Rb. Den Haag, 13-11-2020, nr. AWB - 20 , 2321
ECLI:NL:RBDHA:2020:14232
- Instantie
Rechtbank Den Haag
- Datum
13-11-2020
- Zaaknummer
AWB - 20 _ 2321
- Vakgebied(en)
Belastingrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBDHA:2020:14232, Uitspraak, Rechtbank Den Haag, 13‑11‑2020; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
- Vindplaatsen
NLF 2021/0900 met annotatie van
Belastingadvies 2021/16-17.5
Uitspraak 13‑11‑2020
Inhoudsindicatie
‘Na wijziging van de rechtsvorm van de onderneming van eenmanszaak naar vof wordt niet meer voldaan aan voorwaarden loonkostenvoordeel oudere werknemers (LKV)’
Partij(en)
Rechtbank DEN HAAG
Team belastingrecht
zaaknummer: SGR 20/2321
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 13 november 2020 in de zaak tussen
V.O.F. [eiseres] , gevestigd te [vestigingsplaats] , eiseres
(gemachtigde: mr. R. Klijnsmit),
en
de inspecteur van de Belastingdienst, verweerder.
Procesverloop
Verweerder heeft met dagtekening 18 juli 2019 ten name van eiseres een beschikkingWet tegemoetkomingen loondomein 2018 (de beschikking) vastgesteld.
Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 13 februari 2020 de beschikking gehandhaafd.
Eiseres heeft daartegen beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 2 oktober 2020.
Namens eiseres is verschenen haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door [A] en mr. [B] .
Overwegingen
Feiten
1. [C] dreef in 2018, onder de naam [onderneming] , een onderneming in de vorm van een eenmanszaak (de eenmanszaak).
2. Per 2 januari 2018 heeft de eenmanszaak de door [D] , onder de naam [eiseres] , gedreven onderneming overgenomen.
3. Op 1 mei 2018 is [betrokkene] (betrokkene) bij de eenmanszaak in dienst getreden. Betrokkene ontving direct voorafgaand aan zijn dienstverband met de eenmanszaak een uitkering krachtens de Werkloosheidswet.
4. Op 31 mei 2018 heeft betrokkene bij het UWV een zogeheten doelgroepverklaring aangevraagd.
5. [C] heeft zijn eenmanszaak ingebracht in eiseres, een vennootschap onder firma waarvan hijzelf en zijn partner de vennoten zijn. In de vof-overeenkomst van18 juli 2018 is opgenomen dat de onderneming met ingang van 1 januari 2018 door eiseres wordt gedreven.
6. Op 10 augustus 2018 heeft het UWV betrokkene de aangevraagde doelgroepverklaring toegezonden. Daarin staat dat de eenmanszaak gedurende een periode van drie jaar recht heeft op het Loonkostenvoordeel oudere werknemer (LKV).
7. Op 20 augustus 2018 is de eenmanszaak uitgeschreven uit het handelsregister en is daarin opgenomen dat eiseres de onderneming van de eenmanszaak per 1 januari 2018 voortzet.
8. Met ingang van het tijdvak augustus 2018 dient eiseres aangiften loonheffingen in. Daarin is betrokkene als werknemer vermeld. In deze aangiften vermeldt eiseres recht te hebben op LKV voor betrokkene.
Geschil
9. In geschil is of eiseres recht heeft op LKV voor betrokkene. Meer specifiek spitst het geschil zich toe op de vraag of verweerder er terecht vanuit gegaan is dat sprake is van een overgang van onderneming per 1 augustus 2018.
10. Eiseres stelt zich op het standpunt dat zij recht heeft op LKV voor betrokkene en voert daartoe aan dat de eenmanszaak reeds per 1 januari 2018 door haar is overgenomen. Betrokkene is per 1 mei 2018 bij haar (en niet bij de eenmanszaak) in dienst getreden.
11. Verweerder neemt het standpunt in dat eiseres op 18 juli 2018 is opgericht en dat op 1 augustus 2018 een overgang van onderneming heeft plaatsgevonden. In de visie van verweerder is betrokkene dan ook op 1 augustus 2018 bij eiseres in dienst getreden. Op het moment van overgang van de onderneming voldeed betrokkene niet aan de voorwaarden voor LKV zodat dit terecht niet is toegekend.
Beoordeling van het geschil
12. In de Wet tegemoetkoming loondomein 2018 (Wtl) is, voor zover hier van belang, het volgende bepaald:
“Artikel 2.1. Loonkostenvoordelen
Een werkgever kan in de loonaangifte een verzoek doen voor de volgende tegemoetkomingen:
Loonkostenvoordeel oudere werknemers;
(…)
(…)
Artikel 2.2. Doelgroep
1. Een werkgever die een verzoek als bedoeld in artikel 2.1 heeft gedaan, heeft recht op een loonkostenvoordeel oudere werknemers indien bij deze werkgever een werknemer in een of meerdere dienstbetrekking is die:
a. in de kalendermaand voorafgaand aan de aanvang van de dienstbetrekking:
1e . recht had op een uitkering op grond van de Werkloosheidswet, (…).”
