Hof 's-Hertogenbosch, 06-11-2007, nr. 20-000908-07
ECLI:NL:GHSHE:2007:BB7470
- Instantie
Hof 's-Hertogenbosch
- Datum
06-11-2007
- Zaaknummer
20-000908-07
- LJN
BB7470
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHSHE:2007:BB7470, Uitspraak, Hof 's-Hertogenbosch, 06‑11‑2007; (Hoger beroep)
- Wetingang
Wet op de economische delicten
Uitspraak 06‑11‑2007
Inhoudsindicatie
1. Vrijspraak witwassen Naar het oordeel van het hof zijn uit de stukken en het verhandelde ter terechtzitting geen concrete aanwijzingen gebleken dat het bij verdachte aangetroffen geld van misdrijf afkomstig is. Derhalve kan niet worden uitgesloten dat verdachte het geld op legale wijze heeft verworven, namelijk door winst in het casino. Nu niet kan worden vastgesteld dat het niet anders kan dan dat het geld van misdrijf afkomstig is, moet verdachte worden vrijgesproken van het witwassen van geld. 2. artikel 10a OW. Het vonnis dient te worden vernietigd nu de rechtbank bij de vrijspraak van het onder 1 ten laste gelegde feit een onjuiste maatstaf heeft aangelegd, namelijk dat er een concrete verbinding nodig is met producenten van synthetische drugs. Uit de in het arrest genoemde feiten, te weten: het aantreffen van een grote hoeveelheid BMK, de vrijkomende zoete geur daarvan bij het bewegen van die jerrycans, het leugenachtige relaas van de medeverdachte omtrent het tanken van dieselolie in Antwerpen, en het op verdachte aangetroffen briefje met gegevens omtrent stoffen van belang bij de productie van synthetische verdovende middelen, alle in onderlinge samenhang bezien, blijkt dat verdachte en zijn medeverdachte wisten dat in de jerrycans BMK zat en dat deze door hen vervoerde BMK bedoeld was voor de bereiding en vervaardiging van synthetische drugs. Zij hebben zich derhalve schuldig gemaakt aan voorbereidingshandelingen in de zin van artikel 10a van de Opiumwet. Dit artikel is gericht op strafbaarstelling van diegenen die in de voorfase van de drugshandel actief zijn geweest en beoogt het mogelijk te maken om in een vroeg stadium van de organisatie van de handel in drugs in te grijpen. Met de overweging dat voor een bewezenverklaring van feit 1 een concretere verbinding nodig is met de producenten van de amfetamine, heeft de rechtbank, gelet op de reikwijdte van de strafbaarstelling van artikel 10a Opiumwet, een onjuiste maatstaf aangelegd.
Partij(en)
Parketnummer: 20-000908-07
Uitspraak : 6 november 2007
TEGENSPRAAK
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Breda van
22 februari 2007 in de strafzaak met parketnummer 02-801193-06 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats][land] op [1969],
wonende te [adres][land]
Hoger beroep
De officier van justitie heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis van de eerste rechter zal vernietigen en opnieuw rechtdoende verdachte zal veroordelen ten aanzien van de feiten onder 1 en onder 2 tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden, met aftrek van voorarrest en met onttrekking aan het verkeer, verbeurdverklaring en teruggave van de in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen en geldbedragen zoals door de eerste rechter is beslist.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat in hoger beroep de tenlastelegging - en aldus de grondslag van het onderzoek - is gewijzigd. Voorts is het hof van oordeel dat het vonnis dient te worden vernietigd nu de rechtbank bij de vrijspraak van het onder 1 ten laste gelegde feit een onjuiste maatstaf heeft aangelegd, namelijk dat er een concrete verbinding nodig is met producenten van synthetische drugs.
