Rb. Noord-Nederland, 12-05-2022, nr. 18/850080-18 ontneming
ECLI:NL:RBNNE:2022:1510
- Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
- Datum
12-05-2022
- Zaaknummer
18/850080-18 ontneming
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBNNE:2022:1510, Uitspraak, Rechtbank Noord-Nederland, 12‑05‑2022; (Eerste aanleg - meervoudig, Op tegenspraak)
Uitspraak 12‑05‑2022
Inhoudsindicatie
Noordelijke Fraudekamer; toewijzing ontnemingsvordering. De rechtbank schat het voordeel dat is verkregen uit de handel in methylfenidaat op € 413.414,59. De rechtbank is van oordeel dat het gepresenteerde afdoeningsvoorstel ten aanzien van de vordering tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel anders beoordeeld dient te worden dan de vragen aangaande de vaststelling van schuld en de strafoplegging die de rechtbank in de hoofdzaak heeft beantwoord. De rechtbank ziet geen zwaarwegende principiële bezwaren tegen het volgen van het afdoeningsvoorstel in de ontnemingsprocedure en zal gelet hierop de betalingsverplichting vaststellen op € 136.426,81, ook al wordt het voordeel op een hoger bedrag geschat. De rechtbank wijst het deel van de vordering af dat ziet op voordeel uit witwassen, conform het standpunt van de officier van justitie en de verdediging.
Partij(en)
Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Afdeling strafrecht Locatie
Groningen
parketnummer 18/850080-18
beslissing van de meervoudige kamer d.d. 12 mei 2022 op een vordering van de officier van justitie tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel
in de zaak tegen
[veroordeelde] ,
veroordeelde, geboren op [geboortedatum] 1974 te [geboorteplaats] , wonende te [straatnaam] , [woonplaats] .
Procesverloop
De officier van justitie heeft d.d. 19 november 2019 schriftelijk gevorderd dat de rechtbank het bedrag vast zal stellen waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel als bedoeld in artikel 36e, vijfde lid, van het Wetboek van Strafrecht, wordt geschat en dat de rechtbank aan voornoemde veroordeelde de verplichting zal opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 623,958,00 ter ontneming van het uit het in de zaak met parketnummer 18/850080-18 voortvloeiende, wederrechtelijk verkregen voordeel.
De vordering is gebaseerd op twee berekeningen, te weten de maximale opbrengst van de verkoop van methylfenidaat ad € 517.895,88 (feit 1) en het voordeel uit witwassen van gelden uit factuurfraude ad € 106.063,24 (feit 4).
De officier van justitie heeft op 8 maart 2022 meegedeeld dat de verdediging en de officier van justitie overeenstemming hebben bereikt over de afdoening van onderhavige zaak. Ten aanzien van de vordering tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel gaan de verdediging en de officier van justitie uit van het minimale voordeel uit de verkoop van methylfenidaat ter hoogte van € 413.414,59. Zij zijn overeengekomen dat het voordeel en de betalingsverplichting worden vastgesteld op een derde deel van dat bedrag, te weten € 136.426,81. De officier van justitie vordert niet de toewijzing ten aanzien van het berekende voordeel uit witwassen, berekend op € 106.063,24, gelet op de recente jurisprudentie op dat punt.
De behandeling van de vordering heeft plaatsgevonden ter terechtzitting van 15 maart 2022. Het onderzoek is gesloten op 7 april 2022.
Veroordeelde is verschenen, bijgestaan door mr. M.L. van Gessel, advocaat te Amsterdam.
Het Openbaar Ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. G. Wilbrink.
Ter terechtzitting heeft de officier van justitie in aanvulling op het eerder verzonden afdoeningsvoorstel verduidelijkt dat de betalingsverplichting van € 136.426,81 hoofdelijk aan veroordeelde dient te worden opgelegd, net zoals aan medeveroordeelde [medeveroordeelde] . De raadsman heeft zich aangesloten bij het afdoeningsvoorstel.
Beoordeling
De rechtbank heeft veroordeelde bij vonnis van 21 april 2022 in de zaak met parketnummer 18/850080-18 veroordeeld ter zake van onder andere overtreding van artikel 2 van de Opiumwet in de periode van 1 juni 2016 tot en met 11 december 2018 en gewoontewitwassen in de periode van 1 juni 2016 tot 1 november 2016.
