NJ 2012/438
Antilliaanse zaak: criterium niet-ontvankelijkheid OM bij vormverzuimen.
HR 10-01-2012, ECLI:NL:HR:2012:BT2679, m.nt. J.M. Reijntjes
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
10 januari 2012
- Magistraten
Mrs. A.J.A. van Dorst, B.C. de Savornin Lohman, W.F. Groos
- Zaaknummer
S 10/03599 A
- Conclusie
A-G mr. D.J.C. Aben
- Noot
J.M. Reijntjes
- LJN
BT2679
- JCDI
JCDI:ADS127510:1
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
Staatsrecht / Rechtspraak
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2012:BT2679, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 10‑01‑2012
ECLI:NL:PHR:2012:BT2679, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 20‑09‑2011
- Wetingang
Sv art. 359a; SV NA art. 173 en 413
Essentie
Antilliaanse zaak. Indien sprake is van een vormverzuim in het voorbereidend onderzoek dat niet meer kan worden hersteld en waarvan de rechtsgevolgen niet uit de wet blijken, is het criterium voor niet-ontvankelijkheid van het OM cfm art. 359a Sv van toepassing op art. 413 Sv NA.
Partij(en)
Arrest op het beroep in cassatie tegen een vonnis van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba van 1 februari 2010, nummer H 182/2009, in de strafzaak tegen: M. Adv. mr. K. Kok, te Zwolle.
Voorgaande uitspraak
Cassatiemiddel:
(zie 2.1.; ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.