Hof Den Haag, 31-03-2020, nr. 200.210.843/01
ECLI:NL:GHDHA:2020:483
- Instantie
Hof Den Haag
- Datum
31-03-2020
- Zaaknummer
200.210.843/01
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
Verbintenissenrecht (V)
Burgerlijk procesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHDHA:2020:483, Uitspraak, Hof Den Haag, 31‑03‑2020; (Hoger beroep)
Cassatie: ECLI:NL:HR:2020:2090, Niet ontvankelijk
Tussenuitspraak: ECLI:NL:GHDHA:2019:1097
ECLI:NL:GHDHA:2019:1097, Uitspraak, Hof Den Haag, 14‑05‑2019; (Hoger beroep)
Einduitspraak: ECLI:NL:GHDHA:2020:483
Uitspraak 31‑03‑2020
Inhoudsindicatie
Huur woning. Overlast. Bewijswaardering. Ontbinding en ontruiming.
GERECHTSHOF DEN HAAG
Afdeling Civiel recht
Zaaknummer : 200.210.843/01
Zaaknummer rechtbank : 2753972\ CV EXPL 14-949
Arrest van 31 maart 2020
in de zaak met bovenvermeld zaaknummer van:
[appellant] ,
wonende te [woonplaats] ,
appellant,
nader te noemen: [appellant] ,
advocaat: mr. A.F. Ammerlaan te Dordrecht,
tegen:
Stichting Trivire,
gevestigd te Dordrecht,
geïntimeerde,
hierna te noemen: Trivire,
advocaat: mr. M.W. Kox te Amsterdam.
Het geding
Voor de gang van zaken tot 1 oktober 2019 wordt verwezen naar het tussenarrest van die datum, waarbij [appellant] werd toegelaten tot tegenbewijs. Hierna hebben getuigenverhoren plaatsgevonden, zoals blijkt uit de daarvan opgemaakte processen-verbaal, te weten:
- -
het proces-verbaal van verhoor op 28 oktober 2019 van de getuigen [getuige 1] , [getuige 2] en [getuige 3] ,
- -
het proces-verbaal van verhoor op 13 november 2019 van de getuigen [getuige 4] , [getuige 5] , [getuige 6] en [getuige 7] ,
- -
het proces-verbaal van verhoor op 20 november 2019 van de tegengetuigen [tegengetuige 1] , [tegengetuige 2] en [tegengetuige 3] .
Vervolgens heeft [appellant] een memorie na enquête (met producties) genomen en Trivire een antwoordmemorie na enquête. Daarna is opnieuw arrest gevraagd.
Verdere beoordeling van het hoger beroep
Bij tussenarrest van 1 oktober 2019, in samenhang met het daaraan voorafgaande tussenarrest van 14 mei 2019, heeft het hof geoordeeld dat Trivire op basis van haar stellingen, producties, schriftelijke verklaringen van omwonenden/politie en getuigenverklaringen voorshands het bewijs heeft geleverd dat [appellant] , die een maisonettewoning op de tweede en derde verdieping aan de [adres ] te [plaats] huurt, sinds juli 2013 met regelmaat (geluids)hinder heeft veroorzaakt, met name in de nachtelijke uren, en wel dusdanig dat omwonenden daar aanzienlijke last van ondervonden. [appellant] is vervolgens in de gelegenheid gesteld tegenbewijs te leveren tegen voormeld voorlopig oordeel. In het kader daarvan hebben genoemde getuigenverhoren plaatsgevonden en hebben de raadslieden namens partijen daarna geconcludeerd. Beoordeling van het tegenbewijs waartoe [appellant] is toegelaten
Het hof komt tot het oordeel dat [appellant] niet in zijn tegenbewijs is geslaagd (voormeld voorlopig oordeel niet heeft ontzenuwd). Dit wordt als volgt toegelicht.