Voordeel uit de verkoop van methylfenidaat
De rechtbank baseert de schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel op de volgende bewijsmiddelen:
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal, inhoudende het rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel d.d. 17 juli 2019 (AH-317), opgenomen op pagina 8656 en verder van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer NN2R017022 d.d. 18 april 2019 (onderzoek Beini), inhoudend als relaas van verbalisant:
5.2.1
Opbrengst
Uit onderzoek is gebleken dat [veroordeelde] in een afgeluisterd gesprek met een afnemer (
[naam] ) vertelt dat hij via Marktplaats is begonnen (volgens [veroordeelde] zelf naar idee van zijn “vriendin die nog studeert”), nadat zijn bedrijf failliet was gegaan (volgens [veroordeelde] zelf ging zijn bedrijf medio augustus 2014 failliet). In de bankgegevens van [veroordeelde] zijn transacties uit de periode van 1 augustus 2016 tot en met 7 augustus 2017 aangetroffen die zijn te linken aan Marktplaats. Zelf heeft [veroordeelde] in zijn verdachtenverhoor verklaard halverwege 2016 te zijn begonnen met de verkoop van ritalin. In het voordeel van verdachte is uitgegaan van het startmoment op 1 juni 2016. Hierbij heb ik op basis van het aantal geslaagde transacties, per verkoopplatform, op het dark web de omzet berekend.
[bedrijf 1] op Dream Market
Uit het tabblad ‘ratings’ van de verkoper [bedrijf 1] op Dream Market, bleek dat deze op 11 december 2018 ten minste 406 keer was beoordeeld. Van de 406 ratings waren nog 301 ratings inhoudelijke zichtbaar met daarbij de betaalde transactiebedragen in US dollars. Ik heb deze ratings in Excel geplaatst. Uit het Exceloverzicht blijkt dat er een totaalbedrag van 69.164 USD is ontvangen voor 301 transacties. Dit is een gemiddelde van 229,8 USD per geslaagde transactie. Er zijn daadwerkelijk 500 succesvolle transacties geweest.
[bedrijf 2] op Dream Market
Volgens de aangetroffen gegevens van [bedrijf 2] op Dream Market zijn er 521 ratings geweest. In het voordeel van de verdachten ga ik uit van 521 transacties.
[bedrijf 1] op Hansa Market
Volgens de aangetroffen gegeven is [bedrijf 1] in ieder geval tussen 31 mei 2017 en 20 juli 2017 op Hansa Market actief geweest. Volgens de aangetroffen gegevens waren er meer dan 400 geslaagde transacties per maand op Hansa Market en Alpha Bay. Van Alpha Bay zijn geen gegevens aangetroffen. In het voordeel van verdachten zijn de gegevens van Alpha Bay daarom niet meegenomen en is er voor het aantal geslaagde transacties op Hansa Market uitgegaan van 1,5 maand. Ik ga derhalve uit van 600 geslaagde transacties.
[bedrijf 3] op Dream Market
Volgens de aangetroffen gegevens van [bedrijf 3] op Dream Market zijn er meer dan 840 ratings geweest en 900 geslaagde transacties.
Totaaloverzicht
Dream Market [bedrijf 2] | Hansa Market [bedrijf 1] | Dream Market [bedrijf 3] | Dream Market [bedrijf 1] |
521 | 600 | 900 | 500 |
Totaal: 2521 geslaagde transacties.
Er is, zoals eerder vermeld, een gemiddelde van 229,8 USD per geslaagde transactie berekend. Op basis van 2521 geslaagde transacties is minimaal een bedrag van 579.325 USD aan inkomsten uit de verkoop van methylfenidaat ontvangen door de verdachten.
In het voordeel van de verdachten heb ik een gemiddelde aangehouden van de hoogste dagkoers van de USD tussen april 2017 en november 2018, te weten € 1 is 1,17 USD. Omgerekend in euro hebben verdachten minimaal een bedrag van € 495.150 aan inkomsten uit de verkoop van methylfenidaat ontvangen. Voor deze omzet zijn 297.090 pillen verkocht.
5.2.2
Kosten
5.2.2.1 Inkoopkosten
In het onderzoek zijn diverse kwitanties/herhaalrecepten aangetroffen van apotheken op naam van verdachte [veroordeelde] . Uit deze kwitanties is gebleken dat er voor 54.690 pillen een bedrag van € 5.988,18 aan inkoopkosten is betaald bij de diverse apotheken. Dit betekent dat er € 0,11 is betaald per pil aan inkoopkosten.
Uit de gegevens blijkt dat [bedrijf 1] op Dream Market aan de koper de volgende prijzen voor methylfenidaat aanbiedt:
- -
60 pillen x 10 mg voor € 110 - € 130
- -
120 pillen x 10 mg voor € 200 - € 230
- -
300 pillen x 10 mg voor € 450
In het voordeel van verdachte is € 200 gemiddeld aan inkomsten aangehouden voor de verkoop van 120 pillen per transactie.
