Einde inhoudsopgave
Verordening (EU) 2024/1351 betreffende asiel- en migratiebeheer, tot wijziging van de Verordeningen (EU) 2021/1147 en (EU) 2021/1060 en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 604/2013
Artikel 37 Beëindiging van de verantwoordelijkheid
Geldend
Geldend vanaf 11-06-2024
- Bronpublicatie:
14-05-2024, PbEU L 2024, 2024/1351 (uitgifte: 22-05-2024, regelingnummer: 2024/1351)
- Inwerkingtreding
11-06-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
14-05-2024, PbEU L 2024, 2024/1351 (uitgifte: 22-05-2024, regelingnummer: 2024/1351)
- Vakgebied(en)
Vreemdelingenrecht / Algemeen
1.
Wanneer een lidstaat een verblijfstitel afgeeft aan de verzoeker, besluit om artikel 35 toe te passen, van mening is dat het niet in het belang van het kind is om een niet-begeleide minderjarige aan de verantwoordelijke lidstaat over te dragen, of de betrokken persoon niet binnen de in artikel 46 gestelde termijnen aan de verantwoordelijke lidstaat overdraagt, wordt die lidstaat de verantwoordelijke lidstaat en gaan de in artikel 36 vastgestelde verplichtingen over op die lidstaat. In voorkomend geval stelt die lidstaat de voorheen verantwoordelijke lidstaat, de lidstaat die een procedure ter bepaling van de verantwoordelijke lidstaat uitvoert of de lidstaat die om overname van de verzoeker is verzocht of die een kennisgeving inzake terugname heeft ontvangen, in kennis via het netwerk voor elektronische communicatie dat tot stand is gebracht uit hoofde van artikel 18 van Verordening (EG) nr. 1560/2003.
De lidstaat die op grond van de eerste alinea van dit lid verantwoordelijk wordt, geeft aan dat hij de verantwoordelijke lidstaat is geworden op grond van artikel 16, lid 3, van Verordening (EU) 2024/1358.
2.
Na de behandeling van een verzoek in het kader van de grensprocedure op grond van Verordening (EU) 2024/1348 komen de in artikel 36, lid 1, van deze verordening vastgelegde verplichtingen te vervallen 15 maanden nadat een besluit waarbij een verzoek wordt afgewezen als niet-ontvankelijk, ongegrond of kennelijk ongegrond wat de vluchtelingenstatus of de subsidiairebeschermingsstatus betreft of een besluit waarbij een verzoek impliciet of expliciet ingetrokken wordt verklaard, definitief is geworden.
Een verzoek dat na de in de eerste alinea bedoelde termijn wordt geregistreerd, wordt voor de toepassing van deze verordening beschouwd als een nieuw verzoek, hetgeen aanleiding geeft tot een nieuwe procedure ter bepaling van de verantwoordelijke lidstaat.
3.
Niettegenstaande de eerste alinea van lid 2 van dit artikel vervalt, wanneer de betrokken persoon binnen de in die alinea bedoelde termijn van 15 maanden in een andere lidstaat om internationale bescherming verzoekt en er op de datum van het verstrijken van die termijn van 15 maanden een terugnameprocedure loopt, de verantwoordelijkheid niet totdat de terugnameprocedure is afgerond of totdat de termijnen waarbinnen de overdragende lidstaat overeenkomstig artikel 46 de overdracht moet verrichten, zijn verstreken.
4.
De in artikel 36, lid 1, van deze verordening vastgelegde verplichtingen komen te vervallen wanneer de verantwoordelijke lidstaat op basis van overeenkomstig Verordening (EU) 2017/2226 geregistreerde en opgeslagen gegevens of ander bewijs vaststelt dat de betrokken persoon het grondgebied van de lidstaten gedurende ten minste negen maanden heeft verlaten, tenzij de betrokken persoon in het bezit is van een geldige verblijfstitel die is afgegeven door de verantwoordelijke lidstaat.
Een verzoek dat na de in de eerste alinea bedoelde periode van afwezigheid is geregistreerd, wordt voor de toepassing van deze verordening beschouwd als een nieuw verzoek, hetgeen aanleiding geeft tot een nieuwe procedure ter bepaling van de verantwoordelijke lidstaat.
5.
De in artikel 36, lid 1, punt b), van deze verordening vastgelegde verplichting om een onderdaan van een derde land of een staatloze terug te nemen, komt te vervallen wanneer op basis van de actualisering van de in artikel 16, lid 2, punt d), van Verordening (EU) 2024/1358 bedoelde gegevensreeks wordt vastgesteld dat de betrokken persoon het grondgebied van de lidstaten gedwongen dan wel vrijwillig heeft verlaten overeenkomstig een terugkeerbesluit of een verwijderingsbevel dat is uitgevaardigd na de intrekking of afwijzing van het verzoek.
Een verzoek dat na een daadwerkelijke verwijdering of vrijwillige terugkeer wordt geregistreerd, wordt voor de toepassing van deze verordening beschouwd als een nieuw verzoek, hetgeen aanleiding geeft tot een nieuwe procedure ter bepaling van de verantwoordelijke lidstaat.