Rb. Haarlem, 22-07-2009, nr. 157853 - KG ZA 09-282
ECLI:NL:RBHAA:2009:BJ3588
- Instantie
Rechtbank Haarlem
- Datum
22-07-2009
- Zaaknummer
157853 - KG ZA 09-282
- LJN
BJ3588
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBHAA:2009:BJ3588, Uitspraak, Rechtbank Haarlem, 22‑07‑2009; (Kort geding)
- Vindplaatsen
AR-Updates.nl 2009-0569
VAAN-AR-Updates.nl 2009-0569
Uitspraak 22‑07‑2009
Inhoudsindicatie
Het (executie)geschil tussen partijen behelst in de eerste plaats de vraag hoe het dictum van een eerder vonnis van de kantonrechter moet worden uitgelegd, in verband met het al dan niet verbeurd zijn van dwangsommen wegens niet (volledig) voldoen aan de hoofdveroordeling in dat dictum. De voorzieningenrechter hanteert de hiervoor door de Hoge Raad geformuleerde norm (HR 15 november 2002, NJ 2004, 410). De voorzieningenrechter voegt daaraan toe dat een in het dictum uitgesproken veroordeling steeds moet worden gelezen in verband met de daaraan voorafgaande rechtsoverwegingen waarop zij steunt. Een door de (advocaat van) gedaagde aangebrachte beperking op het door de kantonrechter in het dictum gegeven bevel leidt in het onderhavige geval tot afwijzing van de vordering tot opschorting van toekomstige executiemaatregelen.
Partij(en)
vonnis
RECHTBANK HAARLEM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 157853 / KG ZA 09-282
Vonnis in kort geding van 22 juli 2009
in de zaak van
[Eiser] h.o.d.n. PLANNING & COMMUNICATIE,
wonende te Almelo,
eiser,
advocaat mr. P.H.A. Mulder te Almelo,
tegen
[Gedaagde],
wonende te Wormerveer,
gedaagde,
advocaat mr. P.H. Visser te Wormerveer.
Partijen zullen hierna P&C en [gedaagde] genoemd worden.
1. De procedure
1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- -
de dagvaarding
- -
de mondelinge behandeling
- -
de pleitnota van P&C
- -
de pleitnota van [gedaagde].
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1.
Op 4 juni 2007 is [gedaagde] voor bepaalde tijd in dienst getreden van P&C in de functie van verkoper binnendienst (call center medewerker). Tussen partijen is een variabele beloning overeengekomen. In de arbeidsovereenkomst is daarover – voor zover hier van belang – het volgende opgenomen:
Werknemer ontvangt een salaris op provisiebasis gelijk aan 1% over de verzekerde hoofdsom, gesloten, retour ontvangen EN verwerkt en akkoord bevonden door de verzekeringsmaatschappij. Deze provisie wordt maandelijks berekend, en loopt van elke 20ste van de afgelopen maand t/m de 19de van de salarismaand.
2.2.
De arbeidsovereenkomst is in onderling overleg per 12 september 2007 beëindigd, waarbij P&C een eindafrekening heeft opgemaakt ter zake het door P&C aan [gedaagde] verschuldigde loon. [gedaagde] was het met die eindafrekening niet eens en heeft aanspraak gemaakt op betaling door P&C van de – naar de mening van [gedaagde] verschuldigde – provisie.
2.3.
P&C heeft de verschuldigdheid van de door [gedaagde] gestelde provisie betwist en is niet tot uitkering ervan overgegaan, waarna [gedaagde] P&C in rechte heeft betrokken.
2.4.
Bij vonnis van 20 augustus 2008 van deze rechtbank heeft de kantonrechter – voor zover hier van belang – het volgende overwogen en beslist:
- 6.
Met [gedaagde] is de kantonrechter van oordeel dat de thans door P&C in het geding gebrachte producties nog steeds geen inzicht geven in het uiteindelijke bedrag aan omzet dat door [gedaagde] tijdens zijn dienstverband is gerealiseerd. Uit de producties blijkt niet inzichtelijk welke overeenkomsten door tussenkomst van [gedaagde] zijn gesloten, retour zijn ontvangen en zijn verwerkt en akkoord bevonden door de verzekeringsmaatschappij.