Wanneer je de inkomsten c.q. omzet deelt door het gemiddelde aan inkomsten aangehouden voor de verkoop van 120 stuks x 10 mg aan methylfenidaat per transactie, te weten € 200, dan is omgerekend het onderstaande aantal pillen verkocht met daaraan gekoppelde de totale inkoopkosten.
Inkomsten/omzet: € 495.150
Aantal verkochte pillen: 297.090
Totale inkoopkosten: € 32.679,90
5.2.2.2 Brandstofkosten
In de onderzoeksperiode tussen 1 juni 2016 en 11 december 2018 zijn de navolgende kilometers verreden:
- Tussen 20 juni 2016 en 5 augustus 2018 is 165.260 km verreden met de Volvo ( [kenteken] 7). - Tussen 21 juli 2018 en 11 december 2018 is 20.859 km verreden met de BMW ( [kenteken] ).
Volgens de gegevens van het Centraal Bureau voor de Statistiek was de gemiddelde dieselprijs aan de pomp tussen juni 2016 en december 2018: € 1,25 per liter.
Volgens de gegevens op www.autoweek.nl is het gecombineerde brandstofverbruik van de Volvo: 5,7 liter per 100 km. Dit betekent dat er omgerekend € 11.774,78 aan brandstofkosten is gemaakt voor de Volvo.
Volgens de gegevens op www.autoweek.nl is het gecombineerde brandstofverbruik van de BMW: 4,4 liter per 100 km. Dit betekent dat er omgerekend € 1.147,24 aan brandstofkosten is gemaakt voor de BMW.
De totale brandstofkosten in de onderzoeksperiode komt op € 12.022,02. Daarbij zijn in het voordeel van verdachten alle kilometers zakelijk gerekend.
5.2.2.3 Verzendkosten pakketten methylfenidaat
Uit het onderzoek is gebleken dat de verdachten bij de verkoop van methylfenidaat Post NL gebruikten als verzendmethode voor het versturen van doosjes methylfenidaat naar hun afnemers in het binnen- en buitenland. In het onderzoek zijn meerdere postpakketjes aangetroffen. Uit het proces-verbaal AH-192 blijkt dat de verdachten gebruik maakten van ‘Raadhuis brievenbusdoos 16 x 25 x 2,8 cm”. Uit observatie is gebleken dat [veroordeelde] is gezien bij [bedrijf 4] Groningen. Daar worden voornoemde brievenbusdozen te koop aangeboden.
Volgens de gegevens van Post NL zijn de verzendkosten voor een pakket van 0-2 kg naar het buitenland (voorzien van track & trace) € 13. Binnen Nederland zijn de verzendkosten € 6,50. In het voordeel van verdachten is uitgegaan van € 13 per verzonden pakket.
Volgens de gegevens van [bedrijf 4] kost een Raadhuis brievenbusdoos van voornoemde afmetingen € 1,69 per stuk.
Op basis van voornoemde gegevens betreffen de verzendkosten het navolgende:
Geslaagde transacties: 2521
Kosten Post NL: € 32.773
Kosten [bedrijf 4]: € 4.260,49
Totale verzendkosten: € 37.033,49
5.3
Recapitulatie wederrechtelijk verkregen voordeel
Opbrengsten: € 495.150
Inkoopkosten: - € 32.679,90
Brandstofkosten: - € 12.022,02
Verzendkosten: - € 37.033,49
Wederrechtelijk verkregen voordeel: € 413.414,59
De verdachten [veroordeelde] en [medeveroordeelde] wonen al jaren samen in hun woning aan de [straatnaam] te [woonplaats]. Ze spreken regelmatig over financiële zaken en voeren kennelijk een gedeeld financieel huishouden. [veroordeelde] en [medeveroordeelde] spraken over werkwijzen en kenmerken van handel via dark web markets en het blijkt tevens dat
[medeveroordeelde] feitelijke handelingen uitvoerde ten behoeve van de handel, waaronder het gereedmaken en versturen van verzendingen en het beheren van de voorraad. Daarnaast ging [medeveroordeelde] met [veroordeelde] mee naar apotheken en specifiek een ontmoeting, waarbij zij geld beheerde en andere betrokkenen observeerde dan wel volgde. Op basis van voornoemde is het aannemelijk dat [medeveroordeelde] ook voordeel heeft gehad uit de handel in methylfenidaat.
2. De bewijsmiddelen die in het vonnis zijn opgenomen onder feit 1.
Op grond van de inhoud van deze wettige bewijsmiddelen is komen vast te staan dat de veroordeelde voordeel heeft verkregen door middel van of uit de baten van dit door hem gepleegde strafbare feit. De rechtbank komt aldus tot het oordeel dat de veroordeelde € 413.414,59 voordeel heeft genoten.
