RvdW 2018/451
Art. 81 lid 1 RO. Procesrecht, arbeidsrecht. Vervolg op HR 13 januari 2012, ECLI:NL:HR:2012:BV0774 en HR 27 juni 2014, ECLI:NL:HR:2014:1542. Herroeping eerdere uitspraak (art. 382 Rv). Was in voorafgaande procedure sprake van bedrog of achterhouden van stukken? Samenhang met 16/06022.
HR 06-04-2018, ECLI:NL:HR:2018:508
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
6 april 2018
- Magistraten
Mrs. E.J. Numann, A.H.T. Heisterkamp, C.E. du Perron, M.J. Kroeze, C.H. Sieburgh, T.H. Tanja-van den Broek
- Zaaknummer
16/06019
- Conclusie
A-G mr. E.M. Wesseling-van Gent
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2018:508, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 06‑04‑2018
ECLI:NL:PHR:2018:79, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 26‑01‑2018
Essentie
Art. 81 lid 1 RO. Procesrecht, arbeidsrecht. Vervolg op HR 13 januari 2012, ECLI:NL:HR:2012:BV0774 en HR 27 juni 2014, ECLI:NL:HR:2014:1542. Herroeping eerdere uitspraak (art. 382 Rv). Was in voorafgaande procedure sprake van bedrog of achterhouden van stukken? Samenhang met 16/06022.
Partij(en)
6 april 2018
Eerste Kamer
16/06019
TT/LZ
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[eiser], wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie, verweerder in het voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep,
advocaat: mr. K. Aantjes,
t e g e n
THE ROYAL BANK OF SCOTLAND N.V., gevestigd te Amsterdam,
VERWEERSTER in cassatie, ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.