(…)
9. Voor zover P&C zich erop beroept dat zij op grond van privacybescherming geen stukken aan [gedaagde] kan of mag afgeven, is de kantonrechter van oordeel dat dit geen probleem hoeft te vormen bij het verstrekken van de verlangde gegevens. P&C kan immers inzage verstrekken op haar kantoor zonder stukken af te geven. In dat verband merkt de kantonrechter op dat door P&C niet is aangevoerd dat één van de uitzonderingen als genoemd in artikel 843a Rv zich hier voordoet. Genoemd artikel vormt dus ook geen belemmering om de verlangde gegevens te verstrekken.
(…)
Beslissing
De kantonrechter
Beveelt P&C binnen tien dagen na betekening van dit vonnis opgave te verstrekken van alle door [gedaagde] gesloten, retour ontvangen, verwerkte en door de verzekeringsmaatschappij akkoord bevonden overeenkomsten onder overlegging van alle daartoe relevante stukken, onder vermelding daarbij welke provisie in welke periode daarover reeds is afgedragen en welke nog moet worden afgedragen, op straffe van een dwangsom van €500,00 per dag dat P&C in gebreke blijft aan deze veroordeling te voldoen.
Bepaalt dat boven een bedrag van € 20.000,00 geen dwangsommen meer verbeurd zullen worden
(…)
2.5.
Genoemd vonnis (verder te noemen het vonnis van de kantonrechter) is op 27 augustus 2008 aan P&C betekend.
2.6.
Bij deurwaardersexploot van 16 september 2008 heeft [gedaagde] P&C gesommeerd over te gaan tot betaling van de – naar de mening van [gedaagde] verbeurde – dwangsommen tot een bedrag van EUR 5.000,--. P&C heeft niet aan deze sommatie voldaan.
2.7.
Bij deurwaardersexploot van 27 november 2008 heeft [gedaagde] P&C gesommeerd over te gaan tot betaling van de – naar de mening van [gedaagde] verbeurde – dwangsommen tot een bedrag van EUR 20.000,--. P&C heeft niet aan deze sommatie voldaan.
2.8.
Op 8 december 2008 heeft [gedaagde] ten laste van P&C executoriaal derdenbeslag doen leggen onder de Rabobank Haarlem & Omstreken, welk beslag geen doel heeft getroffen.
2.9.
Op 6 mei 2009 heeft [gedaagde] wederom executoriaal derdenbeslag ten laste van P&C doen leggen, nu onder Monuta Verzekeringen N.V. te Apeldoorn. Dit beslag heeft doel getroffen tot een bedrag van EUR 10.578,48.
3. Het geschil
3.1.
P&C vordert dat:
het de Voorzieningenrechter van de Rechtbank Haarlem behage bij vonnis, voor zover wettelijk toelaatbaar uitvoerbaar bij voorraad,
- 1.
Te bepalen dat [gedaagde] toekomstige executiemaatregelen ter uitvoering van het op 20 augustus 2008 gewezen vonnis (tussen partijen bekend onder nummer 372540/CV EXPL 08-1463) dient op te schorten totdat hij aan het verzoek tot inzage in de bij P&C aanwezige stukken en administratie heeft voldaan en daarbij is komen vast te staan dat [gedaagde] van P&C nog achterstallige provisie tegoed heeft;
- 2.
Te bepalen dat [gedaagde] het op zijn verzoek gelegde executoriale beslag gelegd op bankrekeningnummer 38.94.97.762 t.n.v. Planning en Communicatie uiterlijk 24 uur na het tijdstip van betekening van het door de Voorzieningenrechter gewezen vonnis aan [gedaagde] opgeheven dient te worden;
- 3.