Tenlastelegging
Aan verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in hoger beroep - ten laste gelegd dat:
- 1.
hij op of omstreeks 2 oktober 2006 te Tilburg, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of vervaardigen en/of buiten en/of binnen het grondgebied van Nederland brengen van amfetamine en/of metamfetamine en/of tenamfetamine en/of amfetaminesulfaat en/of MDMA en/of MDA en/of MDEA, althans een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine en/of metamfetamine en/of tenamfetamine en/of amfetaminesulfaat en/of MDMA en/of MDA en/of MDEA, in elk geval een of meer middel(en) vermeld op lijst I van de Opiumwet, voor te bereiden en/of te bevorderen
- -
een of meer anderen heeft/hebben getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen, te doen plegen en/of mede te plegen en/of uit te lokken en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen te verschaffen, en/of
- -
zich en/of een of meer anderen gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft/hebben getracht te verschaffen, en/of
- -
(een) voorwerp(en) en/of (een) vervoermiddel(en) en/of (een) stof(fen) en/of gelden voorhanden heeft/hebben gehad, waarvan verdachte en/of verdachtes mededader(s) wist(en) of ernstige redenen had(den) om te vermoeden, dat dat/die bestemd was/waren tot het plegen van dat/die feit(en),
hebbende hij, verdachte en/of zijn mededader(s), op voornoemd tijdstip in voornoemde pleegplaats opzettelijk daartoe:
- *
drie jerrycans (met/inhoudende) 1-fenyl-2-propanon, althans een (grote) hoeveelheid 1-fenyl-2-propanon (ongeveer 60 liter), ook wel genaamd BMK (benzylmethylketon) en/of drie jerrycans (met/inhoudende) 3,4-methyleendioxyfenylpropan-2-on, althans een (grote) hoeveelheid 3,4-methyleendioxyfenylpropan-2-on, ook wel genaamd PMK (piperonylmethylketon), in elk geval (een) stof(fen) welke kan/kunnen worden aangewend voor de productie van synthetische drugs met/in een (personen)auto vervoerd en/of in een (personen)auto voorhanden gehad
en/of
- *
een (personen)auto en/of telecommunicatiemiddelen (diverse GSM’s) en/of een contant geldbedrag van (in totaal ongeveer) ruim EUR 37.000, althans ongeveer EUR 5.710,75 voorhanden gehad;
- 2.
hij, als marktdeelnemer, op of omstreeks 2 oktober 2006 te Tilburg, in elk geval in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk, een geregistreerde stof van categorie I van bijlage 1 van de Verordening nr. 273/2004 van het Europees Parlement en de Raad, te weten (drie jerrycans met/inhoudende)
3,4-methyleendioxyfenylpropan-2-on (synoniem van PMK) en/of (drie jerrycans met/inhoudende) 1-fenyl-2-propanon (synoniem van BMK) (in totaal ongeveer 60 liter), zonder een door de bevoegde instanties afgegeven vergunning, in zijn bezit heeft gehad en/of in de handel heeft gebracht;
- 3.
hij op of omstreeks 02 oktober 2006 te Tilburg tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, een hoeveelheid van ongeveer
5,6 kilogram, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het
vijfde lid van artikel 3a van die wet;
- 4.
hij op of omstreeks 02 oktober 2006, te Tilburg, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een voorwerp, te weten een grote hoeveelheid (contant) geld (in totaal ongeveer ruim EUR 37.000, in elk geval ongeveer EUR 5.710) heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen en/of omgezet, althans van een voorwerp, te weten een grote hoeveelheid (contant) geld (in totaal ongeveer ruim
EUR 37.000, in elk geval ongeveer EUR 5.710), gebruik heeft gemaakt, terwijl hij en/of zijn mededader(s) wist/wisten dat bovenomschreven voorwerp - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf.
Het hof leest de tenlastelegging onder 1 en onder 2 verbeterd, in dier voege dat in plaats van “fenyl-2-propanon” wordt gelezen “1-fenyl-2-propanon”, nu dit een kennelijke schrijffout betreft. Voorzover in de tenlastelegging voor het overige nog taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is door deze verbeteringen niet geschaad in de verdediging.
Vrijspraak
Het hof heeft uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen, dat verdachte het onder 3 en onder 4 ten laste gelegde heeft begaan, zodat hij daarvan wordt vrijgesproken.
