Einde inhoudsopgave
Verordening (EU) nr. 1300/2013 inzake het Cohesiefonds en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1084/2006
Aanhef
Geldend
Geldend vanaf 21-12-2013
- Bronpublicatie:
17-12-2013, PbEU 2013, L 347 (uitgifte: 20-12-2013, regelingnummer: 1300/2013)
- Inwerkingtreding
21-12-2013
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
17-12-2013, PbEU 2013, L 347 (uitgifte: 20-12-2013, regelingnummer: 1300/2013)
- Vakgebied(en)
Overheidsfinanciën / EU-financiën
Internationaal publiekrecht / Bijzondere onderwerpen
Verordening van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 inzake het Cohesiefonds en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1084/2006 van de Raad
HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 177, tweede alinea,
Gezien het voorstel van de Europese Commissie,
Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,
Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),
Gezien het advies van het Comité van de Regio's (2), Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure,
Overwegende hetgeen volgt:
- (1)
In de eerste alinea van artikel 174 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) is bepaald dat de Unie haar op de versterking van de economische, sociale en territoriale samenhang gerichte optreden moet ontwikkelen en vervolgen. Het Cohesiefonds dat bij deze verordening wordt opgericht moet derhalve een financiële bijdrage leveren aan projecten op het gebied van het milieu en van trans-Europese netwerken in de sfeer van de vervoersinfrastructuur.
- (2)
De gemeenschappelijke bepalingen die gelden voor het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling (EFRO), het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds, het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij zijn opgenomen in Verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad (3). In die verordening is een nieuw kader voor de Europese structuur- en investeringsfondsen, met inbegrip van het Cohesiefonds. De taken van het Cohesiefonds moeten derhalve nader worden gepreciseerd ten opzichte van dat kader en ten opzichte van de taak die het Cohesiefonds is toegekend in het VWEU.
- (3)
Er dienen specifieke bepalingen te worden vastgesteld met betrekking tot het soort activiteiten dat door het Cohesiefonds kan worden ondersteund teneinde bij te dragen aan de investeringsprioriteiten in het kader van de thematische doelstellingen die zijn vastgelegd in Verordening (EU) nr. 1303/2013.
- (4)
De Unie moet via het Cohesiefonds een bijdrage kunnen leveren aan acties die zijn opgezet om de milieudoelstellingen van de Unie overeenkomstig artikel 11 en artikel 191 VWEU, te verwezenlijken, namelijk energie-efficiëntie en hernieuwbare energiebronnen en, in de vervoersector buiten de trans-Europese netwerken om, spoorwegvervoer, vervoer via de binnenwateren en over zee, intermodale vervoerssystemen en de interoperabiliteit van die systemen, het beheer van het weg-,zee- en luchtverkeer, schoon stadsvervoer en openbaar vervoer.
- (5)
Er zij op gewezen dat indien op grond van artikel 192, lid 1, VWEU vastgestelde maatregelen voor de overheid van een lidstaat onevenredig hoge kosten met zich brengen en overeenkomstig artikel 192, lid 5, VWEU financiële steun uit het Cohesiefonds wordt verleend, niettemin het beginsel moet worden toegepast dat de vervuiler betaalt.
- (6)
De door het Cohesiefonds ondersteunde projecten op het gebied van trans-Europese vervoersnetwerken (TEN-V) moeten in overeenstemming zijn met de richtsnoeren die zijn vastgesteld bij Verordening (EU) nr. 1315/2013 van het Europees Parlement en de Raad (4). Om ervoor te zorgen dat de desbetreffende inspanningen worden gebundeld, moet prioriteit worden gegeven aan projecten van gemeenschappelijk belang zoals gedefinieerd in die verordening.