[appellant] heeft onder meer betoogd, dat het voorshandse oordeel van het hof niet in stand kan blijven, omdat er enorm veel twijfel is en de getuigenverklaringen (van omwonenden) afgelegd tegenover de kantonrechter en in hoger beroep onbetrouwbaar zijn. Daarin wordt immers melding gemaakt van geluidsoverlast door [appellant] op de avonden, zijnde momenten dat hij in de regel in Den Haag was (uitging in Den Haag). Hij kwam naar zijn zeggen steeds pas na middernacht thuis. [appellant] meent dat zijn betoog gesteund wordt door de verklaringen van de getuigen [getuige 1] , [getuige 2] , [getuige 3] , [getuige 6] en [getuige 7] plus parkeerbewijzen.
Dit betoog wordt verworpen.Hooguit is op basis van deze laatste verklaringen aannemelijk geworden dat [appellant] aanvankelijk regelmatig tot laat in de avond/begin van de nacht in Den Haag uitging. Dat dit elke avond gebeurde, is daaruit niet af te leiden en het duurde bovendien maar tot in 2016 (toen [appellant] problemen met zijn gezichtsvermogen kreeg). Hier komt bij dat de betreffende getuigen-omwonenden veel klagen over geluidsoverlast na 24.00 uur en in de loop van de nacht. Dit is niet onverenigbaar met de verklaringen van voormelde getuigen [getuige 1] , [getuige 2] , [getuige 3] , [getuige 6] en [getuige 7] . In ieder geval is dit onvoldoende om de verklaringen van de in eerste aanleg gehoorde getuigen ( [naam 2] , [naam 3] , [naam 4] en [naam 5] ) geheel terzijde te laten. Voorts hebben de in hoger beroep gehoorde omwonenden/getuigen [tegengetuige 1] , [tegengetuige 2] en [tegengetuige 3] met name verklaard over de periode ná 2016 (toen [appellant] niet meer uitging in Den Haag). Overigens rechtvaardigt de omstandigheid dat de door de getuigen over en weer genoemde tijdstippen niet precies op elkaar aansluiten in dit geval niet de conclusie dat de verklaringen van de door Trivire voorgebrachte getuigen daarom volledig onbetrouwbaar zijn, zoals [appellant] stelt.
De omstandigheid dat de getuige [getuige 4] (van huisnummer [huisnummer 1] in de periode december 2014 tot 2 januari 2017) en de getuige [getuige 5] (van de benedenwoning op nummer [huisnummer 2] sinds juni 2015) naar hun zeggen geen overlast van [appellant] hebben gehad, sluit niet uit dat andere buren dat wél hadden, althans redelijkerwijs zo hebben kunnen ervaren. In dit verband wijst het hof er bovendien op dat [getuige 4] al geruime tijd niet meer woont op nummer [huisnummer 1] en naar zijn zeggen vaak weg was, terwijl getuige [getuige 5] zich naar eigen zeggen sowieso afzijdig houdt en niet let op geluiden van buren.
Al met al heeft [appellant] op basis van het voorgaande de voorshands bewezen overlast niet ontzenuwd. Voor zover [appellant] vraagtekens heeft gezet bij het verwijt dat hij de bron is van het lawaai, overweegt het hof nog het volgende. De getuigen [tegengetuige 1] en [tegengetuige 2] hebben beiden verklaard dat ze bonkgeluiden hoorden toen [tegengetuige 1] bij [tegengetuige 2] was (in de woning schuin beneden [appellant] ). Dit is een sterke aanwijzing dat de geluiden niet van [tegengetuige 1] afkomstig waren, zoals [tegengetuige 2] aanvankelijk dacht. Daarnaast heeft [tegengetuige 2] verklaard dat de geluiden meestal kwamen uit de richting van zijn slaapkamer, gelegen (onder)/aan de kant van de woning van [appellant] . Ook wijst het hof op de hierna beschreven verklaring van voormelde getuige [getuige 2] , inhoudende dat naaste buren van de geluidsbron daaruit voortkomende geluiden harder horen. Dit alles rechtvaardigt de conclusie dat de door [tegengetuige 2] beschreven geluiden van [appellant] kwamen. In ieder geval wordt hiermee geenszins twijfel gezaaid over de juistheid van het voorlopige oordeel van het hof. De getuige [tegengetuige 3] heeft bovendien gezegd dat zij alleen [appellant] als naaste buur heeft (zij woont op een hoek naar het hof uit de situatietekening afleidt), zodat ook op deze grond [appellant] als bron van het geluid voor de hand ligt.