A.1.
Het hof komt ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde tot die conclusie op grond van het volgende.
A.2.
Het hof overweegt dat uit de stukken en het verhandelde ter terechtzitting is gebleken dat verdachte op 2 oktober 2006 is ingestapt in de door de medeverdachte bestuurde personenauto en plaats heeft genomen op de bijrijderstoel en dat de tas met hennep zich in de kofferbak van de auto bevond. De tas was aldus voor verdachte niet zichtbaar. Dat verdachte met de aanwezigheid van die hennep bekend was is niet gebleken. Met de eerste rechter is het hof van oordeel dat verdachte onder deze omstandigheden niet verantwoordelijk kan worden gehouden voor de aanwezigheid van de hennep in de auto.
B.1.
Het hof komt ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde tot die conclusie op grond van het volgende.
B.2.
Verdachte heeft verklaard dat hij het bij hem aangetroffen geld heeft gewonnen tijdens bezoeken aan casino’s in Nederland.
Het hof overweegt allereerst dat, nu is gebleken dat verdachte inderdaad op 30 september 2006 te Amsterdam en op 2 oktober 2006 te 17.46 uur te Breda een casino heeft bezocht
(pagina 192 van het slotproces-verbaal), deze verklaring van verdachte in ieder geval niet volstrekt onaannemelijk is. Voorts zijn, naar het oordeel van het hof, uit de stukken en het verhandelde ter terechtzitting geen concrete aanwijzingen gebleken dat het bij verdachte aangetroffen geld van misdrijf afkomstig is. Derhalve kan niet worden uitgesloten dat verdachte het geld op legale wijze heeft verworven, namelijk door winst in het casino. Nu niet kan worden vastgesteld dat het niet anders kan dan dat het geld van misdrijf afkomstig is, moet verdachte worden vrijgesproken van het witwassen van geld.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en onder 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
- 1.
hij op 2 oktober 2006 te Tilburg, tezamen en in vereniging met een ander, om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden en vervaardigen van amfetamine en/of metamfetamine, voor te bereiden, een stof voorhanden hebben gehad, waarvan verdachte en verdachtes mededader wisten dat die bestemd was tot het plegen van dat feit, hebbende hij, verdachte en zijn mededader, op voornoemd tijdstip in voornoemde pleegplaats opzettelijk daartoe drie jerrycans met/inhoudende 1-fenyl-2-propanon, (ongeveer 60 liter), ook wel genaamd BMK (benzylmethylketon) in een personenauto vervoerd en in een personenauto voorhanden gehad;
- 2.
hij, als marktdeelnemer, op 2 oktober 2006 te Tilburg, tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk, een geregistreerde stof van categorie I van bijlage 1 van de Verordening
nr. 273/2004 van het Europees Parlement en de Raad, te weten drie jerrycans met/inhoudende 1-fenyl-2-propanon (synoniem van BMK) (in totaal ongeveer 60 liter), zonder een door de bevoegde instanties afgegeven vergunning, in zijn bezit heeft gehad.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat deze daarvan wordt vrijgesproken.
Door het hof gebruikte bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkort arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort arrest. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort arrest gehecht.
Bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.
Elk bewijsmiddel wordt - ook in zijn onderdelen - slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezen verklaarde feit, of die bewezen verklaarde feiten, waarop het, blijkens zijn inhoud, betrekking heeft.
- C.
Verdachte en zijn medeverdachte zijn, gezeten in een personenauto, op 2 oktober 2006 omstreeks 21.45 uur door de politie in Tilburg staande gehouden. Door de verbalisanten werden in de personenauto achter de voorstoelen drie jerrycans aangetroffen, welke waren gevuld met een vloeistof (totaal ongeveer 60 liter), welke vloeistof na onderzoek door het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) uit benzylmethylketon (BMK) - een stof welke onder het synoniem 1-fenyl-2-propanon is vermeld op bijlage I onder categorie 1, behorende bij de Wet Voorkoming Misbruik Chemicaliën – bleek te bestaan.
