Einde inhoudsopgave
Contractuele samenwerkingsverbanden in de BTW (FM nr. 133) 2009/
Verhandeling
A.J. van Doesum, datum 01-01-2009
- Datum
01-01-2009
- Auteur
A.J. van Doesum
- JCDI
JCDI:ADS364454:1
- Vakgebied(en)
Omzetbelasting (V)
Onbekend (V)
Omzetbelasting / Algemeen
Europees belastingrecht / Richtlijnen EU
Omzetbelasting / Aftrek en teruggaaf
Fiscaal ondernemingsrecht (V)
Omzetbelasting / Belastingplichtige en -schuldige
Ondernemingsrecht / Personenvennootschappen
Europees belastingrecht / Algemeen
Voetnoten
Voetnoten
HR 14 september 1988, nr. 25 005, BNB 1989/213 (Kosten voor gemene rekening), r.o. 4.3. Zie ook: HR 11 oktober 1989, nr. 25 253, BNB 1990/34, r.o. 4.5.
In dezelfde zin: D.M.P.M. Stevens, Het verrichten van diensten onder bezwarende titel als belastbaar feit in de omzetbelasting, (diss.) Maastricht 2001, blz. 297.
In dezelfde zin: E.M. Vrouwenvelder, Wel de lusten en niet de lasten? Dat lijkt (ook?) in de BTW niet mogelijk!, WFR 1996/6208, blz. 1147. Anders: J.L.M.J. Vervloed, Kosten voor gemeenschappelijke rekening, BtwBrief 1995, nr. 5, blz. 3 en O.L. Mobach, Doorbelasting van kosten zonder BTW, BTW-bulletin 1997, nr. 6, blz. 8.
Vgl. Rechtbank 's-Gravenhage 15 juni 2006, nr. 05/1783, V-N 2006/57.2.6, r.o. 5.2.3.
In het arrest HR 14 september 1988 overwoog de Hoge Raad dat:
“Als diensten welke ingevolge artikel 4, in samenhang met artikel 1, van de Wet op de omzetbelasting 1968 aan omzetbelasting zijn onderworpen, moeten worden aangemerkt alle prestaties die in het economische verkeer tegen vergoeding worden verricht door een ondernemer in het kader van zijn onderneming. Als prestaties verricht in het economische verkeer hebben te gelden alle prestaties bij het verrichten waarvan de ondernemer, ter wille van de daarmee gemoeide economische belangen, optreedt tegenover personen die niet tot de eigen kring behoren”.1
Deze overweging van dit arrest, waarin toepassing van het leerstuk van kosten voor gemene rekening in geschil was, voedt de gedachte dat de idee van het leerstuk van kosten voor gemene rekening is, dat het doorbelasten van kosten in het kader van een overeenkomst tot het verdelen van kosten voor gemene rekening niet een handeling betreft, die strekt ter wille van een daarmee gemoeid economisch belang. Daarmee zouden de handelingen niet in het economisch verkeer plaatsvinden en onbelastbaar zijn. De Hoge Raad heeft het leerstuk van kosten voor gemene rekening echter nooit van toepassing verklaard, op de grond dat de activiteiten van partijen niet in het economisch verkeer werden verricht. De Hoge Raad fundeert de eventuele onbelastbaarheid niet op art. 7 Wet OB (subjectniveau), maar op art. 4 Wet OB (objectniveau).2 Ik meen dan ook dat het leerstuk van kosten voor gemene rekening niet in verband moet worden gebracht met begrippen als “eigen kring” of “economisch verkeer”3 (zie over deze begrippen nader, deel III, hoofdstuk 14, paragraaf 14.5). Bovendien acht ik het niet juist om de handelingen van een penvoerder als “niet-economische activiteiten” aan te duiden. Er is onmiskenbaar een economisch belang om tot het maken van kosten voor gemene rekening over te gaan.
Ik stel voorop dat de vraag over wie de afnemer van een prestatie is (de penvoerder of de participanten), in het geval van kosten waarop geen btw drukt zinledig is, voor zover het “interne kosten” betreft. Voorts merk ik op dat de commissionairsfictie niet van toepassing is in het geval van doorbelastingen van “interne kosten”. Er is geen sprake van middellijke vertegenwoordiging. De “commissionairsfictie” geldt slechts indien de commissionair (penvoerder) als een tussenpersoon optreedt.4 Dat is niet het geval bij doorbelastingen van interne kosten onder het leerstuk van kosten voor gemene rekening. Wel relevant daarentegen zijn mijns inziens:
de vraag of van derdenbetalingen gesproken kan worden;
de vraag of de betaling, die volgt op de doorbelastingen, als een bezwarende titel kan worden beschouwd;
de vraag of de door de penvoerder verrichte handelingen als “diensten” zijn te beschouwen; en
de vraag of de handelingen van de penvoerder met diensten onder bezwarende titel gelijkgestelde handelingen zijn.
In het navolgende beantwoord ik deze vier vragen.