HR, 06-10-2015, nr. 15/03817
ECLI:NL:HR:2015:2924
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
06-10-2015
- Zaaknummer
15/03817
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2015:2924, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 06‑10‑2015; (Herziening)
- Vindplaatsen
SR-Updates.nl 2015-0434
Uitspraak 06‑10‑2015
Inhoudsindicatie
Herziening. Afwijzing aanvraag.
Partij(en)
6 oktober 2015
Strafkamer
nr. S 15/03817 H
MD
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op een aanvraag tot herziening van een in kracht van gewijsde gegaan vonnis van de Politierechter in de Rechtbank Noord-Nederland, zittingsplaats Groningen, van 5 februari 2014, nummer 18/200906-13, ingediend door mr. G. Bakker, advocaat te Groningen, namens:
[aanvrager] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1985.
1. De uitspraak waarvan herziening is gevraagd
De Politierechter heeft de aanvrager ter zake van "diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels" veroordeeld tot een gevangenisstraf van 3 weken, waarvan 2 weken voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, en een taakstraf van 70 uren, subsidiair 35 dagen hechtenis.
2. De aanvraag tot herziening
De aanvraag tot herziening is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
3. Beoordeling van de aanvraag
3.1.
Als grondslag voor een herziening kan, voor zover hier van belang, krachtens het eerste lid aanhef en onder c van art. 457 Sv slechts dienen een door bescheiden gestaafd gegeven dat bij het onderzoek op de terechtzitting aan de rechter niet bekend was en dat het ernstige vermoeden wekt dat indien dit gegeven bekend zou zijn geweest, het onderzoek van de zaak zou hebben geleid hetzij tot een vrijspraak van de gewezen verdachte, hetzij tot een ontslag van alle rechtsvervolging, hetzij tot de niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie, hetzij tot de toepassing van een minder zware strafbepaling.
3.2.
De aanvraag berust op de stelling dat uit de bij de aanvraag gevoegde brief van aangever [betrokkene] aan de aanvrager blijkt dat deze is teruggekomen op zijn eerder in het opsporingsonderzoek gedane aangifte.
3.3.
Vooropgesteld dient te worden dat een aanvrager bij zijn aanvraag tot herziening aannemelijk moet maken dat en waarom getuigen op een hem belastende verklaring terugkomen. De door [betrokkene] in zijn brief opgegeven redenen voor het terugkomen op zijn eerder afgelegde verklaring leveren echter onvoldoende grond op om aan te nemen dat deze verklaring onjuist is. De bij de aanvraag overgelegde verklaring wekt derhalve niet een ernstig vermoeden als bedoeld in art. 457, eerste lid aanhef en onder c, Sv.
3.4.
Opmerking verdient nog dat de brief dateert van 28 oktober 2013, dus van vóór de terechtzitting van de Politierechter van 5 februari 2014, maar dat de aanvraag niet uitlegt waarom deze brief niet op die terechtzitting kon worden overgelegd.
3.5.
Uit hetgeen hiervoor is overwogen vloeit voort dat de aanvraag kennelijk ongegrond is, zodat als volgt moet worden beslist.
4. Beslissing
De Hoge Raad wijst de aanvraag tot herziening af.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J.P. Balkema en J.W. Ilsink, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 6 oktober 2015.
Mr. Balkema en mr. Ilsink zijn buiten staat dit arrest te ondertekenen.