[appellant] heeft verder betoogd dat het woonblok waarin zijn woning en die van de buren is gelegen erg gehorig is (contactgeluiden door zeventiger jaren gietbeton-constructies), terwijl ‘waterslag’ en loszittende tegels op de galerij tikkende geluiden kunnen veroorzaken. De getuige [getuige 2] (anders dan [appellant] stelt geen bouwfysicus maar docent natuurkunde) heeft verklaard dat contactgeluiden in beginsel door het hele woonblok worden gehoord, maar dat de directe buren van de bronlocatie het natuurlijk harder zullen horen. Ook heeft deze getuige verklaard dat de locatie van de bron moeilijk gedetecteerd kan worden. De getuige [getuige 3] (HTS civiele techniek) heeft dit bevestigd en verklaard dat bij betonskeletbouw, zoals het betreffende woonblok, de bron van het geluid lastig is te detecteren. Daarnaast heeft [getuige 3] uit privé-ervaring over het begrip ‘waterslag’ gesproken, met het daarbij horende tikkende geluid. Volgens hem heeft hij regelmatig tikkend geluid gehoord bij [appellant] wanneer hij daar op bezoek was. Deze getuige doelt daarbij naar het hof begrijpt op ‘waterslag’, te weten tikkend geluid in de leidingen, veroorzaakt door energie die vrijkomt bij de plotselinge afsluiting van de watertoevoer.
Het hof wil aannemen dat het woonblok tamelijk gehorig is en de geluidsbron niet steeds eenvoudig te detecteren is, maar hiermee is niet verklaard waarom de klachten zich met name tot [appellant] richten. Als de oorzaak van het lawaai (vooral) ’s avonds laat en ’s nachts te herleiden zou zijn tot de constructie van het gebouw c.q. de (water)leidingen en/of loszittende tegels, zou over veel meer buren geklaagd moeten zijn bij Trivire. Daar is echter geen aanwijzing voor. Weliswaar zijn er klachten geweest over de voormalige buren [de buren] , maar deze gingen veelal over hun hond. [tegengetuige 1] wordt, naar het hof begrijpt, onder meer roken (al dan niet van joints) op het balkon verweten. Ook dit heeft geen betrekking op de constructie van het gebouw. Verder wijst het hof nogmaals op hetgeen in rov. 6 omtrent de geluidsbron is overwogen.Voor zover [appellant] klaagt over andere buren wijst het hof erop dat eventuele klachten over andere buren, [appellant] niet ontslaat van zijn verplichting, kort gezegd, om zich als goed huurder te gedragen en rekening met elkaar te houden.
Hier komt nog het volgende bij. De in contra-enquête gehoorde getuigen [tegengetuige 1] (sinds 2017 naaste buurvrouw op [straatnaam] nummer [huisnummer 3] en opvolgster van mevrouw [naam 2] ), [tegengetuige 2] (sinds begin 2017 onderbuurman op huisnummer [huisnummer 1] en opvolgend huurder van getuige [getuige 4] ) en [tegengetuige 3] (sinds 2014 naaste buurvrouw op huisnummer [huisnummer 4] ) verklaren dat er nog steeds lawaai/overlast is van [appellant] , met name laat in de avond en in de nachtelijke uren. Dit versterkt de verwijten jegens [appellant] .