Te bepalen dat [gedaagde] het Monuta Verzekeringen N.V. gelegde beslag op alle aan P&C verschuldigde gelden, geldswaarden en/of roerende zaken uiterlijk 24 uur na het tijdstip van betekening van het door de Voorzieningenrechter gewezen vonnis aan [gedaagde] opgeheven dient te worden;
Een en nader (onder 1, 2 en 3) op straffe van verbeurte aan eiser van direct opeisbare dwangsommen van € 500,00 per dag, voor elke dag, een gedeelte van de dag daaronder begrepen, dat gedaagde deze veroordeling niet zal nakomen, met een maximum van € 25.000,00, althans een bedrag welke uw rechtbank in goede justitie vermeend te behoren.
4.
Althans een door uw Rechtbank in goede justitie te bepalen maatregelen treft teneinde het tussen partijen gerezen geschil op te lossen en;
5.
Gedaagde te veroordelen in de kosten van dit geding.
- 3.2.
[gedaagde] voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1.
Aan haar vorderingen heeft P&C ten grondslag gelegd dat zij aan de hoofdveroordeling uit het vonnis van de kantonrechter heeft voldaan, dat zij daarom geen dwangsommen aan [gedaagde] verschuldigd is geworden en dat [gedaagde] mitsdien geen grond heeft om het vonnis van de kantonrechter ter zake van volgens [gedaagde] door P&C verschuldigd geworden dwangsommen ten uitvoer te leggen, hetgeen [gedaagde] wel heeft gedaan en nog steeds doet. Dat zij aan het vonnis van de kantonrechter heeft voldaan, kan volgens P&C volgen uit de brief van 10 september 2008 van haar advocaat aan de advocaat van [gedaagde]. In de dagvaarding wordt als volgt naar die - door P&C (aanvankelijk) niet overgelegde - bewuste brief verwezen:
“Conform het vonnis nodigde P&C daarop [gedaagde] en diens advocaat op 10 september 2008 (opnieuw) schriftelijk uit om op haar kantoor alle gewenste stukken in te komen zien.”
Op bedoelde uitnodiging is [gedaagde], aldus P&C, ten onrechte niet ingegaan, waardoor [gedaagde] het aan zichzelf heeft te wijten dat hij de in het vonnis van de kantonrechter bevolen opgave niet heeft gekregen.
4.2.
[gedaagde] daarentegen is van mening dat de dwangsommen wel verbeurd zijn, omdat P&C de gevraagde stukken niet heeft verstrekt, zodat van een onrechtmatige tenuitvoerlegging van het vonnis van de kantonrechter ter incassering van de dwangsommen geen sprake is.
4.3.
Het geschil tussen partijen behelst in de eerste plaats de vraag hoe het woord ‘verstrekken’ in het dictum van het vonnis van de kantonrechter moet worden uitgelegd. De voorzieningenrechter overweegt daaromtrent als volgt.
4.4.
In een executiegeschil waarbij het erom gaat of dwangsommen zijn verbeurd omdat een bevel tot nakoming niet of onvoldoende is nageleefd, heeft de rechter niet tot taak de door de bodemrechter besliste rechtsverhouding zelfstandig opnieuw te beoordelen, maar dient hij zich ertoe te beperken de ter uitvoering van het veroordelend vonnis verrichte handelingen te toetsen aan de inhoud van de veroordeling, zoals deze door uitleg moet worden vastgesteld. Bij die uitleg dient de rechter het doel en de strekking van de veroordeling tot richtsnoer te nemen in dier voege dat de veroordeling niet verder strekt dan tot het bereiken van het daarmee beoogde doel (HR 15 november 2002, NJ 2004, 410). Bovendien moet in aanmerking worden genomen dat een in het dictum uitgesproken veroordeling steeds moet worden gelezen in verband met de daaraan voorafgaande rechtsoverwegingen waarop zij steunt.
4.5.