- (7)
Investeringen gericht op de beperking van broeikasgasemissies van activiteiten die zijn opgenomen in bijlage I van Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad (5), dienen niet in aanmerking te komen voor steun uit het Cohesiefonds, aangezien zij reeds financieel profiteren van de toepassing van die richtlijn. Deze uitsluiting mag geen beperking inhouden van de mogelijkheid het Cohesiefonds te gebruiken om activiteiten te ondersteunen die niet worden opgesomd in bijlage I bij Richtlijn 2003/87/EG, ook al worden deze activiteiten door dezelfde economische actoren uitgevoerd, en activiteiten zoals investeringen in energie-efficiëntie bij warmtekrachtkoppeling, warmtedistributienetten, slimme gas- en elektriciteitsdistributie, opslag- en transmissiesystemen en maatregelen ter vermindering van luchtvervuiling, zelfs indien een van de indirecte gevolgen van deze activiteiten zou zijn dat de uitstoot van broeikasgassen afneemt of indien zij staan vermeld in het nationaal plan als bedoeld in Richtlijn 2003/87/EG.
- (8)
Het is niet mogelijk dat andere investeringen in huisvesting dan deze ter bevordering van energie-efficiëntie of het gebruik van hernieuwbare energiebronnen, in aanmerking komen voor steun uit het Cohesiefonds, aangezien zulke investeringen buiten de werkingssfeer vallen van de steun uit het Cohesiefonds zoals bepaald in het VWEU.
- (9)
Teneinde de ontwikkeling van de vervoersinfrastructuur in de gehele Unie te versnellen, moeten vervoersinfrastructuurprojecten met Europese meerwaarde, zoals voorzien in Verordening (EU) nr 1316/2013 van het Europees Parlement en de Raad (6) door het Cohesiefonds worden gesteund voor een totaal bedrag van 10 000 000 000 EUR. De steun uit het Cohesiefonds aan die projecten dient met naleving van de krachtens artikel 92, lid 6, van Verordening (EU) nr. 1303/2013 vastgelegde regels te worden toegewezen. In overeenstemming met Verordening (EU) nr. 1316/2013 dient de steun uitsluitend te worden verleend aan lidstaten die voor financiering uit het Cohesiefonds in aanmerking komen, met de medefinancieringspercentages die op dat Fonds van toepassing zijn.
- (10)
Het is belangrijk om te waarborgen dat bij de bevordering van investeringen in risicobeheer rekening wordt gehouden met specifieke risico's op regionaal, grensoverschrijdend en transnationaal niveau.
- (11)
Er moet worden gezorgd voor complementariteit en synergieën tussen maatregelen die steun ontvangen uit het Cohesiefonds, het EFRO, de doelstelling ‘Europese territoriale samenwerking’, en de financieringsfaciliteit voor Europese verbindingen (Connecting Europe Facility), teneinde overlapping van inspanningen te voorkomen en te waarborgen dat de verschillende infrastructuurtypen overal in de Unie optimaal op elkaar aansluiten op lokaal, regionaal en nationaal niveau.
- (12)
Om tegemoet te komen aan de specifieke behoeften van het Cohesiefonds, en in overeenstemming met de strategie van de Unie voor een slimme, duurzame en inclusieve groei, is het nodig binnen elke thematische doelstelling die is bepaald in Verordening (EU) nr. 1303/2013. de specifieke acties in het kader van het Cohesiefonds als ‘investeringsprioriteiten’ vast te leggen. In deze investeringsprioriteiten moeten gedetailleerde elkaar niet wederzijds uitsluitende doelstellingen worden geformuleerd waaraan het Cohesiefonds moet bijdragen. Zulke investeringsprioriteiten moeten de basis vormen voor de bepaling van specifieke doelstellingen binnen operationele programma's waarin rekening wordt gehouden met de behoeften en kenmerken van het programmagebied. Om de flexibiliteit te verhogen en de administratieve lasten te verminderen door gezamenlijke uitvoering, moeten de investeringsprioriteiten van het EFRO en van het Cohesiefonds voor de verschillende thematische doelstellingen aan elkaar worden aangepast.