Nu [appellant] niet in zijn tegenbewijs is geslaagd en het hof er bovendien vanuit gaat dat de overlast nog steeds voortduurt, dient de conclusie te zijn dat [appellant] in ernstige mate tekortgeschoten is in de nakoming van zijn verplichtingen uit de huurovereenkomst. Dit betekent dat ontbinding van de huurovereenkomst in beginsel gerechtvaardigd is. Belangen van [appellant]
heeft zich bij memorie van grieven van 1 augustus 2017 beroepen op zwaarwegende persoonlijke belangen, waartoe hij heeft verwezen naar nummers 35 tot en met 51 memorie van grieven. Hij heeft in dit verband, voor zover thans nog aan de orde, aangevoerd dat hij sinds 1983 in het gehuurde woont en dat er pas sinds 2006 klachten zijn van omwonenden. Zijn gezondheid is bovendien sinds het vonnis van 4 augustus 2016 erg achteruitgegaan. Hij heeft psychische klachten (OCS en PTSS) en lichamelijke klachten (hartritmestoornissen, slapeloosheid). Hij is hiervoor behandeld, maar het ongunstige vonnis en zijn plotse oogproblemen zijn voor hem desastreus geweest. Daarnaast heeft hij maar een klein pensioentje. Zijn belangen bij het behoud van zijn woning zijn enorm, terwijl het belang van Trivire bij ontbinding van de huurovereenkomst tamelijk gering is.
Bij de meervoudige comparitie van 16 september 2019 zijn deze aspecten ook aan de orde geweest. De medische behandeling is inmiddels geëindigd. Het best haalbare resultaat is bereikt, aldus [appellant] . Een terugval wordt naar zijn zeggen verwacht wanneer hij zijn woning toch moet ontruimen. Ook een eventuele verhuizing van [appellant] is toen aan de orde geweest. Er zijn inmiddels andere woningen aan [appellant] aangeboden, maar die waren volgens hem niet geschikt omdat hij een prikkelarme omgeving nodig heeft. [appellant] heeft op de comparitie verklaard dat verhuizen voor hem een probleem is omdat hij niet tegen verandering kan.
Trivire heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Mr. Kox heeft namens Trivire op de comparitie nog aangevoerd dat Trivire de zaak even heeft aangekeken na de berichten over de gezondheidstoestand van [appellant] , maar dat er toch weer overlastklachten binnenkwamen.
Het hof oordeelt als volgt. Getoetst moet worden of ondanks de tekortkomingen van [appellant] , deze tekortkomingen, gezien hun bijzondere aard of geringe betekenis, ontbinding van de huurovereenkomst met haar gevolgen niet rechtvaardigen (de tenzij-regel van artikel 6:265 lid 1 BW).
Naar het oordeel van het hof gaat het om ernstige tekortkomingen van [appellant] waar de buren al vele jaren en nog steeds last van hebben. Trivire moet zich ook de belangen van de overige huurders aantrekken. Daar staat het woonbelang van [appellant] tegenover. Trivire heeft zich laatstgenoemd belang aangetrokken door [appellant] , tevergeefs, diverse woningen aan te bieden. Hoewel het hof aanneemt dat het voor [appellant] met zijn gestelde psychische omstandigheden niet makkelijk zal zijn om te verhuizen, vindt het hof hierin in dit geval geen grond om ontbinding van de huurovereenkomst achterwege te laten. Omtrent de financiële omstandigheden van [appellant] zijn geen concrete gegevens verstrekt, dit overigens los van het feit dat [appellant] degene is geweest die bewust de aangeboden andere (sociale) huurwoningen heeft geweigerd.Slotsom
Het voorgaande leidt tot de slotsom dat de bestreden vonnissen zullen worden bekrachtigd. De grieven falen. Zij hoeven verder niet afzonderlijk te worden besproken.[appellant] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van het hoger beroep.
Beslissing
Het hof:
- -
bekrachtigt de tussen partijen gewezen vonnissen van de kantonrechter in de rechtbank Rotterdam, zitting houdende te Dordrecht, van 18 september 2014 en 4 augustus 2016;
- -
veroordeelt [appellant] in de kosten van het geding in hoger beroep, aan de zijde van Trivire tot op heden begroot op € 716,-- aan griffierecht en op € 3.222,-- aan salaris advocaat;
- -
verklaart dit arrest uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. M.A.F. Tan-de Sonnaville, A. Dupain en P. van der Kolk-Nunes en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 31 maart 2020 in aanwezigheid van de griffier.
