Einde inhoudsopgave
De faillissementspauliana (O&R nr. 75) 2012/3.3.3
3.3.3 Door derden in eigen naam voor rekening van de schuldenaar verrichte rechtshandelingen
mr. R.J. van der Weijden, datum 26-10-2012
- Datum
26-10-2012
- Auteur
mr. R.J. van der Weijden
- JCDI
JCDI:ADS381986:1
- Vakgebied(en)
Insolventierecht / Faillissement
Voetnoten
Voetnoten
Rechtshandelingen die door een derde namens de schuldenaar zijn verricht gelden rechtens als rechtshandeling van de schuldenaar en vallen om die reden al onder het toepassingsbereik van de faillissementspauliana, zie Faber 2005, nr. 302.
Zie Faber 2005, nr. 302.
Gedacht kan bijvoorbeeld worden aan bewind, vereffening, executele, gemeenschap, vruchtgebruik, pand, hypotheek, lastgeving, kwaliteitsrekening, verhaalsbeslag en faillissement.
Dit laat overigens onverlet dat de executant rekening moet houden met het belang dat de schuldenaar en zijn medeschuldeisers hebben bij een zo hoog mogelijke executieopbrengst, vgl. Hof Arnhem 1 maart 2011, JOR 2011/203, nt. Loesberg.
De curator handelt dan in eigen naam. Hij handelt niet namens de schuldenaar, zie Kortmann en Faber 1996-11, p. 144.
Zie HR 12 april 1985, NJ 1986, 808, nt. WHH (Ontvanger/NMB); HR 28 oktober 1988, NJ 1989, 450, nt. JBMV (Kuijpers q.q./Ontvanger) en HR 24 februari 1995, NJ 1996, 472, nt. WMK(Sigmacon II).
Anders Faber 2005, nr. 293 (faillissement) en nr. 296 (surseance van betaling).
Zie HR 20 maart 1981, NJ 1981, 640, nt. CJHB (Veluwse Nutsbedrijven) en HR 16 oktober 1998, NJ 1998, 896; JOR 1999/17, nt. SCJJK (Van der Hel q.q./Edon).
De mogelijkheid om een derde 'contractueel' beschikkingsbevoegd te maken is erkend in HR 14 januari 2011, NI 2012, 88, nt. Verstijlen; JOR 2012/34, nt. Schuijling (Mesdag). Groefsema 1993, p. 22-24 spreekt in dit verband over een 'machtiging'. Deze machtiging moet worden onderscheiden van de volmacht. Handelt de lasthebber krachtens volmacht dan worden de voor overdracht vereiste rechtshandelingen rechtens door de schuldenaar verricht.
Wanneer een derde in eigen naam,1 maar voor rekening van de schuldenaar een rechtshandeling verricht, dan kan dit nadelige gevolgen hebben voor de verhaalspositie van de schuldeisers van de schuldenaar. Toch vallen dergelijke rechtshandelingen in beginsel niet onder het toepassingsbereik van de faillissementspauliana. Faber wil echter een uitzondering maken voor rechtshandelingen 'met betrekking tot een aan de schuldenaar toebehorend goed, in het bijzonder beschikkingshandelingen en rechtshandelingen die daarmee op één lijn kunnen worden gesteld'.2 Doorslaggevend acht hij dat de rechtsgevolgen van het handelen van de derde in een dergelijk geval rechtstreeks het aan de schuldenaar toebehorende goed treffen. Er zijn verschillende rechtsfiguren waarbij een derde bevoegd kan zijn om door het verrichten van een rechtshandeling in eigen naam over een goed van de schuldenaar te beschikken.3 Het is echter niet mogelijk om alle in dit verband denkbare rechtshandelingen in dit onderzoek te bespreken. Evenmin is het mogelijk om in zijn algemeenheid aan te geven of en zo ja, onder welke voorwaarden, een beroep op de faillissementspauliana met betrekking tot die rechtshandelingen mogelijk zou moeten zijn. Ik volsta daarom met het bespreken van een aantal voorbeelden.
Een rechtshandeling van een derde die mijns inziens niet met de faillissementspauliana moet kunnen worden aangevochten is de executoriale verkoop (en levering) van een goed van de schuldenaar door een beslaglegger of zekerheidsgerechtigde. Stel bijvoorbeeld dat een executoriale verkoop tot benadeling heeft geleid, omdat uit de executieopbrengst slechts één concurrente schuldeiser is voldaan. Van de koper kan dan niet worden gezegd dat hij onoorbaar heeft gehandeld ten opzichte van de overige schuldeisers, ongeacht of hij wetenschap van deze benadeling had. Een dergelijke benadeling is immers min of meer inherent aan een executoriale verkoop.4 Op de vraag of de voldoening die het gevolg is van de verdeling van de executieopbrengst kan worden aangevochten zal hierna in § 3.4 afzonderlijk worden ingaan.
Een rechtshandeling waarmee de curator als 'derde' over goederen van de schuldenaar beschikt,5 kan niet door individuele schuldeisers worden aangevochten. De faillissementspauliana mist toepassing door het bepaalde in art. 49 lid 1 Fw. Een beroep op de actio Pauliana van art. 3:45 e.v. BW is evenmin mogelijk. Dit geldt niet alleen voor faillissementsschuldeisers,6 maar ook voor boedelschuldeisers.' 7Wetenschap van benadeling' is mijns inziens als norm niet geschikt om de toelaatbaarheid van het gedrag van degene met of jegens wie de curator handelde te beoordelen. Zo staat het een schuldeiser in beginsel vrij om op grond van zijn sterke marktpositie verdere leveranties tijdens het faillissement op te schorten teneinde van de curator zijn vóór het faillissement ontstane vorderingen betaald te krijgen.8 Dit geldt zelfs als hij wist of behoorde te weten dat de overige schuldeisers hierdoor zouden worden benadeeld. Gaat de curator - die hiertoe niet is verplicht - tot betaling over, dan zou deze betaling dus niet op grond van art. 3:45 BW moeten kunnen worden vernietigd. Degene met of jegens wie de curator binnen de grenzen van zijn bevoegdheid handelt moet in beginsel op de geldigheid van de verrichte rechtshandelingen kunnen vertrouwen.
Een beroep op de faillissementspauliana zou mijns inziens wel mogelijk moeten zijn in het geval een lasthebber (binnen de grenzen van zijn bevoegdheid) in eigen naam een aan de schuldenaar toebehorend goed verkoopt en levert.9 Net als in de andere hiervoor besproken voorbeelden raken de rechtsgevolgen van de door de derde verrichte rechtshandeling hier rechtstreeks het aan de schuldenaar toebehorende goed. Door de verkoop en levering verdwijnt het goed uit het vermogen van de schuldenaar. Is het goed niet voor een reële prijs verkocht en wist de koper dat de schuldeisers van de schuldenaar hierdoor zouden worden benadeeld, dan kan behoefte bestaan aan een mogelijkheid om de door de lasthebber en de koper gesloten koopovereenkomst met de faillissementspauliana aan te vechten. Hoewel er in het onderhavige geval ook sprake is van een door de schuldenaar verrichte rechtshandeling - de lastgevingovereenkomst met de daarin opgenomen vervreemdingsbevoegdheid - is vernietiging van deze rechtshandeling niet steeds mogelijk. Dit zal bijvoorbeeld het geval zijn als deze geruime tijd vóór de verkoop en levering is verricht. Door vernietiging van de koopovereenkomst of leveringshandeling kan de benadeling van schuldeisers dan toch ongedaan worden gemaakt