Stb. 2006, 470.
HR, 05-02-2019, nr. 18/00626
ECLI:NL:HR:2019:167
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
05-02-2019
- Zaaknummer
18/00626
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2019:167, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 05‑02‑2019; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2018:1366
ECLI:NL:PHR:2018:1366, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 11‑12‑2018
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2019:167
- Vindplaatsen
SR-Updates.nl 2019-0163
Uitspraak 05‑02‑2019
Inhoudsindicatie
N-o verklaring in h.b. ex art. 416.2 Sv. H.b. ingetrokken? HR: Op gronden vermeld in CAG is middel terecht voorgesteld. CAG: Hof heeft aan zijn oordeel ten grondslag gelegd dat "het hof van de zijde van de verdachte (is) bericht dat h.b. is ingetrokken", maar heeft geen duidelijkheid verschaft over wie Hof heeft bericht dat h.b. is ingetrokken. Het arrest houdt niet meer in dan dat Hof het bericht "van de zijde van de verdachte" heeft ontvangen. Het ligt voor de hand dat het bericht waaraan Hof refereert op de tz. aan de orde is gekomen, maar een p-v van de tz. ontbreekt. Bij de stukken bevindt zich geen stuk dat een verklaring "van de zijde van de verdachte" behelst dat h.b. is ingetrokken en ook geen akte intrekking van h.b. Als h.b. daadwerkelijk voor aanvang van de behandeling van h.b. zou zijn ingetrokken, dan zou het vonnis in e.a. in kracht van gewijsde zijn gegaan en had Hof niet tot n-o verklaring van h.b. kunnen komen. Volgt vernietiging en terugwijzing.
Partij(en)
5 februari 2019
Strafkamer
nr. S 18/00626
SLU
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 4 augustus 2016, nummer 20/000678-16, in de strafzaak tegen:
[verdachte] , geboren te [geboorteplaats] (Polen) op [geboortedatum] 1984.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft M.T. de Vaal, advocaat te 's-Gravenhage, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal F.W. Bleichrodt heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest en tot terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof 's-Hertogenbosch teneinde opnieuw te worden berecht en afgedaan.
2. Beoordeling van het middel
2.1.
Het middel bevat de klacht dat het Hof de verdachte ten onrechte, althans ontoereikend gemotiveerd, niet-ontvankelijk heeft verklaard in het door hem ingestelde hoger beroep.
2.2.
Op de gronden die zijn vermeld in de conclusie van de Advocaat-Generaal onder 8 is het middel terecht voorgesteld.
3. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, opdat de zaak opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren V. van den Brink en A.L.J. van Strien, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 5 februari 2019.
Conclusie 11‑12‑2018
Inhoudsindicatie
Conclusie AG. Hof heeft verdachte met toepassing van art. 416 lid 2 Sv niet-ontvankelijk verklaard in hoger beroep. Is het oordeel van het hof dat bezwaren van verdachte tegen het vonnis niet worden gehandhaafd begrijpelijk? AG geeft de Hoge Raad in overweging het arrest te vernietigen.
Nr. 18/00626 Zitting: 11 december 2018 (bij vervroeging) | Mr. F.W. Bleichrodt Conclusie inzake: [verdachte] |
Het gerechtshof ’s-Hertogenbosch heeft de verdachte bij arrest van 4 augustus 2016 niet-ontvankelijk verklaard in het door hem ingestelde hoger beroep tegen een bij verstek gewezen vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 24 februari 2016. Bij dat vonnis heeft de rechtbank de verdachte wegens "bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht" veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van één dag, met aftrek van het voorarrest, en tot een voorwaardelijke geldboete ter hoogte van € 250,00 subsidiair vijf dagen hechtenis, met een proeftijd van twee jaren.
Het cassatieberoep is ingesteld namens de verdachte. Mr. M.T. de Vaal, advocaat te 's-Gravenhage, heeft één middel van cassatie voorgesteld.
Het middel klaagt dat het hof de verdachte ten onrechte, althans ontoereikend gemotiveerd, niet-ontvankelijk heeft verklaard in het door hem ingestelde hoger beroep.
De stukken van het geding houden, voor zover voor de beoordeling van het middel van belang, het volgende in.
(i) Op 7 maart 2016 heeft mr. J.J.M. Boot, advocaat te Steenbergen, namens de verdachte hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 24 februari 2016.