Uitspraak 14‑05‑2019
Inhoudsindicatie
Meervoudige comparitie gelast in huur-ontruimingszaak; overlast. Voorshands tekortkomingen aangenomen.
GERECHTSHOF DEN HAAG
Afdeling Civiel recht
Zaaknummer : 200.210.843/01
Zaaknummer rechtbank : 2753972\ CV EXPL 14-949
Arrest van 14 mei 2019
in de zaak met bovenvermeld zaaknummer van:
[naam 1] ,
wonende te [woonplaats] ,
appellant,
nader te noemen: [appellant] ,
advocaat: mr. A.F. Ammerlaan te Dordrecht,
tegen:
Stichting Trivire,
gevestigd te Dordrecht,
geïntimeerde,
hierna te noemen: Trivire,
advocaat: mr. M.W. Kox te Utrecht.
Het geding
Voor de gang van zaken tot 21 maart 2017 wordt verwezen naar het tussenarrest van die datum, waarbij een comparitie na aanbrengen werd gelast. Deze comparitie heeft plaatsgevonden op 3 mei 2017. Hiervan in proces-verbaal opgemaakt. Bij gelegenheid van deze comparitie zijn door [appellant] bij H12 formulier de producties 16 t/m 23 in het geding gebracht, terwijl Trivire bij H12 formulier nog twee aanvullende producties in het geding heeft gebracht. Vervolgens heeft [appellant] bij memorie van grieven (met producties) 15 grieven aangevoerd. Trivire heeft de grieven bij memorie van antwoord (met productie) bestreden. Hierna hebben partijen hun zaak schriftelijk bepleit en arrest gevraagd.
Beoordeling van het hoger beroep
De door de rechtbank in rechtsoverwegingen 2.1 tot en met 2.10 van het bestreden tussenvonnis van 18 september 2014 vastgestelde feiten zijn niet met klachten bestreden, zodat het hof van de juistheid daarvan uitgaat.
Het onderhavige geschil betreft, zakelijk weergegeven, het volgende: (2.1) [appellant] huurt sinds 1 oktober 1983 van (de rechtsvoorganger van) Trivire een maisonettewoning op de tweede en derde verdieping aan [het adres] (hierna: de woning of het gehuurde). In 1997 is de familie [naam 2] naast hem komen wonen op nummer [huisnummer 1] . Deze familie is inmiddels verhuisd. In 2009 is [naam 3] (hierna: [de buurvrouw] ) aan de andere kant naast hem komen wonen op nummer [huisnummer 2] . Zij is inmiddels eveneens verhuisd. (2.2) In 2008 heeft Trivire een vordering tot ontbinding van de huurovereenkomst ingesteld tegen [appellant] wegens overlast. Deze procedure is in 2009 geschikt na mediation met de familie [naam 2] . (2.3) [appellant] is door Trivire uitgenodigd voor een gesprek op 25 oktober 2012 in verband met nieuwe overlastklachten. [appellant] is toen niet verschenen. (2.4) Op 28 oktober 2012 zijn twee politieagenten naar aanleiding van overlastklachten (lawaai) in de woning van [de buurvrouw] geweest. Zij hebben een verslag gemaakt van hun (geluids)waarnemingen tussen 00:35 uur en 01:51 uur, zoals weergegeven in r.o. 2.6 van het tussenvonnis van 18 september 2014. (2.5) Bij brief van 12 februari 2013 is [appellant] opnieuw door Trivire uitgenodigd voor een gesprek. [appellant] heeft dit geweigerd. (2.6) Op 8 juli 2013 omstreeks 2.22 uur is de politie bij [appellant] aan de deur geweest wegens overlastklachten, maar onverrichterzake vertrokken toen niet werd open gedaan. De politie heeft op dat moment geen geluidsoverlast geconstateerd. (2.7) Bij brief van Trivire van 15 juli 2013 is [appellant] gesommeerd de overlast te staken, dit naar aanleiding van nieuwe klachten van [de buurvrouw] . [de buurvrouw] heeft bij e-mail van 16 januari 2014 aan Trivire