NJ 2009, 376
Beslag op roerende zaak. Positie beslaglegger in geval van vervreemding door schuldenaar gevolgd door faillissement van schuldenaar en van derde-verkrijger. Blokkerende werking beslag: art. 453a Rv Algemeen voorrecht geen 'ouder' recht in zin art. 3:90 lid 2 BW.
HR 20-02-2009, ECLI:NL:HR:2009:BG7729, m.nt. A.I.M. van Mierlo (Ontvanger/De Jong)
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
20 februari 2009
- Magistraten
Mrs. J.B. Fleers, A.M.J. van Buchem-Spapens, A. Hammerstein, J.C. van Oven, F.B. Bakels
- Zaaknummer
08/00554
- Noot
A.I.M. van Mierlo
- LJN
BG7729
- Roepnaam
Ontvanger/De Jong
- JCDI
JCDI:ADS49866:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht / Beslag en executie
Vermogensrecht (V)
Insolventierecht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:PHR:2009:BG7729, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 20‑02‑2009
ECLI:NL:HR:2009:BG7729, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 20‑02‑2009
Beroepschrift, Hoge Raad, 07‑02‑2008
Essentie
Beslag op roerende zaak. Positie beslaglegger in geval van vervreemding door schuldenaar gevolgd door faillissement van schuldenaar en van derde-verkrijger. Blokkerende werking beslag: art. 453a Rv Algemeen voorrecht geen 'ouder' recht in zin art. 3:90 lid 2 BW.
De regel van art. 453a lid 1 Rv dat een na de inbeslagneming tot stand gekomen vervreemding niet tegen de beslaglegger kan worden ingeroepen, brengt mee dat de beslaglegger bevoegd blijft zijn recht tot verhaal op de in beslag genomen zaak voort te zetten, ook al maakt die zaak geen deel meer uit van ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.