Hof Den Haag, 18-04-2014, nr. 22-003678-12, nr. 10-660142-09
ECLI:NL:GHDHA:2014:1377, Cassatie: (Gedeeltelijke) vernietiging met terugwijzen
- Instantie
Hof Den Haag
- Datum
18-04-2014
- Zaaknummer
22-003678-12
10-660142-09
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Materieel strafrecht (V)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHDHA:2014:1377, Uitspraak, Hof Den Haag, 18‑04‑2014
Cassatie: ECLI:NL:HR:2015:3028, (Gedeeltelijke) vernietiging met terugwijzen
Uitspraak 18‑04‑2014
Inhoudsindicatie
Het hof verklaart het bewezen verklaarde (witwassen) niet strafbaar en ontslaat de verdachte te dier zake van alle rechtsvervolging.
Rolnummer: 22-003678-12
Parketnummer: 10-660142-09
Datum uitspraak: 18 april 2014
TEGENSPRAAK
Gerechtshof Den Haag
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam van 18 juli 2012 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortejaar] 1969,
[adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 4 april 2014.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte van het onder 2 ten laste gelegde vrijgesproken en ter zake van het onder
4
ten laste gelegde ontslagen van alle rechtsvervolging. Voorts is de verdachte ter zake van het onder 1 en 3 ten laste gelegde veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 60 uren, subsidiair 30 dagen hechtenis, met aftrek van voorarrest, alsmede tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zes weken, met een proeftijd van één jaar. Tevens is beslist ten aanzien van de inbeslaggenomen goederen als in het beroepen vonnis vermeld.
De officier van justitie heeft tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Omvang van het hoger beroep
De officier van justitie heeft bij appelakte d.d. 30 juli 2012 onbeperkt appel ingesteld tegen het vonnis. Op 27 maart 2014 is het appel partieel ingetrokken ten aanzien van de in het vonnis genomen beslissingen inzake het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde. Derhalve is het hoger beroep beperkt tot het onder 4 ten laste gelegde.
Waar hierna wordt gesproken van "de zaak" of "het vonnis", wordt daarmee bedoeld de zaak of het vonnis voor zover op grond van het vorenstaande aan het oordeel van het hof onderworpen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is, voor zover thans nog aan de orde, na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg en in hoger beroep, ten laste gelegd dat:
4.hij op 14 mei 2009, in de gemeente Rotterdam, althans in Nederland, van een voorwerp, te weten een contant geldbedrag van (in totaal) € 93.063,27 de herkomst en/of de vindplaats heeft verborgen of verhuld, althans dat geldbedrag voorhanden heeft gehad, terwijl hij wist dat bovenomschreven geldbedrag, geheel dan wel gedeeltelijk – onmiddellijk of middellijk – afkomstig was uit enig misdrijf.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het onder 4 ten laste gelegde zal worden veroordeeld. De advocaat-generaal heeft aangevoerd dat de politierechter voor de feiten 1 en 3 reeds een werkstraf van 60 uren heeft opgelegd en dat bij een veroordeling ter zake het onder 4 ten laste gelegde, “witwassen”, voor hem de verbeurdverklaring van het in beslag genomen geldbedrag voorop staat en dat zijn vordering hiertoe beperkt blijft.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Partiële vrijspraak van het onder 4 ten laste gelegde
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de advocaat-generaal een wijziging tenlastelegging gevorderd die door het hof – met instemming van de verdediging - is toegewezen. De tenlastelegging is aangevuld met het verbergen dan wel verhullen van de herkomst c.q. de vindplaats van het geldbedrag aangetroffen in de woning van de verdachte. De advocaat-generaal heeft betoogd dat de aanvulling van het ten laste gelegde bewezen kan worden verklaard en heeft daartoe het volgende aangevoerd.