laten weten dat de geluidsoverlast door [appellant] nog steeds doorging. (2.8) Bij brief van 10 november 2013 (productie 16 inleidende dagvaarding) heeft [naam 4] geschreven: “Mijn naam is [naam 4] , ik woon op [adres] . Dit is haaks op het adres van [appellant] .Mijn buurvrouw, mw. [de buurvrouw] , heeft mij gevraagd of ik mijn waarnemingen m.b.t. overlast van [appellant] wil opschrijven voor u. Ik woon al 11 jaar op dit adres. Al die jaren heb ik van dichtbij meegemaakt dat er problemen waren met [appellant] . Mijn persoonlijke ervaringen zijn:Ik hoor hem bonken wanneer ik in de zomer mijn ramen open heb staan, zowel voor als achter. Hij bonkt met iets zwaars op beton. Hij doet dit zowel overdag als 's nachts, ik zit regelmatig op de galerij met warm weer, dan hoor ik het helemaal goed, dan hoor ik ook een uur voor hij thuis komt zijn fax/telefoon afgaan, vele malen tot hij thuis is. Ik heb hem wel eens aangesproken hierover, maar hij ontkent elke betrokkenheid. Ook ga ik regelmatig bij mw. [de buurvrouw] op de koffie. Daar ervaar ik binnenshuis wat het geluid is en hoe het klinkt. Hij bonkt zeer luid. Volgt haar/mij ook. Ik gebruik het toilet wel eens, dan zit hij tegen de muur van het toilet te rammen en andere geluiden te maken. Ook neem ik regelmatig waar dat hij obscene gebaren maakt naar zijn andere buurman.Ik heb jaren als politiesurveillant gewerkt, ik ben getraind in het observeren en objectief waarnemen. Dhr. [appellant] vertoont zeer afwijkend gedrag. Buiten de geluidsoverlast heeft hij vaste controle patronen; hij controleert zijn auto wel tientallen malen, loopt langs de schuren in de nacht, kijkt in de auto's van anderen. Dit is niet strafbaar, wel bijzonder. Hij voert elke dag en nacht het zelfde ritueel uit.”De procedure in eerste aanleg
Bij inleidende dagvaarding heeft Trivire gevorderd om de huurovereenkomst met [appellant] te ontbinden en de ontruiming van het gehuurde te gelasten. Aan deze vordering heeft Trivire, samengevat, ten grondslag gelegd dat [appellant] (dwangmatig, niet te corrigeren) geluidsoverlast veroorzaakt, en blijft veroorzaken, dit ten koste van de direct omwonenden. Hierdoor gedraagt [appellant] zich niet als een goed huurder. Van Trivire (als sociale) verhuurder kan niet gevergd worden dat zij de huurovereenkomst met [appellant] voortzet.
Na gevoerd verweer heeft de kantonrechter Trivire opgedragen de door haar gestelde overlast te bewijzen. Vervolgens heeft de kantonrechter de getuigen [de buurvrouw] , [de getuige 1] , [de getuige 2] en [de getuige 3] gehoord. [appellant] heeft geen getuigen in contra-enquête laten horen. De kantonrechter heeft op grond van de getuigenverklaringen het bewijs geleverd geacht en geoordeeld dat [appellant] tekortgeschoten is in de op hem rustende verplichting om zich als goed huurder te gedragen. Eventuele verbetering in het gedrag van [appellant] na 5 januari 2015 maken deze tekortkoming niet ongedaan, aldus nog steeds de kantonrechter. De kantonrechter heeft de door [appellant] veroorzaakte geluiden, juist omdat telkens mensen in hun nachtrust werden gestoord en [appellant] ook een laatste waarschuwing was gegeven, zo ernstig gevonden dat hij de vorderingen van Trivire heeft toegewezen en de ontruiming heeft gelast binnen 30 dagen na betekening van het eindvonnis van 4 augustus 2016.
