Procestaal: Portugees.
HvJ EU, 19-10-2017, nr. C-200/16
ECLI:EU:C:2017:780
- Instantie
Hof van Justitie van de Europese Unie
- Datum
19-10-2017
- Magistraten
A. Borg Barthet, M. Berger, F. Biltgen
- Zaaknummer
C-200/16
- Roepnaam
Securitas
- Vakgebied(en)
EU-recht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:EU:C:2017:780, Uitspraak, Hof van Justitie van de Europese Unie, 19‑10‑2017
Uitspraak 19‑10‑2017
A. Borg Barthet, M. Berger, F. Biltgen
Partij(en)
In zaak C-200/16,*
betreffende een verzoek om een prejudiciële beslissing krachtens artikel 267 VWEU, ingediend door de Supremo Tribunal de Justiça (hoogste rechter in burgerlijke en strafzaken, Portugal) bij beslissing van 4 april 2016, ingekomen bij het Hof op 12 april 2016, in de procedure
Securitas — Serviços e Tecnologia de Segurança SA
tegen
ICTS Portugal — Consultadoria de Aviação Comercial SA,
Arthur George Resendes e.a.,
wijst
HET HOF (Tiende kamer),
samengesteld als volgt: A. Borg Barthet (rapporteur), waarnemend voor de kamerpresident, M. Berger en F. Biltgen, rechters,
advocaat-generaal: E. Tanchev,
griffier: A. Calot Escobar,
gezien de stukken,
gelet op de opmerkingen van:
- —
ICTS Portugal — Consultadoria de Aviação Comercial SA, vertegenwoordigd door A. L. Santos, advogado,
- —
de Portugese regering, vertegenwoordigd door L. Inez Fernandes, M. Figueiredo en L. C. Oliveira als gemachtigden,
- —
de Finse regering, vertegenwoordigd door H. Leppo als gemachtigde,
- —
de Europese Commissie, vertegenwoordigd door M. França en M. Kellerbauer als gemachtigden,
gelet op de beslissing, de advocaat-generaal gehoord, om de zaak zonder conclusie te berechten,
het navolgende
Arrest
1
Het verzoek om een prejudiciële beslissing betreft de uitlegging van artikel 1, lid 1, onder a), van richtlijn 2001/23/EG van de Raad van 12 maart 2001 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten betreffende het behoud van de rechten van de werknemers bij overgang van ondernemingen, vestigingen of onderdelen van ondernemingen of vestigingen (PB 2001, L 82, blz. 16).
2
Dit verzoek is ingediend in het kader van een geding tussen Securitas — Serviços e Tecnologia de Segurança SA (hierna: ‘Securitas’), enerzijds, en ICTS Portugal — Consultadoria de Aviação Comercial SA (hierna: ‘ICTS’) alsmede A. George Resendes en zestien andere personen, in hun hoedanigheid van voormalige werknemers van ICTS, anderzijds, over de weigering van Securitas om te erkennen dat de tussen deze werknemers en ICTS bestaande arbeidsbetrekkingen zijn overgegaan op Securitas door een overgang van vestiging.
Toepasselijke bepalingen
Unierecht
3
Overweging 3 van richtlijn 2001/23 luidt als volgt:
‘Voorzieningen zijn nodig om de werknemers bij verandering van ondernemer te beschermen, in het bijzonder om het behoud van hun rechten veilig te stellen.’
4
Overweging 8 van deze richtlijn luidt:
‘Het begrip overgang moet ter wille van de rechtszekerheid en de juridische transparantie verduidelijkt worden in het licht van de jurisprudentie van het Hof van Justitie. Een dergelijke verduidelijking vormt geen wijziging van de werkingssfeer van richtlijn 77/187/EEG zoals uitgelegd door het Hof van Justitie.’
