Einde inhoudsopgave
Verordening (EG) nr. 1905/2006 tot invoering van een financieringsinstrument voor ontwikkelingssamenwerking
Aanhef
Geldend
Geldend vanaf 16-01-2007
- Bronpublicatie:
18-12-2006, PbEU 2006, L 378 (uitgifte: 27-12-2006, regelingnummer: 1905/2006)
- Inwerkingtreding
16-01-2007
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
18-12-2006, PbEU 2006, L 378 (uitgifte: 27-12-2006, regelingnummer: 1905/2006)
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Mensenrechten
Internationaal publiekrecht / Bijzondere onderwerpen
Verordening van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2006
HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 179, lid 1,
Gezien het voorstel van de Commissie,
Handelend volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag (1),
Overwegende hetgeen volgt:
- (1)
Om de communautaire buitenlandse hulp doelmatiger te maken, is een nieuw kader voor de planning en de uitvoering van de hulp ontworpen. Bij Verordening (EG) nr. 1085/2006 van de Raad (2) wordt een instrument voor pretoetredingssteun ingevoerd voor de communautaire hulp aan kandidaat-lidstaten en potentiële kandidaat-lidstaten. Bij Verordening (EG) nr. 1638/2006 (3) worden algemene bepalingen voor de invoering van een het[lees: het] Europees nabuurschaps- en partnerschapsinstrument vastgelegd. Bij Verordening (EG) nr. 1934/2006 (4) van de Raad wordt een financieringsinstrument voor samenwerking met industrielanden en andere landen en gebiedsdelen met een hoog inkomen ingevoerd. Bij Verordening (EG) nr. 1717/2006 (5)wordt een stabiliteitsinstrument ingevoerd. Bij Verordening (EG) nr. …/2007 (6) wordt een instrument voor nucleaire veiligheidssamenwerking ingevoerd. Bij Verordening (EG) nr. 1889/2006 (7) wordt een financieringsinstrument voor de bevordering van democratie en mensenrechten in de wereld ingevoerd. Verordening (EG) nr. 1257/96 van de Raad (8) heeft betrekking op humanitaire hulp. Bij deze verordening wordt een financieringsinstrument voor ontwikkelingssamenwerking ingevoerd voor de rechtstreekse ondersteuning van het ontwikkelingssamenwerkingsbeleid van de Gemeenschap.
- (2)
De Gemeenschap voert op het gebied van ontwikkelingssamenwerking een beleid dat gericht is op de verwezenlijking van doelstellingen als armoedebestrijding, duurzame economische en sociale ontwikkeling, en harmonieuze en geleidelijke integratie van de ontwikkelingslanden in de wereldeconomie.
- (3)
De Gemeenschap voert een samenwerkingsbeleid dat samenwerking, partnerschappen en gemeenschappelijke ondernemingen tussen economische spelers in de Gemeenschap en de partnerlanden en -regio's bevordert, en de dialoog tussen politieke, economische en sociale partners in de betrokken sectoren stimuleert.
- (4)
De millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling (MDG's), die door de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties op 8 september 2000 zijn aangenomen, zoals het uitroeien van extreme armoede en honger, en de doelstellingen en beginselen in verband met duurzame ontwikkeling die de Gemeenschap en haar lidstaten hebben goedgekeurd in het kader van de Verenigde Naties (VN) en andere bevoegde internationale organisaties op het gebied van ontwikkelingssamenwerking, vormen het doel van het beleid op het gebied van ontwikkelingssamenwerking en het optreden van de Gemeenschap in internationale fora.
- (5)
Met het oog op beleidscoherentie voor ontwikkeling is het van belang dat het communautair beleid op andere gebieden dan ontwikkeling conform artikel 178 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap de inspanningen van ontwikkelingslanden ter verwezenlijking van de MDG's ondersteunt.
- (6)
Een politiek klimaat dat vrede en stabiliteit, de eerbiediging van de mensenrechten, de fundamentele vrijheden, de democratische beginselen, de rechtsstaat, goed bestuur en gendergelijkheid garandeert, is een integrerend onderdeel van de ontwikkeling op de lange termijn.
- (7)
Gezond en duurzaam economisch beleid is een conditio sine qua non voor ontwikkeling.