C.1.
De medeverdachte heeft tegenover de verbalisanten verklaard dat in de jerrycans dieselolie zat en dat hij de dieselolie in Antwerpen had gekocht (pagina 74 van het slotproces-verbaal).
Zijdens verdachte is het verweer gevoerd dat verdachte, voordat hij in de personenauto stapte, had gedronken en dat hij niet heeft gezien dat er jerrycans achter de voorstoelen stonden, waarbij kwam dat het donker was.
Uit genoemd proces-verbaal blijkt dat bij het bewegen van een van de jerrycans er vloeistof uit lekte, welk vocht volgens de verbalisanten qua geur niet op diesel leek. De zoete geur deed de verbalisanten denken aan mogelijke stoffen genoemd in de Opiumwet. Nu verdachte en diens medeverdachte in de auto hebben gezeten terwijl deze in beweging was, moet ook toen de geur voor beiden merkbaar zijn geweest, ongeacht eventueel drankgebruik. Voor verdachte geldt dat hij in elk geval dus wist dat er geen dieselolie in zat. Voor de medeverdachte geldt daarenboven, dat deze, door in strijd met de waarheid aan de verbalisanten te verklaren dat er dieselolie in zat, welke dieselolie hij in Antwerpen had gekocht, hieromtrent een leugenachtige verklaring heeft afgelegd, kennelijk om de ware toedracht te verhullen.
C.2.
Bij verdachte werd in zijn portemonnee een briefje aangetroffen met onder meer daar op geschreven “BMK 350 (euro)” en “Bensil Metil Cotol”. Kennelijk zijn deze laatste woorden een fonetische weergave resp. verbastering van het woord benzylmethylketon; het is hoogst onwaarschijnlijk dat een dergelijk verbasterde aanduiding gebezigd zou worden in de uiterst schaarse legale, professionele handel in BMK.
De overige op dat briefje geschreven woorden, betreffen eveneens stoffen die bruikbaar zijn bij de productie van synthetische drugs.
C.3.
Daarnaast blijkt uit het aanvullende proces-verbaal van de belastingdienst/douane Noord, team Poss, locatie Zwolle, nr. OI2916/07-300584, d.d. 17 oktober 2007, dat de stof BMK voor legale doeleinden zonder vergunning (immers verdachte noch zijn medeverdachte beschikten over een vergunning) moeilijk te verkrijgen is en dat de stof BMK praktisch geen legale toepassing in Nederland kent. In de periode 1 juli 1995 tot 10 oktober 2007 werd in Nederland 2.300 gram en 75 milliliter BMK legaal verhandeld, m.n. voor research- en studiedoeleinden. Voor het overige wordt blijkens dit proces-verbaal BMK illegaal gebruikt voor de productie van amfetamine en metamfetamine.
Bij gebreke van enige uitleg omtrent een voorgenomen legaal gebruik, wijst de aanwezigheid van een dergelijk grote hoeveelheid (omstreeks 60 liter) BMK op een voorgenomen gebruik daarvan ten behoeve van de illegale vervaardiging van amfetamine of metamfetamine.
De verklaring van de medeverdachte over de persoon van [naam persoon] – beweerdelijk de zakenpartner van de medeverdachte die ook gebruik van de personenauto maakte en volgens de medeverdachte verantwoordelijk was voor de jerrycans met inhoud -, is, naar het oordeel van het hof, volstrekt niet aannemelijk geworden, nu deze persoon onvindbaar en onbereikbaar is gebleken, en evenmin is gebleken van enige inspanning van die medeverdachte om bedoelde persoon te traceren. Aldus is zelfs het bestaan van deze genoemde persoon niet aannemelijk geworden.
C.4.
