RvdW 2021/797:Medeplegen belaging (meermalen gepleegd), art. 285b lid 1 Sr. Vordering b.p. tot vergoeding van immateriële schade. HR herhaalt relevante overwegingen uit NJ 2019/379, m.nt. Vellinga en NJ 2019/162, m.nt. Lindenbergh m.b.t. gevallen waarin sprake kan zijn van aantasting in persoon ‘op andere wijze’ a.b.i. art. 6:106 sub b BW. Hof heeft bewezenverklaard dat b.p. gedurende een periode van drie maanden is belaagd, waarbij b.p. herhaaldelijk telefoontjes heeft gekregen waarin hij werd uitgescholden en bedreigd, diverse bezorgdiensten langskwamen met niet-geplaatste bestellingen en niet-bestelde rouwauto bij woning van b.p. voor de deur stond. Oordeel dat sprake is van een aantasting in de persoon op andere wijze a.b.i. art. 6:106 sub b BW is niet onbegrijpelijk, mede in aanmerking genomen de aard en ernst van normschending en nadelige gevolgen daarvan voor b.p., alsmede onderbouwing van die vordering en wat daartegen namens verdachte is aangevoerd. Vervolg op RvdW 2021/394 waarin HR oordeelde dat ander middel slaagt, zodat (partiële) vernietiging en terugwijzing volgt.