- (8)
De leden van de Wereldhandelsorganisatie (WTO) hebben zich er op de vierde ministeriële conferentie in Doha toe verbonden de handel in de ontwikkelingsstrategieën te integreren, met de handel verband houdende technische bijstand en bijstand voor capaciteitsopbouw te verstrekken, en de noodzakelijke maatregelen te nemen om de technologieoverdracht via en voor de handel te vergemakkelijken, de relatie tussen buitenlandse directe investeringen en handel en de onderlinge relatie tussen handel en milieu te versterken, en de ontwikkelingslanden bij de deelname aan nieuwe handelsbesprekingen en de uitvoering van de resultaten daarvan te helpen.
- (9)
De Gemeenschappelijke Verklaring van de Raad en de vertegenwoordigers van de regeringen van de lidstaten, in het kader van de Raad bijeen, het Europees Parlement en de Commissie betreffende het ontwikkelingsbeleid van de Europese Unie: ‘De Europese consensus’ (9) van 20 december 2005, en de daaropvolgende wijzigingen daarvan, stellen het algemene kader vast voor het beleid van de Gemeenschap op het gebied van ontwikkeling. De planning en de uitvoering van de strategieën voor ontwikkelingshulp en -samenwerking zouden hierdoor moeten worden gestuurd.
- (10)
Ontwikkelingssamenwerking dient door middel van geografische en thematische programma's te geschieden. Geografische programma's dienen ter ondersteuning van de ontwikkeling en ter versterking van de samenwerking met landen en regio's in Latijns-Amerika, Azië, Centraal-Azië, het Midden-Oosten en Zuid-Afrika.
- (11)
De Gemeenschap en haar lidstaten hebben met sommige van deze partnerlanden en -regio's partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomsten gesloten teneinde een aanzienlijke bijdrage te kunnen leveren tot de ontwikkeling op de lange termijn van de partnerlanden en het welzijn van hun bevolking. De partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomsten zijn gebaseerd op gemeenschappelijke en universele waarden in verband met de eerbiediging en de bevordering van de mensenrechten en de fundamentele vrijheden, en op de eerbiediging van de democratische beginselen en de rechtsstaat. Dit zijn essentiële elementen van deze overeenkomsten. In dit verband moet eveneens aandacht worden besteed aan het recht op fatsoenlijk werk en de rechten van mensen met een handicap. Geregelde, diepgaande bilaterale betrekkingen tussen de Gemeenschap en de partnerlanden en de consolidatie van de multilaterale instellingen zijn belangrijke factoren die in aanzienlijke mate bijdragen tot het evenwicht en de ontwikkeling van de wereldeconomie, en die de rol en de plaats van de Gemeenschap en van de partnerlanden en -regio's in de wereld versterken.
- (12)
Terwijl thematische programma's in de eerste plaats ontwikkelingslanden moeten ondersteunen, dienen twee begunstigde landen, alsmede de landen en gebieden overzee (LGO) die niet de kenmerken hebben om volgens de voorschriften van de Commissie voor ontwikkelingsbijstand van de OESO (OECD/DAC) als ontvanger van officiële ontwikkelingshulp (ODA) te worden aangemerkt en die vallen onder artikel 2, lid 4, tweede alinea, eerste streepje, niettemin ook in aanmerking te kunnen komen voor thematische programma's onder de in deze verordening vastgestelde voorwaarden. De Gemeenschap moet thematische programma's financieren in landen, gebieden en regio's die in aanmerking komen voor bijstand uit hoofde van een geografisch programma in het kader van deze verordening, voor bijstand uit hoofde van Verordening (EG) nr. 1638/2006, of voor geografische samenwerking uit hoofde van het Europees Ontwikkelingsfonds (EOF). In Besluit 2001/822/EG van de Raad van 27 november 2001 betreffende de associatie van de landen en gebieden overzee (LGO) met de Europese Economische Gemeenschap (‘LGO-besluit’) (10), dat van toepassing is tot 31 december 2011, zijn de voorwaarden vastgesteld waaronder de LGO in aanmerking komen voor uit de algemene begroting van de Europese Unie gefinancierde thematische activiteiten op het gebied van ontwikkelingshulp, die bij deze verordening niet zijn gewijzigd.