Uit de vorenstaande feiten, te weten: het aantreffen van een grote hoeveelheid BMK, de vrijkomende zoete geur daarvan bij het bewegen van die jerrycans, het leugenachtige relaas van de medeverdachte omtrent het tanken van dieselolie in Antwerpen, en het op verdachte aangetroffen briefje met gegevens omtrent stoffen van belang bij de productie van synthetische verdovende middelen, alle in onderlinge samenhang bezien, blijkt dat verdachte en zijn medeverdachte wisten dat in de jerrycans BMK zat en dat deze door hen vervoerde BMK bedoeld was voor de bereiding en vervaardiging van synthetische drugs. Zij hebben zich derhalve schuldig gemaakt aan voorbereidingshandelingen in de zin van artikel 10a van de Opiumwet. Dit artikel is gericht op strafbaarstelling van diegenen die in de voorfase van de drugshandel actief zijn geweest en beoogt het mogelijk te maken om in een vroeg stadium van de organisatie van de handel in drugs in te grijpen.
Met de overweging dat voor een bewezenverklaring van feit 1 een concretere verbinding nodig is met de producenten van de amfetamine, heeft de rechtbank, gelet op de reikwijdte van de strafbaarstelling van artikel 10a Opiumwet, een onjuiste maatstaf aangelegd.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde onder 1 is voorzien en strafbaar gesteld bij artikel 10a, eerste lid, aanhef en onder 3 en laatste volzin, van de Opiumwet, juncto artikel 10, vierde lid, en artikel 2, aanhef en onder B en onder D, van die wet, juncto artikel 47, eerste lid, aanhef en onder 1, van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
Het bewezen verklaarde onder 2 is voorzien bij artikel 1, aanhef en onder 1, van de Wet op de economische delicten juncto artikel 2, aanhef en onder a, van de Wet voorkoming misbruik chemicaliën juncto artikel 3, tweede lid, van de Verordening (EG) nr. 273/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 inzake drugsprecursoren, juncto artikel 47, eerste lid, aanhef en onder 1, van het Wetboek van Strafrecht, en strafbaar gesteld bij de artikelen 2, eerste lid en 6, eerste lid, aanhef en onder 1, van de Wet op de economische delicten, zoals deze luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Het wordt gekwalificeerd zoals hierna in de beslissing wordt vermeld.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Op te leggen straf en maatregel
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Naar het oordeel van het hof kan niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf welke onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming voor de hierna te vermelden duur met zich brengt.
Daarbij is rekening gehouden met:
- -
de ernst van het bewezen verklaarde in de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd;
- -
de omstandigheid dat de verdachte in [land], blijkens gegevens uit het departementaal register van verdachte, aangeklaagde en berechte personen van het Bureau Criminele Recherche van [land], reeds eerder terzake drugsdelicten is veroordeeld.
Voorts heeft het hof rekening gehouden met de omstandigheid dat verdachte en de medeverdachte op 2 oktober 2006 ongeveer 60 liter BMK bij zich hadden. Bekend is dat van
- 60.
liter BMK ongeveer 30 kilogram amfetamine kan worden vervaardigd. Deze synthetische drugs leveren, eenmaal in handen van gebruikers, grote gevaren op voor de gezondheid.
Ten slotte rekent het hof de verdachte aan dat hij geen enkele verantwoordelijkheid voor zijn handelen heeft genomen.
Gelet op het vorenstaande acht het hof de hierna te noemen gevangenisstraf passend, teneinde verdachte het ongeoorloofde van zijn handelen te doen inzien.
Het na te melden in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerp, met betrekking tot welke het onder 1 en onder 2 ten laste gelegde en bewezen verklaarde is begaan, dient te worden onttrokken aan het verkeer, aangezien het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang.
De in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen en geldbedragen moeten worden teruggegeven aan de hieronder te noemen persoon, zijnde degene die blijkens het onderzoek ter terechtzitting redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 2, 10 en 10a van de Opiumwet, de artikelen 36b, 36c, 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht, artikel 1, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten, artikel 2 van de Wet voorkoming misbruik chemicaliën en artikel 3 van de Verordening (EG) nr. 273/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 inzake drugsprecursoren, zoals deze luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en doet opnieuw recht.