(ii) Op 21 maart 2016 heeft mr. Boot per fax een ‘Grievenformulier Hoger Beroep’ verzonden naar de rechtbank Zeeland-West-Brabant. Dit formulier houdt onder meer het volgende in:
“Om één of meer van de volgende redenen kom ik in hoger beroep
(…)
[x] Ik ben niet bij de zitting aanwezig geweest, omdat:
ik daar niet van op de hoogte was
[x] Ik had het volgende naar voren willen brengen:
ik heb me niet schuldig gemaakt aan bedreiging
(…)
[x] Ik ben onschuldig
Toelichting:
ik heb me niet schuldig gemaakt aan bedreiging
(…)
[x] Ik heb bezwaren tegen de (hoogte van) opgelegde straf
Toelichting:
ik had moeten worden vrijgesproken in plaats van veroordeeld”
(iii) De dagvaarding van de verdachte om te verschijnen ter terechtzitting in hoger beroep van 4 augustus 2016 is aan de verdachte niet in persoon betekend. Een afschrift van de appèldagvaarding is verzonden aan mr. Boot.
(iv) De zaak is behandeld op 4 augustus 2016. Vervolgens heeft de voorzitter op diezelfde dag het bestreden arrest uitgesproken. De verdachte was daarbij niet aanwezig.
(v) Het arrest houdt, voor zover voor de bespreking van het middel relevant, het volgende in:
“Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof de verdachte niet-ontvankelijk zal verklaren in het door hem ingestelde hoger beroep.
Ontvankelijkheid van het hoger beroep
Nadat het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep is aangevangen, is het hof van de zijde van de verdachte bericht dat het hoger beroep is ingetrokken. De akte intrekking hoger beroep heeft het hof niet bereikt. Vanwege de kennelijke intrekking is evenwel duidelijk dat de bezwaren van de verdachte tegen het vonnis waarvan beroep niet worden gehandhaafd. Het hof zal daarom - nu het belang van de verdachte noch enig ander rechtens te beschermen belang gediend is met een behandeling van het hoger beroep - toepassing geven aan het bepaalde in artikel 416 lid 2 Sv en de verdachte niet-ontvankelijk verklaren in het door hem ingestelde hoger beroep.
BESLISSING
Het hof:
verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het door hem ingestelde hoger beroep.”
(vi) Op 1 februari 2018 is namens de verdachte beroep in cassatie ingesteld tegen het arrest van het hof.
5. Aan het middel is ten grondslag gelegd dat de niet-ontvankelijkverklaring van de verdachte in het door hem ingestelde hoger beroep ontoereikend is gemotiveerd. Volgens de steller van het middel had het hof op basis van een bericht dat zich niet bij de stukken bevindt en waarvan onbekend is van wie het afkomstig is en wanneer het is ontvangen, niet tot de niet-ontvankelijkverklaring mogen komen.
6. Het hof heeft de niet-ontvankelijkverklaring gegrond op art. 416, tweede lid, Sv. Die bepaling luidt als volgt:
“Indien de verdachte geen schriftuur houdende grieven heeft ingediend noch mondeling bezwaren tegen het vonnis opgeeft, kan het door de verdachte ingestelde hoger beroep zonder onderzoek van de zaak zelf niet-ontvankelijk worden verklaard."
7. De memorie van toelichting bij het wetsvoorstel dat heeft geleid tot de Wet stroomlijnen hoger beroep1.houdt, voor zover hier van belang, het volgende in:
“3.2.3 Behandeling slechts in aanwezigheid van verdachte?
(…)
De gedachte van de «behandeling in appèl slechts in aanwezigheid van de verdachte» spreekt de regering in beginsel wel aan omdat van degene die hoger beroep instelt ten minste gevergd mag worden te proberen uit te leggen wat de bezwaren tegen het vonnis inhouden. Het hoger beroep moet een verdachte niet bij eigen inactiviteit beschermen. Daarbij komt dat de kwaliteit van de procesvoering is gediend bij aanwezigheid van de verdachte of althans bij het feit dat een verdediging wordt gevoerd. Dit roept echter verschillende vraagpunten op:
(…)
Overweging van deze aspecten brengt de regering ertoe de aanwezigheid van de verdachte niet onverkort en exclusief als voorwaarde te formuleren voor de ontvankelijkheid in een door hem ingesteld hoger beroep. Van de verdachte die hoger beroep instelt kan wel in redelijkheid gevergd worden te verschijnen, grieven kenbaar te maken of althans verdediging te voeren. De appèlrechter dient vervolgens de bevoegdheid te hebben bij het niet vervullen van wat kort gezegd «weerwoord» genoemd kan worden om het ingestelde hoger beroep niet ontvankelijk te verklaren. Maar hij dient daartoe niet te worden verplicht. Herstel van ambtshalve geconstateerde fouten blijft dan mogelijk. Ook bestaat de kans dat de appèlrechter tot behandeling overgaat en dan tot een ander oordeel komt in de strafmaat. Van een vrijblijvend appèl is dan ook geen sprake.