- (13)
Thematische programma's moeten een uitgesproken meerwaarde bieden en programma's van geografische aard aanvullen, die het algemene kader vormen voor de samenwerking van de Gemeenschap met derde landen. De via thematische programma's uitgevoerde ontwikkelingssamenwerking moet een aanvulling vormen op de geografische programma's die in deze verordening en in Verordening (EG) nr. 1638/2006 zijn vastgesteld, en op de samenwerking uit hoofde van het EOF. Thematische programma's hebben betrekking op een specifiek terrein dat van belang is voor een groep partnerlanden zonder geografische samenhang, of op samenwerkingsactiviteiten in verschillende regio's of groepen partnerlanden of, op een internationale operatie die niet in een specifiek geografisch gebied wordt uitgevoerd. Zij vervullen tevens een belangrijke rol bij de externe ontwikkeling van het beleid van de Gemeenschap, en bij het zorgen voor samenhang tussen de verschillende sectoren en voor zichtbaarheid.
- (14)
Thematische programma's dienen ter ondersteuning van maatregelen op het gebied van menselijke en sociale ontwikkeling, milieu en duurzaam beheer van natuurlijke rijkdommen en energie, niet-overheidsactoren en plaatselijke overheden, voedselzekerheid, en migratie en asiel. De inhoud van de thematische programma's is op basis van de corresponderende mededelingen van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad voorbereid.
- (15)
Het thematisch programma milieu en duurzaam beheer van rijkdommen, inclusief energie, is onder meer bedoeld om internationale milieu-governance en het milieu- en het energiebeleid van de Gemeenschap in het buitenland te promoten.
- (16)
Het thematisch programma inzake migratie en asiel moet bijdragen tot de verwezenlijking van de doelstellingen die in de conclusies van de Europese Raad van 15 en 16 december 2005 te Brussel zijn vervat, met name de verhoging van de financiële steun van de Gemeenschap op terreinen die betrekking hebben op migratie of daaraan gerelateerd zijn.
- (17)
Het communautaire beleid inzake voedselzekerheid is geëvolueerd in de richting van de ondersteuning van algemene voedselzekerheidsstrategieën op nationaal, regionaal en mondiaal niveau, waarbij het verlenen van voedselhulp wordt beperkt tot humanitaire situaties en voedselcrises, waarbij verstoring van de lokale productie en de lokale markten wordt voorkomen; ten aanzien van structureel kwetsbare landen die voor hun voedselzekerheid in grote mate afhankelijk zijn van steun moet rekening worden gehouden met hun specifieke situatie, teneinde een sterke daling van de communautaire hulp te vermijden.
- (18)
Overeenkomstig de conclusies van de Raad van 24 mei 2005 moeten acties worden ondersteund om de reproductieve en seksuele gezondheid in de ontwikkelingslanden te verbeteren en de eerbiediging van de daarmee verband houdende rechten te waarborgen, en moet financiële bijstand en passende know how worden verstrekt ter bevordering van een holistische aanpak en van de erkenning van de reproductieve en seksuele gezondheid en rechten, zoals gedefinieerd in het actieprogramma van de International Conference on Population and Development (ICPD), inclusief veilig moederschap en universele toegang tot een alomvattend aanbod van veilige en betrouwbare diensten op het gebied van reproductieve en seksuele gezondheid. Bij de uitvoering van samenwerkingsmaatregelen dienen in voorkomend geval op de ICPD genomen beslissingen strikt in acht te worden genomen.
- (19)
Overeenkomstig Verordening (EG) nr. 266/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 15 februari 2006 tot instelling van begeleidende maatregelen voor landen van het suikerprotocol die getroffen zijn door de hervorming van de suikerregeling van de EU (11) dient tevens steun te worden verleend aan de ACS-landen van het suikerprotocol die getroffen zijn door de hervorming van de gemeenschappelijke marktordening voor suiker, teneinde het aanpassingsproces van deze landen te steunen.
- (20)
Zoals te lezen staat in de Verklaring inzake doelmatigheid van hulp die door het Forum op hoog niveau betreffende doelmatigheid van hulp op 2 maart 2005 te Parijs is aangenomen, zijn bij de uitvoering van het communautaire ontwikkelingsbeleid doelmatiger hulp, grotere complementariteit en harmonisatie, alsook afstemming op en coördinatie van de procedures, zowel tussen de Gemeenschap en haar lidstaten als in de betrekkingen met de andere donors en ontwikkelingsactoren, noodzakelijk om de samenhang en de doeltreffendheid van de hulp te garanderen en de kosten voor de partnerlanden te verminderen.
- (21)
Om de doelstellingen van deze verordening te verwezenlijken, moet een gedifferentieerde benadering worden gekozen die afhankelijk is van de ontwikkelingscontext en -behoeften en de partnerlanden en -regio's specifieke programma's biedt, welke zijn toegesneden op hun eigen noden, strategieën, prioriteiten en pluspunten.