5
Artikel 1, lid 1, onder a) en b), van richtlijn 2001/23 bepaalt:
- ‘a)
Deze richtlijn is van toepassing op de overgang van ondernemingen, vestigingen of onderdelen van ondernemingen of vestigingen op een andere ondernemer ten gevolge van een overdracht krachtens overeenkomst of een fusie.
- b)
Onder voorbehoud van het bepaalde onder a) en van de hiernavolgende bepalingen van dit artikel wordt in deze richtlijn als overgang beschouwd, de overgang, met het oog op voortzetting van een al dan niet hoofdzakelijk economische activiteit, van een economische eenheid die haar identiteit behoudt, waaronder een geheel van georganiseerde middelen wordt verstaan.’
6
Artikel 3, lid 1, eerste alinea, van richtlijn 2001/23 bepaalt:
‘De rechten en verplichtingen welke voor de vervreemder voortvloeien uit de op het tijdstip van de overgang bestaande arbeidsovereenkomst of arbeidsbetrekking, gaan door deze overgang op de verkrijger over.’
Portugees recht
Arbeidswetboek
7
Artikel 285 van de codigo do trabalho (arbeidswetboek), zoals goedgekeurd bij wet nr. 7/2009 van 12 februari 2009, bepaalt:
- ‘1.
In geval van overgang, uit welke hoofde ook, van een onderneming of vestiging of van een onderdeel van de onderneming of de vestiging dat een economische eenheid vormt, gaan op de verkrijger over de hoedanigheid van werkgever in de arbeidsovereenkomsten met de respectieve werknemers, alsmede de aansprakelijkheid voor betaling van geldboeten die zijn opgelegd wegens inbreuken op het arbeidsrecht.
- 2.
De vervreemder is hoofdelijk aansprakelijk voor de verplichtingen die tot op de datum van overgang zijn ontstaan, gedurende één jaar na de overgang.
- 3.
Het bepaalde in de vorige leden is eveneens van toepassing in geval van overgang, overdracht of retrocessie van de exploitatie van een onderneming, vestiging of economische eenheid, waarbij bij een overdracht of retrocessie de personen die onmiddellijk daarvoor de onderneming, vestiging of economische eenheid exploiteerden, hoofdelijk aansprakelijk zijn.
- 4.
Het bepaalde in de vorige leden is niet van toepassing wanneer een werknemer vóór de overgang door de vervreemder is overgedragen aan een andere vestiging of economische eenheid, in de zin van artikel 194, doch in dienst bleef bij de vervreemder, behalve wat betreft de aansprakelijkheid van de verkrijger voor de betaling van geldboeten die zijn opgelegd wegens inbreuken op het arbeidsrecht.
- 5.
Als een economische eenheid wordt beschouwd het geheel van georganiseerde middelen dat wordt ingezet om een economische hoofd- of nevenactiviteit uit te oefenen.
- 6.
Inbreuken op de voorschriften van lid 1 en van de eerste zinsnede van lid 3 zijn zeer ernstige strafbare feiten.’
Collectieve overeenkomst
8
Clausule 13 van de collectieve arbeidsovereenkomst die in 2011 is gesloten tussen de Associação de Empresas de Segurança Privada (vereniging van particuliere-beveiligingsondernemingen), de Associação Nacional das Empresas de Segurança (nationale vereniging van beveiligingsondernemingen) en met name het Sindicato dos Trabalhadores dos Serviços de Portaria, Vigilância, Limpeza, Domésticas e Actividades Diversas (vakvereniging van werknemers uit de sector bewaking, toezicht, reiniging, huishouding en diverse activiteiten), zoals gepubliceerd in het Boletim do Trabalho e Emprego (blad betreffende arbeid en werkgelegenheid) nr. 17/2011, bepaalt:
- ‘1.
In geval van overgang, uit welke hoofde ook, van een onderneming of vestiging of van een onderdeel van de onderneming of de vestiging dat een economische eenheid vormt, gaat op de verkrijger de hoedanigheid van werkgever in de arbeidsovereenkomsten met de respectieve werknemers over.
