Overeenkomst tot arbitrage
Einde inhoudsopgave
Overeenkomst tot arbitrage (BPP nr. 13) 2011/8.4.1:8.4.1 Inleiding
Overeenkomst tot arbitrage (BPP nr. 13) 2011/8.4.1
8.4.1 Inleiding
Documentgegevens:
Mr. G.J. Meijer, datum 20-07-2011
- Datum
20-07-2011
- Auteur
Mr. G.J. Meijer
- JCDI
JCDI:ADS504742:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Toon alle voetnoten
Voetnoten
Voetnoten
HOLTZMANN & NEUHAUS, blz. 260-261 en 300.
Zie voor de 'zwakste vorm van de eis van geschrift' A.J. vAN DEN BERG, Wetontwerp Nieuwe Arbitragewet, TvA 1984/6, blz. 179; vgl. voor de sterker en de sterkste vorm van de eis van geschrift art. II lid 2 NYC (zie 8.10).
Zie HOLTZMANN & NEUHAUS, blz. 264 en 280.
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
Wij moeten art. 1021 Rv volgens de Hoge Raad in de zaak Meulen/Keijsers aldus uitleggen dat bewijsmiddelen anders dan een geschrift, zoals bijvoorbeeld getuigenbewijs, niet voor het "geschrift dat in arbitrage voorziet" in de plaats kan komen (zie ook 8.2.5).1 Aldus vormt art. 1021 Rv een voorbeeld van de in art. 152 lid 1in fine Rv bedoelde uitzondering op de hoofdregel dat bewijs met alle middelen kan worden geleverd (zie ook 8.2.5).
De zojuist genoemde beperking heeft slechts betrekking op het geschrift dat in arbitrage voorziet als bedoeld in art. 1021 Rv en niet op de aanvaarding van dat geschrift. De aanvaarding van het geschrift behoeft niet uit geschrift te blijken en bewijslevering daarvan is mogelijk met alle bewijsmiddelen (als bijvoorbeeld getuigenbewijs) (vgl. art. 179 lid 1 Rv). Art. 1021 Rv verlangt daartoe immers geen geschrift (zie 8.4.6).
Zie anders bijvoorbeeld art. 7 lid 2 Modelwet 1985 dat verlangt dat van beide partijen een geschrift afkomstig is dat in arbitrage voorziet: "The basic test for a written agreement is that each party have declared in writing its consent to arbitration. Thus, a common example of an impermissible nonwritten arbitration agreement is one in which there is a written offer and an oral (or otherwise nonwritten) acceptance, or an oral offer and a written confirmation.".2 (zie wél 8.4.2 in fine, 8.4.5.3 sub b, 8.10.2 en 8.2.9.2 voor de beide opties van art. 7 Modelwet 2006).
Ook art. II lid 2 NYC verlangt dat de instemming van elk van beide partijen blijkt uit geschrift. De eis van geschrift geldt daarom ook voor de aanvaarding van het "geschrift" van de wederpartij: "The agreement in writing shall include an arbitral clause in a contract or an arbitration agreement, signed by the partjes or contained in an exchange of letters or telegrams." [cursief toegevoegd] (zie daartoe ook 8.10).
De zojuist weergegeven (minimum)eis, volgens welke slechts van één van beide partijen een geschrift behoeft uit te gaan, wordt wel aangeduid als de zwakste vorm van de eis van geschrift, dit in tegenstelling tot de sterker vorm van de eis van geschrift, waarbij tenminste van beide partijen een geschrift moet uitgaan, of in tegenstelling tot de allersterkste vorm van de eis van geschrift, waarbij tenminste een akte of een door beide partijen ondertekend geschrift wordt verlangd.3 Voorts zij bedacht dat, indien de overeenkomst tot arbitrage betrekking heeft op geschillen die uit overeenkomst voortvloeien, het evenmin noodzakelijk is dat voor laatstgenoemde overeenkomst (ook wel hoofdovereenkomst genoemd) een geschrift bestaat (zie 5.8.3).
Vgl. anders art. 7 lid 2 Modelwet 1985 dat verlangt dat de referte aan een document met arbitraal beding geschiedt in een schriftelijk contract. De eisen die art. 7 lid 2 Modelwet 1985 voor het geschrift van de overeenkomst tot arbitrage stelt, gelden ook voor het contract (Le. de hoofdovereenkomst).4 Art. 7, optie I, lid 6 Modelwet 2006 en art. 7, optie II, Modelwet 2006 bepalen inmiddels anders (zie 8.4.2 in fine, 8.4.5.3 sub b, 8.10.2 respectievelijk 8.2.9.2).
Alvorens wij kunnen ingaan op de ins & outs van de eis van het geschrift en op de aanvaarding van het geschrift, moet worden vastgesteld wie met "partij" en "wederpartij" in art. 1021 Rv wordt bedoeld.