Verklaart niet bewezen, dat verdachte het onder 3 en onder 4 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart, zoals hiervoor overwogen, wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte het onder 1 en onder 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart dat het onder 1 en onder 2 bewezen verklaarde oplevert:
- 1.
Medeplegen van een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voorbereiden door een stof voorhanden te hebben waarvan hij weet dat die bestemd is tot het plegen van dat feit;
- 2.
Medeplegen van het opzettelijk overtreden van een voorschrift, gesteld bij of krachtens artikel 2 van de Wet voorkoming misbruik chemicaliën.
Verklaart verdachte deswege strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 (vierentwintig) maanden.
Bepaalt, dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Beveelt de onttrekking aan het verkeer van de in beslag genomen voorwerpen, ten aanzien waarvan nog geen last tot teruggave is gegeven, te weten 1.00 STK papier, uit portemonnee.
Gelast de teruggave aan verdachte van de in beslag genomen voorwerpen, ten aanzien waarvan nog geen last tot teruggave is gegeven, te weten:
- -
1.00 STK Mobiele telefoon, Kl. grijs, Nokia;
- -
1.00 STK Mobiele telefoon, Kl. oranje, Nokia;
- -
1.00 STK Telefoononderdelen, Lebar A Mobiel simcard;
- -
1.00 STK Acculader, Nokia;
- -
1.00 STK Kaart, Sandisk geheugen;
- -
1.00 STK Paspoort, Kl. groen, [land] paspoort op naam van [verdachte];
- -
1.00 STK Pas, diverse pasjes;
- -
1.00 STK Sleutel, diverse sleutels uit schoudertas;
- -
1.00 STK Papier, papieren uit schoudertas;
- -
1.00 STK Tas, kl. zwart, schoudertas;
- -
1.00 STK Sleutelbos, Kl. zilver, 3 grote, 2 kleine sleutels en sleutelhanger Ilona;
- -
1.00 STK Sigarettendoos, kl. goud, Rockets filter doosje met 23 filtersigaretten;
- -
1.00 STK Identiteitsbewijs uit portemonnee;
- -
1.00 STK Pas uit portemonnee;
- -
1.00 STK Portemonnee, Kl. zwart, heren;
- -
1.00 STK Identiteitsbewijs, Kl. groen, [land] op naam van [verdachte], [1969].
Gelast de teruggave aan verdachte van de in beslag genomen geldbedragen, ten aanzien waarvan nog geen last tot teruggave is gegeven, te weten:
- -
Geld Euro's, 11 x 500, waarde 5500,00;
- -
Geld Euro's, 3 x 50, waarde 150,00;
- -
Geld Euro's, 2 x 20, waarde 40,00;
- -
Geld Euro's, 1 x 10, waarde 10,00;
- -
Geld Euro's, 2 x 5, waarde 10,00;
- -
Geld buitenlands, sterling 1 x 20;
- -
Geld buitenlands, USA Dollar 1 x 1 biljet;
- -
Geld buitenlands, 1 x 20 onbekende valuta;
- -
Geld buitenlands, 2 x 5 onbekende valuta;
- -
Geld buitenlands, 7 x 50 vermoedelijk [land] biljet;
- -
Geld buitenlands, 5 x 1 onbekende valuta;
- -
Geld buitenlands, 1 x 2 onbekende valuta;
- -
Geld buitenlands, 1 x 50 onbekende valuta;
- -
Geld buitenlands, 1 x 10 vermoedelijk [land] biljet;
- -
Geld buitenlands, Bravaria Markes, 1 x 2;
- -
Geld buitenlands, Bravaria Markes, 1 x 4;
- -
Geld Euro's, munten aangetroffen in tas [verdachte], waarde 0,75;
- -
Geld buitenlands, aangetroffen in tas [verdachte];
- -
Geld buitenlands, muntgeld uit schoudertas.
Aldus gewezen door
mr. H. Harmsen, voorzitter,
mr. J.M. Brandenburg en mr. A. de Lange,
in tegenwoordigheid van mr. N. van der Velden, griffier,
en op 6 november 2007 ter openbare terechtzitting uitgesproken.