NJB 2018/2161:Beroep op noodweer, noodweerexces of putatieve noodweer: indien daarvan sprake is moet de rechter een gemotiveerde beslissing geven op dat verweer. Dan zal hij moeten onderzoeken of aan de voorwaarden voor de aanvaarding van dat verweer is voldaan. Bij de beoordeling van het beroep kunnen nauwkeurige en consistente feitelijke vaststellingen van belang zijn, waarbij de rechter de last tot het aannemelijk maken van die feitelijke grondslag niet uitsluitend op de verdachte mag leggen. Indien de rechter het beroep verwerpt, dient hij duidelijk te maken of hij de door of namens de verdachte aan het verweer ten grondslag gelegde feitelijke toedracht niet aannemelijk geworden acht, dan wel of die toedracht het beroep niet kan doen slagen. Noodweervereiste dat de gedraging is “geboden door de noodzakelijke verdediging”: daarmee wordt zowel de zogenoemde subsidiariteits- als de proportionaliteitseis tot uitdrukking gebracht. Aan de subsidiariteitseis is niet voldaan indien de verdachte zich niet behoefde te verdedigen en er dus geen noodzaak tot verdediging bestond. Daarvan is bijvoorbeeld sprake indien de verdachte zich niet alleen aan de aanranding had kunnen, maar zich daaraan ook had moeten onttrekken. Bij de verwerping van een beroep op noodweer kan dus niet worden volstaan met het enkele argument dat de verdachte zich aan de aanranding had kunnen onttrekken. Het oordeel van het hof i.c. dat geen sprake is van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding is gelet op wat namens de verdachte is aangevoerd niet zonder meer begrijpelijk. Voor zover het Hof daarnaast aan de verwerping van het verweer ten grondslag heeft gelegd dat voor de verdachte geen noodzaak tot verdediging (door dreigen met bijl) bestond omdat de verdachte ook een andere keuze had kunnen maken, bijvoorbeeld de politie bellen, is dat oordeel niet toereikend gemotiveerd, nu het Hof niet heeft doen blijken te hebben onderzocht of dit van de verdachte ook kon worden gevergd. A-G: anders