- 2.
Het verlies van een klant door een marktdeelnemer als gevolg van de gunning van een opdracht voor diensten aan een andere marktdeelnemer valt niet onder het begrip overgang van ondernemingen of vestigingen.’
Hoofdgeding en prejudiciële vragen
9
Resendes en zestien andere personen hebben tot 14 juli 2013 in hun hoedanigheid van werknemers van ICTS bewakingsdiensten verricht in de installaties (jachthaven, zeehaven en kaden) van Portos dos Açores SA te Ponta Delgada (Portugal) krachtens een overeenkomst die was gesloten tussen laatstgenoemde en ICTS.
10
Zij dienden met name de inkomende en uitgaande stroom van personen en goederen te controleren aan de hand van videobewaking, volgens een door ICTS vastgelegde werkwijze. Hun werkgever verstrekte hun ook uniformen alsmede radio-uitrusting.
11
Op 17 januari 2013 heeft Portos dos Açores een openbare aanbesteding uitgeschreven voor preventieve bewakings- en beveiligingsdiensten in haar installaties te Ponta Delgada. Op 17 april 2013 werd deze opdracht gegund aan Securitas.
12
Voor de verwijzende rechter voeren de werknemers van ICTS aan dat ICTS hun op 17 juni 2013 schriftelijk heeft meegedeeld dat als gevolg van de gunning van die opdracht aan Securitas, met ingang van 15 juli 2013, hun arbeidsovereenkomsten vanaf die datum op laatstgenoemde zouden overgaan.
13
Op 14 juli 2013 heeft een werknemer van ICTS, na instructies in die zin te hebben ontvangen van zijn werkgever, aan een werknemer van Securitas de radio-uitrusting overhandigd die door de werknemers van ICTS in de installaties van Portos dos Açores was gebruikt. Securitas heeft deze uitrusting vervolgens overhandigd aan Portos dos Açores.
14
Op 15 juli 2013 is Securitas begonnen haar bewakings- en beveiligingsdiensten uit te voeren. Zij heeft aan de met de uitvoering daarvan belaste veiligheidsagenten haar eigen radio-uitrusting verstrekt alsmede identieke uniformen waarop het logo van de onderneming was afgebeeld.
15
Securitas heeft tevens Resendes en de zestien andere betrokken personen laten weten dat zij geen deel uitmaakten van haar personeel en dat ICTS hun werkgever bleef. Bijgevolg hebben deze zeventien personen bij de Tribunal do Trabalho de Ponta Delgada (arbeidsrechter te Ponta Delgada, Portugal) vorderingen tegen Securitas en ICTS ingesteld die ertoe strekken dat Securitas, of subsidiair ICTS, ertoe wordt verplicht te erkennen dat zij deel uitmaken van haar personeelsbestand, en dat de betreffende onderneming hun lonen betaalt alsmede vertragingsrente vanaf 15 juli 2013 of voor drie van hen een vergoeding wegens onrechtmatig ontslag.
16
Deze rechter heeft die vorderingen toegewezen. Hij was van oordeel dat er sprake was van een overgang van vestiging tussen de twee ondernemingen en dat de arbeidsovereenkomsten van de voormalige werknemers van ICTS waren overgegaan op Securitas. Bijgevolg was er volgens hem sprake van ‘onrechtmatig’ ontslag van deze werknemers door Securitas en werd deze onderneming veroordeeld tot herintegratie van de meeste betrokkenen en tot uitbetaling van verschillende loonaanspraken en vergoedingen.
17
Securitas heeft tegen dit vonnis hoger beroep ingesteld bij de Tribunal da Relação de Lisboa (rechter in tweede aanleg te Lissabon, Portugal), die de uitspraak in eerste aanleg heeft bevestigd.
