RvdW 2010/807
Tussentijds hoger beroep tegen tussenvonnis in reconventie i.g.v. eindvonnis in conventie. Verjaring vordering uit vaststellingsovereenkomst; opeisbaarheid; stuiting verjaring?; art. 3:316 lid 2 BW i.g.v. arbitrage.
HR 25-06-2010, ECLI:NL:HR:2010:BM3914 (Baijings/Huijgers)
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
25 juni 2010
- Magistraten
Mrs. J.B. Fleers, O. de Savornin Lohman, A.M.J. van Buchem-Spapens, J.C. van Oven, F.B. Bakels
- Zaaknummer
08/04401
- Conclusie
A-G Wesseling-van Gent
- LJN
BM3914
- Roepnaam
Baijings/Huijgers
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht / Algemeen
Vermogensrecht / Rechtshandelingen
Vermogensrecht / Rechtsvorderingen
Burgerlijk procesrecht / Cassatie
Burgerlijk procesrecht / Eerste aanleg
Staatsrecht / Rechtspraak
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2010:BM3914, Uitspraak, Hoge Raad, 25‑06‑2010
ECLI:NL:PHR:2010:BM3914, Conclusie, Hoge Raad (Parket), 07‑05‑2010
Beroepschrift, Hoge Raad, 18‑09‑2008
- Wetingang
Essentie
Tussentijds hoger beroep tegen tussenvonnis in reconventie i.g.v. eindvonnis in conventie. Verjaring vordering uit vaststellingsovereenkomst; opeisbaarheid; stuiting verjaring?; art. 3:316 lid 2 BW i.g.v. arbitrage.
Volgens vaste rechtspraak kan wanneer een vonnis in conventie uit een eindvonnis bestaat en in reconventie uit een tussenvonnis (of omgekeerd), terstond hoger beroep worden ingesteld van het gehele vonnis.
Het hof heeft de overeenkomst aldus uitgelegd dat partijen zich jegens elkaar (onder meer) hebben verbonden de waardering van de over te dragen aandelen te doen plaatsvinden door drie registeraccountants en heeft geoordeeld dat deze verplichting direct opeisbaar was. Dat ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.