NJ 2021/67
Oordeel dat benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden is niet begrijpelijk. Niet blijkt dat benadeelde met schietpartij is geconfronteerd.
HR 08-12-2020, ECLI:NL:HR:2020:1967, m.nt. S.D. Lindenbergh
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
8 december 2020
- Magistraten
Mrs. V. van den Brink, A.L.J. van Strien, J.C.A.M. Claassens
- Zaaknummer
19/02684
- Conclusie
A-G mr. T.N.B.M. Spronken
- Noot
S.D. Lindenbergh
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS255984:1
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht / Delicten Wetboek van Strafrecht
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
Materieel strafrecht / Algemeen
Verbintenissenrecht / Schadevergoeding
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2020:1967, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 08‑12‑2020
ECLI:NL:PHR:2020:991, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 27‑10‑2020
Beroepschrift, Hoge Raad, 06‑05‑2020
- Wetingang
Essentie
’s Hofs oordeel dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden door de schietpartij is niet zonder meer begrijpelijk. Niet blijkt dat de benadeelde met de schietpartij is geconfronteerd.
Samenvatting
Het cassatiemiddel klaagt over de juistheid en de begrijpelijkheid van het oordeel van het hof dat de benadeelde partij de gevorderde schade rechtstreeks door het bewezenverklaarde feit heeft geleden.
De Hoge Raad stelt voorop dat de benadeelde partij in het strafproces vergoeding kan vorderen van de schade die zij door een strafbaar feit heeft geleden indien tussen het bewezenverklaarde handelen van de verdachte en de schade voldoende ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.