18
Daarop heeft Securitas bij de Supremo Tribunal de Justiça hogere voorziening ingesteld. Deze rechterlijke instantie vraagt zich in wezen af, of het feit dat Securitas in de plaats is gekomen van ICTS voor de bewakings- en beveiligingsdiensten in de installaties van Portos dos Açores als gevolg van de gunning van een opdracht voor diensten aan Securitas, valt onder het begrip ‘overgang van ondernemingen [of] vestigingen’ in de zin van artikel 1, lid 1, onder a), van richtlijn 2001/23.
19
In die omstandigheden heeft de Supremo Tribunal de Justiça de behandeling van de zaak geschorst en het Hof verzocht om een prejudiciële beslissing over de volgende vragen:
- ‘1)
Vormt de in casu omschreven situatie een overgang van onderneming of vestiging zodat sprake is van de overgang van de onderneming […] ICTS op de onderneming […] SECURITAS, nadat in het kader van een openbare aanbesteding het contract voor het verrichten van beveiligings- en bewakingsdiensten in de haven van Ponta Delgada, op het eiland São Miguel, op de Azoren, is gegund aan […] SECURITAS, en vormt deze situatie een overgang van een economische eenheid in de zin van artikel 1 van richtlijn 2001/23?
- 2)
Vormt de in casu omschreven situatie een gewone opeenvolging van concurrerende ondernemingen, als gevolg van de gunning van het dienstencontract aan de geselecteerde inschrijver na de betrokken openbare aanbesteding, zodat deze situatie niet onder het begrip ‘overgang van ondernemingen [of] vestigingen’ valt voor de toepassing van voornoemde richtlijn?
- 3)
Is clausule 13, lid 2, van de collectieve arbeidsovereenkomst gesloten tussen [de Associação de Empresas de Segurança Privada, de Associação Nacional das Empresas de Segurança, het Sindicato dos Trabalhadores dos Serviços de Portaria, Vigilância, Limpeza, Domésticas e Actividades Diversas] en andere vakbonden, waarin is bepaald: ‘Het verlies van een klant door een marktdeelnemer als gevolg van de gunning van een opdracht voor diensten aan een andere marktdeelnemer valt niet onder het begrip overgang van ondernemingen of vestigingen’, in strijd met het Unierecht inzake de definitie van een overgang van onderneming of vestiging zoals die voortvloeit uit richtlijn 2001/23?’
20
Bij beschikking van de president van het Hof van 24 mei 2016 is het verzoek van de verwijzende rechter om de onderhavige zaak te behandelen volgens de versnelde procedure van artikel 105, lid 1, van het Reglement voor de procesvoering van het Hof afgewezen.
Beantwoording van de prejudiciële vragen
Eerste en tweede vraag
21
Met zijn eerste twee vragen, die tezamen dienen te worden onderzocht, wenst de verwijzende rechter in wezen te vernemen of artikel 1, lid 1, onder a), van richtlijn 2001/23 aldus moet worden uitgelegd dat onder het begrip ‘overgang van ondernemingen [of] vestigingen’ in de zin van die bepaling een situatie valt waarin een opdrachtgever de met een onderneming gesloten overeenkomst voor het verrichten van diensten van bewaking van zijn installaties heeft opgezegd en vervolgens voor het verrichten van deze werkzaamheden een nieuwe overeenkomst heeft gesloten met een andere onderneming, die weigert de werknemers van eerstgenoemde onderneming over te nemen.
22
Volgens de bewoordingen van artikel 1, lid 1, onder a), van richtlijn 2001/23 is deze van toepassing op de overgang van ondernemingen, vestigingen of onderdelen van ondernemingen of vestigingen op een andere ondernemer ten gevolge van een overdracht krachtens overeenkomst of een fusie.
