Einde inhoudsopgave
RvdW 2019/428
Oplegging geldboete bij belastingfraude: vergrijpboete als uitgangspunt.
HR 26-03-2019, ECLI:NL:HR:2019:435
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
26 maart 2019
- Magistraten
Mrs. J. de Hullu, Y. Buruma, E.F. Faase
- Zaaknummer
17/02823
- Conclusie
A-G mr. P.C. Vegter
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Bijzonder strafrecht / Fiscaal strafrecht
Belastingrecht algemeen / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2019:435, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 26‑03‑2019
ECLI:NL:PHR:2019:304, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 05‑02‑2019
Beroepschrift, Hoge Raad, 03‑09‑2017
- Wetingang
Art. 359 lid 5 Sv; art. 2.12 Wet IB 2001; art. 67d AWR; par. 8 en 25 Besluit Bestuurlijke Boeten Belastingdienst
Essentie
Oplegging geldboete bij belastingfraude: vergrijpboete als uitgangspunt. Het hof heeft hetzij de grondslag van de vergrijpboete miskend hetzij niet gemotiveerd waarom het uitging van een vergrijpboete van 100% i.p.v. 50%.
Samenvatting
Het hof heeft bij de vaststelling van de hoogte van de op te leggen geldboete aansluiting gezocht bij de fiscale vergrijpboete die de inspecteur in dit geval zou hebben opgelegd. O.g.v. art. 67d lid 1 en 2 onder a AWR worden fiscale vergrijpboeten berekend als percentage van het bedrag van de aanslag. Dat ‘bedrag van de aanslag’ is de belasting over het verzwegen ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.