Einde inhoudsopgave
Richtlijn (EU) 2022/2555 betreffende maatregelen voor een hoog gezamenlijk niveau van cyberbeveiliging in de Unie, tot wijziging van Verordening (EU) nr. 910/2014 en Richtlijn (EU) 2018/1972 en tot intrekking van Richtlijn (EU) 2016/1148 (NIS 2-richtlijn)
Artikel 34 Algemene voorwaarden voor het opleggen van administratieve geldboeten aan essentiële en belangrijke entiteiten
Geldend
Geldend vanaf 16-01-2023
- Bronpublicatie:
14-12-2022, PbEU 2022, L 333 (uitgifte: 27-12-2022, regelingnummer: 2022/2555)
- Inwerkingtreding
16-01-2023
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
14-12-2022, PbEU 2022, L 333 (uitgifte: 27-12-2022, regelingnummer: 2022/2555)
- Vakgebied(en)
Privacy / Bescherming persoonsgegevens
Informatierecht / ICT
Openbare orde en veiligheid / Algemeen
1.
De lidstaten zorgen ervoor dat de administratieve geldboeten die uit hoofde van dit artikel aan essentiële en belangrijke entiteiten worden opgelegd wegens inbreuken op deze richtlijn, doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn, rekening houdend met de omstandigheden van elk afzonderlijk geval.
2.
Administratieve geldboeten worden opgelegd bovenop een of meer van de in artikel 32, lid 4, punten a) tot en met h), artikel 32, lid 5, en artikel 33, lid 4, punten a) tot en met g), bedoelde maatregelen.
3.
Bij het besluit om een administratieve geldboete op te leggen en bij de vaststelling van het bedrag ervan in elk afzonderlijk geval wordt er ten minste naar behoren rekening gehouden met de in artikel 32, lid 7, genoemde elementen.
4.
De lidstaten zorgen ervoor dat essentiële entiteiten die inbreuk maken op artikel 21 of 23 overeenkomstig de leden 2 en 3 van dit artikel onderworpen worden aan administratieve geldboeten met een maximumbedrag van ten minste 10 000 000 EUR of ten minste 2 % van de totale wereldwijde jaaromzet in het voorgaande boekjaar van de onderneming waartoe de essentiële entiteit behoort, afhankelijk van welk bedrag hoger is.
5.
De lidstaten zorgen ervoor dat belangrijke entiteiten die inbreuk maken op artikel 21 of 23 overeenkomstig de leden 2 en 3 van dit artikel onderworpen worden aan administratieve geldboeten met een maximumbedrag van ten minste 7 000 000 EUR of ten minste 1,4 % van de totale wereldwijde jaaromzet in het voorgaande boekjaar van de onderneming waartoe de belangrijke entiteit behoort, afhankelijk van welk bedrag hoger is.
6.
De lidstaten kunnen voorzien in de bevoegdheid om dwangsommen op te leggen om een essentiële of belangrijke entiteit te dwingen een inbreuk op deze richtlijn te staken in overeenstemming met een voorafgaand besluit van de bevoegde autoriteit.
7.
Onverminderd de bevoegdheden van de bevoegde autoriteiten uit hoofde van de artikelen 32 en 33 kan elke lidstaat bepalen of en in welke mate administratieve geldboeten kunnen worden opgelegd aan overheidsinstanties.
8.
Indien het rechtsstelsel van een lidstaat niet in administratieve geldboeten voorziet, zorgt die lidstaat ervoor dat dit artikel aldus wordt toegepast dat de geldboete wordt geïnitieerd door de bevoegde autoriteit en wordt opgelegd door de bevoegde nationale rechterlijke instanties, waarbij wordt gewaarborgd dat die wettelijke voorzieningen doeltreffend zijn en van gelijke werking zijn als de door bevoegde autoriteiten opgelegde administratieve geldboeten. De opgelegde geldboeten zijn in elk geval doeltreffend, evenredig en afschrikkend. De lidstaat stelt de Commissie uiterlijk op 17 oktober 2024 in kennis van de wettelijke bepalingen die hij op grond van dit lid vaststelt, en onverwijld van eventuele latere wijzigingswetten of wijzigingen die daarop van invloed zijn.