23
In dit verband dient eraan te worden herinnerd dat volgens vaste rechtspraak van het Hof richtlijn 2001/23 van toepassing is telkens wanneer in het kader van contractuele betrekkingen een wijziging plaatsvindt van de natuurlijke of rechtspersoon die verantwoordelijk is voor de exploitatie van de onderneming en die als werkgever verplichtingen aangaat jegens de werknemers van de onderneming. Voor de toepasselijkheid van richtlijn 2001/23 is het derhalve niet noodzakelijk dat er rechtstreekse contractuele betrekkingen tussen de vervreemder en de verkrijger bestaan, aangezien de overdracht kan gebeuren via een derde (zie met name arresten van 7 maart 1996, Merckx en Neuhuys, C-171/94 en C-172/94, EU:C:1996:87, punten 28 en 30, en 20 november 2003, Abler e.a., C-340/01, EU:C:2003:629, punt 39).
24
Hieruit volgt dat het ontbreken van een contractuele band tussen de twee ondernemingen waaraan achtereenvolgens het toezicht op en de bewaking van haveninstallaties zijn toevertrouwd, geen invloed heeft op de vraag of richtlijn 2001/23 van toepassing is op een situatie als die in het hoofdgeding.
25
Verder dient in herinnering te worden gebracht dat overeenkomstig artikel 1, lid 1, onder b), van richtlijn 2001/23 de toepasselijkheid van deze richtlijn ook afhankelijk is gesteld van de voorwaarde dat de overgang ziet op een ‘overgang, met het oog op voortzetting van een al dan niet hoofdzakelijk economische activiteit, van een economische eenheid die haar identiteit behoudt, waaronder een geheel van georganiseerde middelen wordt verstaan’.
26
Bij de vaststelling of daadwerkelijk is voldaan aan die voorwaarde, moet rekening worden gehouden met alle feitelijke omstandigheden die de betrokken transactie kenmerken, zoals met name de aard van de betrokken onderneming of vestiging, de vraag of materiële activa als gebouwen en roerende zaken worden overgedragen, de waarde van de immateriële activa op het tijdstip van overdracht, de vraag of de nieuwe ondernemer vrijwel al het personeel overneemt, de vraag of de klantenkring wordt overgedragen, de mate waarin de voor en na de overdracht verrichte activiteiten met elkaar overeenkomen en de duur van een eventuele onderbreking van die activiteiten. Deze factoren moeten worden beoordeeld in het kader van een volledig onderzoek van de feitelijke omstandigheden en mogen daarom niet elk afzonderlijk worden beoordeeld (zie in die zin arrest van 26 november 2015, Aira Pascual en Algeposa Terminales Ferroviarios, C-509/14, EU:C:2015:781, punt 32 en aldaar aangehaalde rechtspraak).
27
In het bijzonder heeft het Hof geoordeeld dat de nationale rechter bij de beoordeling van de feitelijke omstandigheden die de betrokken transactie kenmerken, onder meer rekening moet houden met de aard van de betrokken onderneming of vestiging (arrest van 26 november 2015, Aira Pascual en Algeposa Terminales Ferroviarios, C-509/14, EU:C:2015:781, punt 33).
28
Het belang dat moet worden gehecht aan de diverse criteria die bepalen of sprake is van een overgang in de zin van richtlijn 2001/23, verschilt dus noodzakelijkerwijs naargelang van de uitgeoefende activiteit, en zelfs van de productiewijze of de bedrijfsvoering in de betrokken onderneming, vestiging of onderdeel daarvan (arrest van 26 november 2015, Aira Pascual en Algeposa Terminales Ferroviarios, C-509/14, EU:C:2015:781, punt 34).
29
Aldus heeft het Hof reeds geoordeeld dat in een sector waarin de activiteit in wezen op handarbeid berust, de identiteit van een economische eenheid niet kan worden behouden indien de vermeende verkrijger niet vrijwel al het personeel overneemt (arrest van 26 november 2015, Aira Pascual en Algeposa Terminales Ferroviarios, C-509/14, EU:C:2015:781, punt 35).