Hierna heeft Trivire de ontruiming aangezegd tegen 28 september 2016. Vervolgens is [appellant] een kort geding begonnen om de ontruiming tegen te houden. Na diverse aanhoudingen heeft de voorzieningenrechter bij vonnis van 11 april 2017 de ontruiming verboden totdat op het thans lopende hoger beroep is beslist. De voorzieningenrechter heeft daartoe, samengevat, overwogen dat er sprake was van dusdanige psychische klachten bij [appellant] dat ontruiming een medische noodtoestand voor [appellant] zou opleveren, terwijl sinds het ontruimingsvonnis van 4 augustus 2016 geen nieuwe overlastklachten meer waren gemeld. De procedure in hoger beroep
[appellant] is tijdig in hoger beroep gekomen van de door de kantonrechter in de rechtbank Rotterdam, zitting houdende te Dordrecht, gewezen vonnissen van10 april 2014, 18 september 2014 en 4 augustus 2016. [appellant] heeft bij memorie van grieven vijftien grieven aangevoerd, bewijs door getuigen aangeboden en, voor zover thans aan de orde, geconcludeerd tot alsnog afwijzing van de toegewezen ontbinding en ontruiming. Met de grieven, die zich lenen voor gezamenlijke behandeling, klaagt [appellant] in de kern over het oordeel van de kantonrechter (i) dat [appellant] tot begin 2015 forse geluidsoverlast, met name in de nachtelijke uren, heeft veroorzaakt, (ii) dat hij deze tekortkomingen niet meer kan goedmaken, (iii) dat hij eerdere waarschuwingen heeft gehad en dat nu de maat vol is, en dat (iv) eventuele gedragsverbetering daarná hier niet aan afdoet.is naar zijn zeggen niet van plan om de gestelde overlast (kort gezegd het nachtelijk bonken) te erkennen, nu hij zich daaraan in het geheel niet heeft schuldig gemaakt. Feit is volgens hem dat de overige klachten van Trivire in deze procedure niet mogen worden meegewogen. Hij heeft zich niet verzet tegen woonbegeleiding.
Trivire heeft gemotiveerd verweer gevoerd en betoogd dat zij al tien jaar met dit dossier bezig is. Volgens Trivire veroorzaakt [appellant] gedurende lange periodes dwangmatige overlast door slaan, bonken, stampen en slaan met deuren. Als omwonenden [appellant] daarop aanspreken reageert hij altijd ontkennend en gaat direct tot de aanval over door klagers van van alles te beschuldigen. Ook weigert [appellant] Trivire consequent toegang tot de woning. De noodzaak van onderhoudswerkzaamheden wordt telkens ter discussie gesteld. [appellant] blokkeert zelf elke oplossing, ook de hem aangeboden vervangende woonruimte werd geweigerd. Pas nadat [appellant] tot ontruiming was veroordeeld, gaf hij (overigens beperkt) inzicht in zijn psychische problemen. Voordien werden deze door hem stelselmatig ontkend. Er is geen enkele garantie dat [appellant] definitief zal stoppen met het geven van overlast. Juist het feit dat [appellant] ontkent dat hij op een of andere manier overlast geeft, blokkeert ieder gesprek en elke oplossing. Na 5 januari 2015 heeft [appellant] opnieuw overlast veroorzaakt. Dit is weer begonnen toen een regeling tussen partijen niet mogelijk bleek. Met [appellant] valt niet te praten.
Verdere beoordeling van het hoger beroep
8. Het hof begrijpt dat het hoger beroep zich niet richt tegen het tussenvonnis van 10 april 2014, waarbij een comparitie van partijen werd gelast, nu [appellant] daartegen geen klachten heeft gericht.
9. Daarnaast verdient opmerking dat het hof het in hoge mate betreurt dat deze zaak niet sneller is ‘opgepakt’ door het hof, juist gelet op de aard van het geschil. Dit betekent dat het hof niet op de hoogte is van de recente ontwikkelingen, aangezien de laatste gegevens dateren van begin december 2017 en de getuigenverhoren van begin januari 2015. Het hof komt hier nog op terug.