In de huidige rechtspraktijk komt het veelvuldig voor, dat een verdachte door middel van een akte na een aanhouding voor onbepaalde tijd of ter zitting na uitroeping van de zaak stelt het ingestelde rechtsmiddel bij nader inzien in te willen trekken. Formeel kan het rechtsmiddel niet meer worden ingetrokken. De beslissing van het hof luidt in dergelijke zaken veelal dat een redelijke wetstoepassing met zich brengt, dat in hoger beroep niet een onderzoek ten gronde wordt verricht en vervolgens arrest wordt gewezen. De verdachte wordt dan, nu daardoor noch het belang van de verdachte, noch enig ander redelijk belang van strafvordering wordt geschaad, niet-ontvankelijk verklaard in het door hem ingestelde hoger beroep («point d'intérêt, point d'action»). Deze bestendige praktijk vloeit voort uit een redelijke wetstoepassing, maar is niet expliciet wettelijk verankerd. Deze voor de procespartijen en de rechtspleging doelmatige wijze van handelen krijgt door de bevoegdheid van de appèlrechter in geval geen bezwaren tegen het vonnis worden opgegeven (en gehandhaafd) te beslissen tot de niet-ontvankelijkheid van het ingestelde hoger beroep expliciet een wettelijke basis.
(…)
Onderdeel N. Artikel 416 Sv (…)
In aanvulling op hetgeen in het algemeen deel reeds over deze wijzigingen is gesteld, wordt het volgende opgemerkt.
Het voorgestelde tweede lid bepaalt, dat indien van de zijde van de appellerende verdachte geen bewaren worden ingebracht, waaronder begrepen kan worden de omstandigheid dat wel ingebrachte bezwaren niet worden gehandhaafd, het ingestelde hoger beroep zonder verder onderzoek niet ontvankelijk verklaard kan worden. (…)”2.
8. Ik acht het oordeel van het hof niet begrijpelijk. Het hof heeft aan zijn oordeel ten grondslag gelegd dat “het hof van de zijde van de verdachte (is) bericht dat het hoger beroep is ingetrokken”. Het hof verschaft geen duidelijkheid wie het hof heeft bericht dat het hoger beroep is ingetrokken. Het arrest houdt in dit verband immers niet meer in dan dat het hof het bericht “van de zijde van de verdachte” heeft ontvangen. Verder ontbreekt een proces-verbaal van de terechtzitting. Gelet op de vordering van de advocaat-generaal, inhoudende dat het hof de verdachte niet-ontvankelijk zal verklaren in het door hem ingestelde hoger beroep, ligt het voor de hand dat het bericht waaraan het hof refereert op de terechtzitting aan de orde is gekomen. Ten slotte bevindt zich bij de stukken van het geding ook geen stuk dat een verklaring “van de zijde van de verdachte” behelst dat het hoger beroep is ingetrokken. Daarbij komt dat als het hoger beroep daadwerkelijk voor aanvang van de behandeling van het hoger beroep zou zijn ingetrokken, het vonnis in eerste aanleg in kracht van gewijsde zou zijn gegaan en het hof niet tot een niet-ontvankelijkheid van het hoger beroep had kunnen komen.3.Een akte intrekking van het hoger beroep bevindt zich niet bij de stukken. Wel is een namens de verdachte ingevuld grievenformulier beschikbaar. Indien ervan wordt uitgegaan dat het hoger beroep niet daadwerkelijk is ingetrokken, ontbeert de gevolgtrekking van het hof dat duidelijk is dat de bezwaren van de verdachte tegen het vonnis waarvan beroep niet worden gehandhaafd in deze zaak een solide fundament. In het licht van het voorafgaande, is het oordeel van het hof dat de bezwaren van de verdachte tegen het vonnis niet worden gehandhaafd niet begrijpelijk. Het middel slaagt.
9. Ambtshalve heb ik geen gronden aangetroffen die tot vernietiging van de bestreden uitspraak aanleiding behoren te geven.
10. Deze conclusie strekt tot vernietiging van het bestreden arrest en tot terugwijzing van de zaak naar het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch teneinde opnieuw te worden berecht en afgedaan.4.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 11‑12‑2018
Kamerstukken II 2005/06, 30320, nr. 3, p. 12-13 en 51.
Vgl. HR 6 november 2018, ECLI:NL:HR:2018:2057, HR 11 november 2008, ECLI:NL:HR:2008:BF0756, en HR 3 juli 2007, ECLI:NL:HR:2007:BA5041.
Mocht na terugwijzing van de zaak blijken dat het hoger beroep daadwerkelijk is ingetrokken voordat de behandeling van het hoger beroep op 4 augustus 2016 is aangevangen, dan kan het hof volstaan met te verstaan dat het hoger beroep is ingetrokken.