30
Wanneer daarentegen de uitrusting de voornaamste factor bij de activiteit is, is het feit dat de voormalige werknemers van een onderneming niet zijn overgenomen door de nieuwe ondernemer voor de uitoefening van die activiteit, zoals in het hoofdgeding het geval is, niet voldoende om uit te sluiten dat sprake is van een overgang van een economische eenheid met behoud van haar identiteit in de zin van richtlijn 2001/23. Een andere uitlegging zou immers indruisen tegen het hoofddoel van de richtlijn, namelijk het behouden van de arbeidsovereenkomsten van de werknemers van de vervreemder, ook al is dit tegen de wil van de verkrijger (arrest van 26 november 2015, Aira Pascual en Algeposa Terminales Ferroviarios, C-509/14, EU:C:2015:781, punt 41).
31
Het staat dus aan de verwijzende rechter om in het licht van de voorgaande overwegingen en met inachtneming van alle feitelijke omstandigheden die de transactie in het hoofdgeding kenmerken, te beoordelen of deze transactie moet worden beschouwd als een overgang van onderneming in de zin van richtlijn 2001/23.
32
Hiertoe zal de verwijzende rechter met name moeten nagaan of ICTS uitrusting of materiële of immateriële activa rechtstreeks of indirect heeft overgedragen aan Securitas voor de uitoefening van de activiteit van bewaking en beveiliging in de betrokken installaties.
33
Deze rechter zal voorts moeten nagaan of Portos dos Açores dergelijke elementen ter beschikking heeft gesteld aan ICTS en Securitas. In dit verband dient immers eraan te worden herinnerd dat de omstandigheid dat de materiële activa die nodig zijn voor het verrichten van de in het hoofdgeding aan de orde zijnde werkzaamheden en die door de nieuwe ondernemer zijn overgenomen geen eigendom van zijn voorganger waren, doch door de opdrachtgever slechts ter beschikking waren gesteld, niet kan leiden tot de conclusie dat geen sprake is van een overgang van een onderneming of vestiging in de zin van richtlijn 2001/23 (arrest van 26 november 2015, Aira Pascual en Algeposa Terminales Ferroviarios, C-509/14, EU:C:2015:781, punten 38 en 39). Enkel de uitrusting die daadwerkelijk voor het verrichten van de bewakingsdiensten wordt gebruikt, met uitsluiting van de installaties die het voorwerp uitmaken van die diensten, mogen evenwel in voorkomend geval in aanmerking worden genomen voor de vaststelling of sprake is van een overgang van een eenheid die haar identiteit behoudt in de zin van richtlijn 2001/23 (arrest van 29 juli 2010, UGT-FSP, C-151/09, EU:C:2010:452, punt 31).
34
Gelet op de voorgaande overwegingen dient op de eerste twee vragen te worden geantwoord dat artikel 1, lid 1, onder a), van richtlijn 2001/23 aldus moet worden uitgelegd dat onder het begrip ‘overgang van ondernemingen [of] vestigingen’ in de zin van die bepaling een situatie valt waarin een opdrachtgever de met een onderneming gesloten overeenkomst voor het verrichten van diensten van bewaking van zijn installaties heeft opgezegd en vervolgens voor het verrichten van deze werkzaamheden een nieuwe overeenkomst heeft gesloten met een andere onderneming, die weigert de werknemers van eerstgenoemde onderneming over te nemen, wanneer de uitrusting die noodzakelijk is voor het verrichten van die werkzaamheden werd overgenomen door de tweede onderneming.
Derde vraag
35
Met zijn derde vraag wenst de verwijzende rechter in wezen te vernemen of artikel 1, lid 1, van richtlijn 2001/23 aldus moet worden uitgelegd dat het in de weg staat aan een nationale bepaling, zoals die in het hoofdgeding, die bepaalt dat het verlies van een klant door een marktdeelnemer als gevolg van de gunning van een opdracht voor diensten aan een andere marktdeelnemer niet valt onder het begrip ‘overgang van ondernemingen [of] vestigingen’ in de zin van dit artikel 1, lid 1.