13. Het Besluit Staatssecretaris van Financiën van 6 februari 20101.luidt, voor zover hier van belang, als volgt:
“Inkomstenbelasting. Ondernemerschap. Terugwerkende kracht
(...)
3. Terugwerkende kracht van overeenkomst tot aangaan van personenvennootschap
(…)
Goedkeuring
Om praktische redenen keur ik daarom onder voorwaarden goed dat aan een schriftelijke personen-vennootschapsovereenkomst waarin een terugwerkende kracht is overeengekomen, een terugwerkende kracht van maximaal negen maanden wordt toegekend. Ook voor de toepassing van de ondernemersfaciliteiten wordt dan rekening gehouden met de terugwerkende kracht. Deze goedkeuring strekt zich mede uit tot overeenkomsten tussen anderen dan echtgenoten.”
14. Niet in geschil is dat betrokkene op het moment dat hij in dienst trad van de eenmanszaak voldeed aan de voorwaarden voor LKV en dat de eenmanszaak recht had op LKV voor betrokkene. Evenmin is in geschil dat de rechtsvorm van de onderneming inmiddels is gewijzigd van eenmanszaak naar vennootschap onder firma. De discussie tussen partijen spitst zich toe op de vraag wanneer de onderneming van de eenmanszaak door eiseres is overgenomen. De rechtbank overweegt dat eiseres op 18 juli 2018 is opgericht en dat de onderneming van de eenmanszaak bij de oprichting in eiseres is ingebracht. De inschrijving in het handelsregister van de voortzetting van de onderneming door eiseres en de uitschrijving van de eenmanszaak hebben op 20 augustus 2018 plaatsgevonden. Naar het oordeel van de rechtbank betekent dit dat de overgang van onderneming heeft plaatsgevonden op 1 augustus 2018, namelijk op de eerste dag van de maand waarin in het handelsregister is ingeschreven dat eiseres de onderneming van de eenmanszaak overneemt. Dat leidt ertoe dat betrokkene, wiens dienstverband vanuit arbeidsrechtelijk oogpunt doorloopt van de eenmanszaak naar eiseres, per 1 augustus 2018 uit dienst getreden is bij de eenmanszaak en per diezelfde datum bij eiseres in dienst getreden is. Nu betrokkene op het moment dat hij bij eiseres in dienst trad niet voldeed aan de voorwaarden voor LKV, heeft verweerder deze terecht niet toegekend.
15. Dat in de vof-overeenkomst is opgenomen dat de onderneming met ingang van
1 januari 2018 voor rekening en risico van eiseres wordt gedreven, leidt niet tot een ander oordeel. Anders dan eiseres betoogt, geldt het onder 13 aangehaalde besluit - waarin aan een vof-overeenkomst maximaal negen maanden terugwerkende kracht wordt toegekend - alleen voor de inkomstenbelasting en niet voor de loonheffingen. De overgang van onderneming heeft dan ook, anders dan eiser stelt, niet al per 1 januari 2018 plaatsgevonden.
16. Eiseres heeft ten slotte nog gewezen op de situatie zoals die was onder de premiekortingsregeling (de voorloper van de Wtl). Op grond van het tot 1 januari 2018 geldende artikel 3.22 van de Regeling Wet financiering sociale verzekeringen kon bij overgang van onderneming het resterende recht op premiekorting worden overgenomen door de nieuwe werkgever. In de Wtl ontbreekt een soortgelijke regeling echter zodat bij overgang van onderneming het resterende recht op LKV niet op de nieuwe werkgever overgaat.
17. De rechtbank begrijpt dat deze uitkomst voor eiseres uiterst onbevredigend is en begrijpt ook dat zij deze als onredelijk ervaart, maar (de tekst van) de Wtl is duidelijk en laat geen ruimte voor een andere uitleg of toepassing. Artikel 11 van de Wet algemene bepalingen verbiedt de rechter de innerlijke waarde of de billijkheid van de wet te toetsen.
18. Gelet op wat hiervoor is overwogen, dient het beroep ongegrond te worden verklaard.
Proceskosten
19. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.E. Schotte, rechter, in aanwezigheid van
mr. J. van der Plas, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
13 november 2020.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na verzending hoger beroep instellen bij het gerechtshof Den Haag (team belastingrecht), Postbus 20302,
2500 EH Den Haag.
Voetnoten
Voetnoten Uitspraak 13‑11‑2020