Het dictum van het vonnis van de kantonrechter in samenhang met de daaraan voorafgaande rechtsoverwegingen strekt ertoe dat onder ‘verstrekken’ in het onderhavige geval niet moet worden verstaan, zoals [gedaagde] meent, ‘afgifte van de stukken zelve’, maar – mede gezien de uitdrukkelijke overweging van de kantonrechter daaromtrent – ‘inzage verstrekken op haar kantoor zonder stukken af te geven’. Voor de beoordeling of dwangsommen zijn verbeurd, dient dus te worden vastgesteld of door P&C voldoende (mogelijkheid tot) inzage in de in het dictum bedoelde stukken is verstrekt.
4.6.
Zoals hiervoor onder 4.1 overwogen, is P&C van mening dat zij met de brief van 10 september 2008 aan de hoofdveroordeling uit het vonnis van de kantonrechter heeft voldaan. De voorzieningenrechter deelt die mening niet. In afwijking van hetgeen P&C bij dagvaarding heeft gesteld, is ter zitting duidelijk geworden dat de brief van 10 september 2008 een belangrijke nuancering bevat. Met goedvinden van de advocaten van partijen is genoemde brief ter zitting alsnog overgelegd. Daarbij is gebleken, zoals van de kant van [gedaagde] ook was aangevoerd, dat de van de kant van P&C in de dagvaarding opgenomen weergave van een passage uit de brief van 10 september 2008 niet correct is. In die brief blijkt – voor zover voor het onderhavige geschil van belang – te zijn opgenomen:
Cliënte heeft kennisgenomen van het op 20 augustus 2008 door de Kantonrechter in bovengenoemde zaak gewezen vonnis. Daaruit blijkt kort gezegd dat cliënte inzicht dient te geven in alle door bemiddeling van [gedaagde] door de verzekeringsmaatschappij verwerkte en akkoord bevonden overeenkomsten. Cliënte nodigt u en [gedaagde] uit om op haar kantoor kennis te nemen alle volgens cliënte van belangzijnde stukken. (…)
4.7.
Door het aanbrengen van de beperking door P&C dat [gedaagde] wordt uitgenodigd om kennis te nemen van alle ‘volgens cliënte van belangzijnde stukken’, staat naar het oordeel van de voorzieningenrechter voorshands onvoldoende vast dat P&C met haar uitnodiging [gedaagde] voldoende in de gelegenheid heeft gesteld om inzage te nemen in alle relevante stukken als in onderdeel 1 van het dictum van het vonnis van de kantonrechter bedoeld en daarmee dat zij geen dwangsommen aan [gedaagde] verschuldigd is geworden. Het is immers niet aan P&C om zelf beperkingen aan te brengen in het door de kantonrechter in het vonnis van 20 augustus 2008 in onderdeel 1 van het dictum gegeven bevel.
4.8.
Op grond van het hiervoor overwogene is onvoldoende komen vast te staan dat [gedaagde] terzake van de invordering van dwangsommen niet tot tenuitvoerlegging van het vonnis van de kantonrechter is mogen overgaan en die tenuitvoerlegging niet mag vervolgen. De gevorderde voorlopige voorzieningen zullen om die reden worden geweigerd.
4.9.
Ter zitting heeft [gedaagde] toegezegd om aan de derden-beslagenen te bevestigen dat de gelegde beslagen inmiddels zijn uitgewerkt. In het licht hiervan kan bovendien worden vastgesteld dat P&C geen belang meer heeft bij haar vorderingen sub 2 en 3.
4.10.
P&C zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [gedaagde] worden begroot op:
- -
betaald vast recht EUR 65,50
- -
in debet gesteld vast recht 196,50
- -
salaris advocaat 816,00
Totaal EUR 1.078,00
5. De beslissing
De voorzieningenrechter
5.1.
weigert de voorziening,
5.2.
veroordeelt P&C in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde] tot op heden begroot op EUR 1.078,00, te voldoen aan de griffier door overmaking op rekeningnummer 19.23.25.833 ten name van MvJ arrondissement Haarlem onder vermelding van "proceskostenveroordeling" en het zaak- en rolnummer,
5.3.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J. van der Meer, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. S.M.P. Langeveld, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 22 juli 2009.?