De verdachte heeft het doen voorkomen dat het geld zijn spaargeld was en een legale herkomst had. Daarnaast heeft de verdachte het geld bewust buiten het bancaire circuit gehouden. De verdachte heeft het voorts niet bekend gemaakt bij de Belastingdienst. Tevens heeft de verdachte het geld op een onopvallende wijze in zijn woning bewaard, namelijk de bankbiljetten in een boodschappentas zonder documentatie, niet gebundeld en niet geteld, weggezet in een gangkast; de munten, geplaatst in een kartonnen doos onder en naast het bed van de verdachte. Voorgaande omstandigheden nopen tot de conclusie dat de verdachte de herkomst c.q. de vindplaats van het ten laste gelegde geldbedrag heeft verborgen en verhuld, aldus de advocaat-generaal.
Naar het oordeel van het hof is er, anders dan de advocaat-generaal heeft aangevoerd, onvoldoende overtuigend bewijs dat de verdachte de herkomst of de vindplaats van het geld heeft willen verhullen of verbergen. De door de advocaat-generaal opgesomde feiten en omstandigheden zijn niet aan te merken als gedragingen die (kennelijk) zijn gericht geweest op het daadwerkelijk verbergen of verhullen van de criminele herkomst van het geld. Van verbergen of verhullen van de vindplaats van het geld – daargelaten of dit zou kunnen leiden tot de kwalificatie witwassen – is in casu naar het oordeel van het hof evenmin sprake. Het hof acht dit onderdeel van het onder 4 ten laste gelegde derhalve niet wettig en overtuigend bewezen, zodat de verdachte daarvan dient te worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 4 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
4.
hij op 14 mei 2009, in de gemeente Rotterdam een contant geldbedrag van in totaal € 93.063,27 voorhanden heeft gehad, terwijl hij wist dat bovenomschreven geldbedrag, geheel dan wel gedeeltelijk – onmiddellijk of middellijk – afkomstig was uit enig misdrijf.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
De advocaat-generaal heeft, kort weergegeven, betoogd dat ten aanzien van de verdachte in zijn algemeenheid wel een gronddelict bekend is, maar niet concreet, welke plaats en welke periode, waardoor het gronddelict niet bewezen kan worden verklaard en er geen gevaar bestaat voor dubbele vervolging van zowel het gronddelict als het delict witwassen. Hij stelt dat het gevolg hiervan dient te zijn dat de kwalificatie-uitsluitingsgrond gepasseerd moet worden.
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat uit de bewijsmiddelen ter zake van het door de politierechter onder 1 en 3 bewezen verklaarde, te weten het meermalen aanwezig hebben van hennep, blijkt dat de verdachte zich bezig hield met hennepteelt. De verdachte ontkent dan ook niet langer dat het aangetroffen geldbedrag afkomstig is uit door de verdachte zelf gepleegde misdrijven, aldus de raadsvrouw. De raadsvrouw betoogt dat het voorhanden hebben van dit geld door de verdachte weliswaar bewezen kan worden verklaard, doch op grond van de rechtspraak van de Hoge Raad niet gekwalificeerd kan worden als witwassen.
Het hof is van oordeel dat de stelling van de advocaat-generaal geen steun vindt in de rechtspraak van de Hoge Raad en dient te worden verworpen.
Nu de verdachte vrijgesproken is van het verbergen en verhullen van de herkomst en de vindplaats van het geldbedrag en slechts het enkele voorhanden hebben van het geldbedrag bewezen is verklaard, dient de verdachte – in het licht van vaste rechtspraak van de Hoge Raad, te worden ontslagen van alle rechtsvervolging, nu het bewezen verklaarde niet als witwassen kan worden gekwalificeerd.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde niet strafbaar en ontslaat de verdachte te dier zake van alle rechtsvervolging.
Gelast de teruggave van de inbeslaggenomen goederen, zoals vermeld op de lijst van inbeslaggenomen en niet teruggegeven goederen, te weten een totaalbedrag van € 93.063,27 aan de verdachte.
Dit arrest is gewezen door mr. C.G.M. van Rijnberk, mr. H.P.Ch. van Dijk en mr. T.L. Tan,
in bijzijn van de griffier mr. L.E.M. Dallau.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 18 april 2014.