-2012, kamerstukken: 32473)
- Inwerkingtreding
01-07-2012
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
22-05-2012, Stb. 2012, 232 (uitgifte: 05-06-2012, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
- Vakgebied(en)
Milieurecht / Algemeen
Volkshuisvesting en wonen / Algemeen
Ruimtelijk bestuursrecht / Ruimtelijke ordening
1.
Onze Minister stelt in overeenstemming met Onze Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie en Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap eenmaal in de vijf jaar een milieubeleidsplan voor de openbare lichamen vast dat de hoofdlijnen bevat van het gedurende de planperiode in de openbare lichamen te voeren milieubeleid.
2.
Tot de hoofdlijnen van het beleid behoren in ieder geval:
- a.
de uitgangspunten;
- b.
de doelen en de beoogde resultaten, en
- c.
de prioriteiten van het te voeren milieubeleid.
3.
Het milieubeleidsplan omvat in ieder geval de hoofdlijnen van het beleid ter uitvoering van deze wet met betrekking tot:
- a.
het voorkomen of beperken van het ontstaan van afvalstoffen en het beheer van afvalstoffen;
- b.
afvalwater;
4.
Bij de vaststelling van het beleid met betrekking tot afvalstoffen als bedoeld in het derde lid, onderdeel a, houdt Onze Minister:
- a.
er rekening mee dat het belang van de bescherming van het milieu vereist dat in de navolgende voorkeursvolgorde:
- 1°
het ontstaan van afvalstoffen wordt voorkomen of beperkt;
- 2°
bij het vervaardigen van stoffen, preparaten of producten gebruik wordt gemaakt van stoffen en materialen die na gebruik van het product geen of zo min mogelijk nadelige gevolgen voor het milieu veroorzaken;
- 3°
stoffen, preparaten of producten na gebruik als zodanig opnieuw worden gebruikt;
- 4°
stoffen en materialen waaruit een product bestaat, na gebruik van het product opnieuw worden gebruikt;
- 5°
afvalstoffen worden toegepast met een hoofdgebruik als brandstof of voor een andere wijze van energieopwekking;
- 6°
afvalstoffen worden verwijderd door deze te verbranden op land;
- 7°
afvalstoffen worden gestort.
- b.
er rekening mee dat het belang van een doelmatig beheer van afvalstoffen vereist dat het beheer van afvalstoffen op effectieve en efficiënte wijze geschiedt en effectief toezicht dan wel douanecontrole op het beheer van afvalstoffen mogelijk is.
5.
Onze Minister betrekt bij de voorbereiding van het milieubeleidsplan in ieder geval de bestuurscolleges van de openbare lichamen en de naar zijn oordeel bij de te behandelen onderwerpen meest belanghebbende instellingen en organisaties.
6.
In het milieubeleidsplan wordt rekening gehouden met het natuurbeleidsplan en de natuurplannen, bedoeld in onderscheidenlijk artikel 2, eerste lid, en 9, eerste lid, van de Wet grondslagen natuurbeheer en –bescherming BES alsmede met de ontwikkelingsplannen, bedoeld in artikel 7 van de Wet grondslagen ruimtelijke ontwikkelingsplanning BES.
7.
Zodra het milieubeleidsplan is vastgesteld, doet Onze Minister hiervan mededeling door overlegging van het plan aan de beide kamers der Staten-Generaal en door toezending ervan aan de bestuurscolleges.
8.
Onze Minister maakt de vaststelling bekend in de Staatscourant. Hij geeft hierbij aan op welke wijze kennis kan worden verkregen van de inhoud van het plan.
9.
Het milieubeleidsplan geldt met ingang van een bij besluit van Onze Minister vast te stellen tijdstip.
10.
Het milieubeleidsplan kan worden gewijzigd.
11.
Ieder bestuursorgaan houdt rekening met het geldende milieubeleidsplan bij het uitoefenen van een bevoegdheid krachtens deze wet.