De officier van justitie en de verdediging zijn overeengekomen dat het voordeel en de betalingsverplichting op het lagere bedrag van € 136.426,81 dient te worden vastgesteld en hebben dit in een zogenaamd afdoeningsvoorstel aan de rechtbank voorgelegd ter beoordeling.
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of zij de betalingsverplichting op het eerstgenoemde bedrag van ruim € 400.000,- dient te stellen of dat er redenen zijn om de betalingsverplichting op een ander bedrag vast te stellen.
De rechtbank constateert dat het Openbaar Ministerie tot de berekening is gekomen zoals hierboven is weergegeven en dat deze berekening in zoverre niet is betwist door de verdediging. De rechtbank constateert voorts dat partijen met elkaar in gesprek zijn gegaan en dat dit heeft geresulteerd in een afdoeningsvoorstel waarin zij zijn overeengekomen dat het voordeel op (ongeveer) een derde van het verkregen voordeel dient te worden gesteld.
Deze overeenkomst tussen het Openbaar Ministerie en de verdediging betreft geen schikking als bedoeld in artikel 511c Sv. Met het aangaan van een schikking conform genoemd artikel voorkomt de betrokkene immers een rechterlijke beoordeling en oplegging van de ontnemingsmaatregel. In de memorie van toelichting bij de invoering van het artikel is het volgende opgetekend:
“De strekking van deze figuur is het mogelijk te maken dat enerzijds wel vervolging plaats vindt van de strafbare feiten, waarvan de verdachte wordt verdacht, doch anderzijds de verdachte of veroordeelde de (rechterlijke behandeling van een vordering tot) ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, en voorafgaand daaraan de voortgang van een tegen hem ingesteld s.f.o., voorkomt door met de officier van justitie tot een schikking te komen over de hoogte van het te betalen bedrag.” (MvT, Kamerstukken II 1989/90, 21 504, nr. 3, p. 51)
Zoals de rechtbank het afdoeningsvoorstel begrijpt, hebben partijen een rechterlijke behandeling van de oorspronkelijke vordering van het Openbaar Ministerie willen voorkomen door het bedrag dat veroordeelde zal moeten betalen overeen te komen. Nu dit naar het oordeel van de rechtbank in lijn is met de gedachte achter artikel 511c Sv, is de rechtbank van oordeel dat het gepresenteerde afdoeningsvoorstel op dit punt anders beoordeeld dient te worden dan de vragen aangaande de vaststelling van schuld en de strafoplegging die de rechtbank in de hoofdzaak heeft beantwoord. De rechtbank ziet dan ook geen zwaarwegende principiële bezwaren tegen het volgen van het afdoeningsvoorstel in de ontnemingsprocedure. De rechtbank zal gelet hierop de betalingsverplichting vaststellen op € 136.426,81, ook al wordt het voordeel op een hoger bedrag geschat.
De veroordeelde heeft met een ander van een strafbaar feit geprofiteerd. De inhoud van het dossier duidt erop dat zij gezamenlijk de beschikking hebben of gedurende zekere tijd de beschikking hebben gehad over de gehele opbrengst van het strafbare feit. De rechtbank zal daarom het wederrechtelijk verkregen voordeel als gemeenschappelijk voordeel voor het geheel mede - aan de veroordeelde toerekenen.
Voordeel uit witwassen
Naar het oordeel van de rechtbank is op grond van de bewijsmiddelen en het verhandelde ter terechtzitting onvoldoende aannemelijk geworden dat veroordeelde daadwerkelijk wederrechtelijk voordeel heeft verkregen door middel van of uit de baten van een of meer van de ten laste gelegde feiten en/of andere feiten waaromtrent voldoende aanwijzingen bestaan dat zij door de veroordeelde zijn begaan.
De rechtbank zal derhalve de vordering van de officier van justitie op dit onderdeel afwijzen.
Toepassing van de wetsartikelen
De rechtbank heeft gelet op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing
Stelt het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vast op € 413.414,59.
Legt [veroordeelde] voornoemd de verplichting op tot betaling van een geldbedrag van
€ 136.426,81 (zegge: honderdzesendertig duizend vierhonderdzesentwintig euro en eenentachtig eurocent) aan de Staat ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel.
Bepaalt de duur van de gijzeling die ten hoogste kan worden gevorderd op 1080 dagen.
Bepaalt dat de veroordeelde en zijn medeveroordeelde [medeveroordeelde] hoofdelijk aansprakelijk zijn voor deze betalingsverplichting.
Bepaalt dat deze verplichting tot betaling aan de Staat ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel komt te vervallen indien en voor zover de mededader van veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat.
Deze uitspraak is gegeven door mr. S. Timmermans, voorzitter, mr. L.W. Janssen en mr. H. Brouwer, rechters, bijgestaan door mr. B.E. Oosterhout, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting op 12 mei 2022.