36
In dit verband heeft het Hof reeds geoordeeld dat het loutere verlies van een opdracht voor diensten aan een concurrent als zodanig niet een aanwijzing voor een overgang van een onderneming of vestiging in de zin van richtlijn 2001/23 kan zijn (arrest van 11 maart 1997, Süzen, C-13/95, EU:C:1997:141, punt 16). Een nationale bepaling die het verlies van een klant door een marktdeelnemer als gevolg van de gunning van een opdracht voor diensten aan een andere marktdeelnemer op algemene wijze uitsluit van de werkingssfeer van dit begrip, maakt het evenwel niet mogelijk om rekening te houden met alle feitelijke omstandigheden die de betrokken transactie kenmerken.
37
Gelet op, enerzijds, de in de punten 26 en 27 van het onderhavige arrest aangehaalde vaste rechtspraak van het Hof en, anderzijds, het doel van richtlijn 2001/23, dat — zoals blijkt uit overweging 3 ervan — erin bestaat de werknemers te beschermen door het behoud van hun rechten veilig te stellen bij verandering van werknemer, dient te worden geoordeeld dat artikel 1, lid 1, van deze richtlijn aldus moet worden uitgelegd dat het in de weg staat aan een dergelijke nationale bepaling.
38
In deze omstandigheden dient op de derde vraag te worden geantwoord dat artikel 1, lid 1, van richtlijn 2001/23 aldus moet worden uitgelegd dat het in de weg staat aan een nationale bepaling, zoals die in het hoofdgeding, die bepaalt dat het verlies van een klant door een marktdeelnemer als gevolg van de gunning van een opdracht voor diensten aan een andere marktdeelnemer niet valt binnen de werkingssfeer van het begrip ‘overgang van ondernemingen [of] vestigingen’ in de zin van dit artikel 1, lid 1.
Kosten
39
Ten aanzien van de partijen in het hoofdgeding is de procedure als een aldaar gerezen incident te beschouwen, zodat de verwijzende rechterlijke instantie over de kosten heeft te beslissen. De door anderen wegens indiening van hun opmerkingen bij het Hof gemaakte kosten komen niet voor vergoeding in aanmerking.
Het Hof (Tiende kamer) verklaart voor recht:
- 1)
Artikel 1, lid 1, onder a), van richtlijn 2001/23/EG van de Raad van 12 maart 2001 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten betreffende het behoud van de rechten van de werknemers bij overgang van ondernemingen, vestigingen of onderdelen van ondernemingen of vestigingen moet aldus worden uitgelegd dat onder het begrip‘overgang van ondernemingen [of] vestigingen’in de zin van die bepaling een situatie valt waarin een opdrachtgever de met een onderneming gesloten overeenkomst voor het verrichten van diensten van bewaking van zijn installaties heeft opgezegd en vervolgens voor het verrichten van deze werkzaamheden een nieuwe overeenkomst heeft gesloten met een andere onderneming, die weigert de werknemers van eerstgenoemde onderneming over te nemen, wanneer de uitrusting die noodzakelijk is voor het verrichten van die werkzaamheden werd overgenomen door de tweede onderneming.
- 2)
Artikel 1, lid 1, van richtlijn 2001/23 moet aldus worden uitgelegd dat het in de weg staat aan een nationale bepaling, zoals die in het hoofdgeding, die bepaalt dat het verlies van een klant door een marktdeelnemer als gevolg van de gunning van een opdracht voor diensten aan een andere marktdeelnemer niet valt onder het begrip‘overgang van ondernemingen [of] vestigingen’in de zin van dit artikel 1, lid 1.
ondertekeningen
Voetnoten
Voetnoten Uitspraak 19‑10‑2017