- (13)
Er moet in een bijlage bij deze verordening een aantal gemeenschappelijke outputindicatoren ter beoordeling van de gezamenlijke vooruitgang op Unieniveau bij de uitvoering van de operationele programma's worden vastgelegd. Deze indicatoren moeten aansluiten op de investeringsprioriteit en het ondersteunde type maatregel overeenkomstig deze verordening en de relevante bepalingen van Verordening (EU) nr. 1303/2013. Deze gemeenschappelijke outputindicatoren moeten worden aangevuld met programmaspecifieke resultaatindicatoren en, waar van toepassing, met programmaspecifieke outputindicatoren.
- (14)
Teneinde deze verordening aan te vullen met een aantal niet-essentiële elementen, moet de bevoegdheid om handelingen vast te stellen overeenkomstig artikel 290 VWEU, aan de Commissie worden overgedragen met betrekking tot de wijziging van de lijst van gemeenschappelijke outputindicatoren die zijn vastgelegd in bijlage I bij deze verordening. Het is van bijzonder belang dat de Commissie tijdens haar voorbereidende werkzaamheden tot passende raadpleging overgaat, ook op deskundigenniveau. Bij het voorbereiden en opstellen van gedelegeerde handelingen dient de Commissie ervoor te zorgen, dat de desbetreffende documenten tijdig en op passende wijze gelijktijdig worden toegezonden aan het Europees Parlement en de Raad.
- (15)
Aangezien de doelstelling van deze verordening, namelijk de versterking van de economische, sociale en territoriale cohesie van de Unie om aldus duurzame ontwikkeling te bevorderen, onvoldoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt, maar vanwege de omvang van de verschillen tussen de ontwikkelingsniveaus van de diverse regio's, de achterstand van de minst begunstigde regio's en de beperktheid van de financiële middelen van de lidstaten en de regio's, beter door de Unie kan worden verwezenlijkt, kan de Unie maatregelen vaststellen overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie vastgelegde subsidiariteitsbeginsel. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel vastgelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan nodig is om deze doelstelling te verwezenlijken.
- (16)
Aangezien deze verordening Verordening (EG) nr. 1084/2006 van de Raad (7) vervangt, moet die verordening derhalve worden ingetrokken. Deze verordening mag echter geen afbreuk doen aan de voortzetting of de wijziging van steun die door de Commissie is goedgekeurd op grond van Verordening (EG) nr. 1084/2006 of andere wetgeving die op 31 december 2013 op die steun van toepassing is. Bijgevolg moet die verordening of die andere toepasselijke wetgeving na 31 december 2013 van toepassing blijven op die steun of de betrokken concrete acties totdat deze worden afgesloten. Steunaanvragen die zijn ingediend of goedgekeurd in het kader van Verordening (EG) nr. 1084/2006 moeten geldig blijven.
- (17)
Om een onmiddellijke toepassing van de beoogde maatregelen mogelijk te maken, dient deze verordening in werking te treden op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie,
HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Voetnoten
PB C 191 van 29.6.2012, blz. 38.
PB C 225 van 27.7.2012, blz. 143.
Verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van de gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds, het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en houdende algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1083/2006 van de Raad (Zie bladzijde 320 van dit Publicatieblad).
Verordening (EU) nr. 1315/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 betreffende richtsnoeren van de Unie voor de ontwikkeling van het trans-Europees vervoersnetwerk en tot intrekking van Besluit nr. 661/2010/EU (PB L 348 van 20.12.2013, blz. 1).
Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 oktober 2003 tot vaststelling van een regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Gemeenschap en tot wijziging van Richtlijn 96/61/EG van de Raad (PB L 275 van 25.10.2003, blz. 32).
Verordening (EU) nr. 1316/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 tot vaststelling van de financieringsfaciliteit voor Europese verbindingen (Connecting Europe Facility), tot wijziging van Verordening (EU) nr. 913/2010 en tot intrekking van Verordeningen (EG) nr. 680/2007 en (EG) nr. 67/2010 (PB L 348 van 20.12.2013, blz. 129).
Verordening (EG) nr. 1084/2006 van de Raad van 11 juli 2006 tot oprichting van het Cohesiefonds en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1164/94 (PB L 210 van 31.7.2006, blz. 79).