- (22)
Eigen verantwoordelijkheid van de partnerlanden voor de ontwikkelingsstrategieën is de sleutel tot een succesvol ontwikkelingsbeleid: daarom moet worden aangemoedigd dat zoveel mogelijk sectoren van de samenleving, waaronder gehandicapten en andere kwetsbare groepen bij deze strategieën worden betrokken. Met het oog op eigen verantwoordelijkheid, doeltreffendheid en transparantie dienen de samenwerkingsstrategieën van de donoren en de procedures voor de toepassing van de maatregelen van de donoren zoveel mogelijk te worden afgestemd op die van de partnerlanden.
- (23)
Aangezien er verbanden dienen te worden gelegd tussen humanitaire hulp en ontwikkelingshulp voor de lange termijn, mogen maatregelen die in aanmerking komen voor financiering krachtens Verordening (EG) nr. 1717/2006, in beginsel niet op grond van deze verordening worden gefinancierd, tenzij de continuïteit in de samenwerking op het traject van crisissituatie naar stabiele omstandigheden voor ontwikkeling moet worden bewaard.
- (24)
Ontkoppeling van de hulp in overeenstemming met de beste praktijken van de OECD/DAC is een belangrijke factor om de hulp een grotere meerwaarde te verlenen en de plaatselijke capaciteiten te versterken. In overeenstemming met de meest recente ontwikkelingen inzake ontkoppeling dienen er regels te worden vastgesteld betreffende de deelname aan openbare aanbestedingen en de gunning van opdrachten, en ook betreffende de oorsprong van leveringen.
- (25)
De steun moet worden beheerd overeenkomstig de voorschriften voor buitenlandse hulp die zijn vervat in Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen (12), met passende bepalingen ter bescherming van de financiële belangen van de Gemeenschap. Er dient verder naar te worden gestreefd de ontwikkelingssamenwerking beter uit te voeren ten einde de juiste balans tussen toegewezen financiële middelen en opnemingsvermogen te treffen en het bedrag aan uitstaande verplichtingen te beperken.
- (26)
Deze verordening stelt voor de periode 2007–2013 het financieel kader vast dat voor de begrotingsautoriteit het voornaamste referentiepunt vormt in de zin van artikel 37 van het Interinstitutioneel Akkoord van 17 mei 2006 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie over de begrotingsdiscipline en een goed financieel beheer (13).
- (27)
De voor de uitvoering van deze verordening vereiste maatregelen worden vastgesteld overeenkomstig Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden (14). De programma's en bepaalde uitvoeringsmaatregelen worden volgens de procedure met het beheerscomité vastgesteld.
- (28)
De doelstellingen van de beoogde samenwerking met ontwikkelingslanden, gebieden en regio's die geen lidstaten van de Gemeenschap zijn en die niet in aanmerking komen voor communautaire steun op grond van Verordening (EG) nr. 1085/2006 of Verordening (EG) nr. 1638/2006, kunnen niet voldoende door de lidstaten worden verwezenlijkt en kunnen, vanwege de omvang van het optreden, beter door de Gemeenschap worden verwezenlijkt. De Gemeenschap kan derhalve maatregelen vaststellen overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag verankerde subsidiariteitsbeginsel. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken.
- (29)
Deze verordening maakt het nodig de bestaande verordeningen in te trekken, met het oog op de herstructurering van het instrument voor het externe optreden, met name op het gebied van ontwikkelingssamenwerking,
HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Voetnoten
Advies van het Europees Parlement van 18 mei 2006 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad), gemeenschappelijk standpunt van de Raad van 23 oktober 2006 en standpunt van het Europees Parlement (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad). Besluit van de Raad van … (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).
PB L 210 van 31.7.2006, blz. 82.
PB L 310 van 9.11.2006, blz. 1.
PB L 405 van 30.12.2006, blz. 40.
PB L 327 van 24.11.2006, blz. 1.
Deze verordening zal op een later tijdstip worden aangenomen.
PB L 386 van 29.12.2006, p. 1.
PB L 163 van 2.7.1996, blz. 1.
PB C 46 van 24.2.2006, blz. 1.
PB L 314 van 30.11.2001, blz. 1.
PB L 50 van 21.2.2006, blz. 1.
PB L 248 van 16..2002, blz. 1.
PB C 139 van 16.6.2006, blz. 1.
PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23. Besluit gewijzigd bij Besluit 2006/512/EG (PB L 200 van 22.7.2006, blz. 11).