10. Het hof stelt voorop dat de kantonrechter met juistheid heeft overwogen dat tekortkomingen in het verleden niet meer hersteld kunnen worden. Voorts is het hof voorshands van oordeel dat Trivire op basis van haar stellingen, producties, schriftelijke verklaringen van omwonenden/politie en getuigenverklaringen het bewijs heeft geleverd dat [appellant] sinds juli 2013 met regelmaat – veelal dwangmatig – (geluids)hinder heeft veroorzaakt, met name in de nachtelijke uren, en wel dusdanig dat omwonenden daar aanzienlijke last van ondervonden. Hiervan uitgaande is sprake van tekortkoming door [appellant] in de nakoming van zijn verplichtingen uit de huurovereenkomst. Het door [appellant] tot dusver daar tegenover gestelde maakt dit vooralsnog niet anders. [appellant] mag echter overeenkomstig zijn aanbod tegenbewijs leveren tegen voormeld voorlopig oordeel.
11. Alvorens tot (tegen)bewijslevering over te gaan acht het hof het gewenst dat partijen nog nadere inlichtingen geven. Daarom zal het hof eerst een meervoudige comparitie van partijen gelasten (een mondelinge behandeling ten overstaan van drie leden van het hof).Met name wil het hof worden geïnformeerd over de stand van zaken op dit moment.
12. Het hof acht dit van belang, mede in verband met de voorliggende vraag of de bijzondere aard van de gestelde tekortkoming of de geringe betekenis ervan, ontbinding van de huurovereenkomst met haar ontruimingsgevolgen al dan niet rechtvaardigt (de tenzij-bepaling van artikel 6:265 BW). Naast de voorshands vaststaande tekortkomingen in het verleden, kan bij de beantwoording van deze vraag onder meer meewegen (i) of er nog steeds overlast is en zo ja in welke mate, (ii) of [appellant] zich coöperatief opstelt en (iii) of [appellant] onder behandeling is voor zijn gestelde psychische aandoeningen en zo ja of deze behandeling resultaat heeft.
13. Beide partijen wordt in dit verband gevraagd om uiterlijk een week voorafgaande aan de comparitie in een brief aan de voorzitter (maximaal 2 A-4tjes), met afschrift aan de wederpartij, – iedere partij voor zover deze daarover wat kan zeggen – deze in r.o. 11 en r.o. 12 bedoelde informatie aan het hof te verstrekken.
14. Eventuele nadere producties kunnen op een wijze zoals in het dictum bepaald, voorafgaande aan de comparitie in het geding worden gebracht.
15. De comparitie zal ook worden benut om een schikking te beproeven. Voor de comparitie is anderhalf uur uitgetrokken, met een mogelijke ‘uitloop’ van een half uur.
Beslissing
Het hof:
beveelt partijen in persoon, vergezeld van hun raadslieden, voor het verstrekken van inlichtingen en het beproeven van een minnelijke regeling (zoals nader toegelicht in r.o. 11, r.o. 12 en r.o. 13) te verschijnen voor de meervoudige kamer van het hof in het Paleis van Justitie aan de Prins Clauslaan 60 te Den Haag op maandag 24 juni 2019 om 15.00 uur;
bepaalt dat uitstel van deze comparitie eenmaal zal worden verleend, indien daarom, onder opgave van verhinderdata van beide partijen voor de komende drie maanden, binnen twee weken na dit arrest schriftelijk wordt verzocht;
verstaat dat het hof reeds de beschikking heeft over twee volledige procesdossiers, die het hof voor intern gebruik heeft gescand;
verzoekt partijen uiterlijk een week vóór de comparitie de in r.o. 11 en 12 gevraagde informatie per brief aan de voorzitter te verstrekken;
bepaalt dat partijen de bescheiden waarop zij voor het overige een beroep zouden willen doen, zullen overleggen door deze uiterlijk één week vóór de comparitie in viervoud aan de griffie handel en aan de wederpartij te zenden;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. M.A.F. Tan-de Sonnaville, A. Dupain en P. van der Kolk-Nunes en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 14 mei 2019 in aanwezigheid van de griffier.