Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal, genummerd MDRBB15014/BVH 2015 297549 (onderzoek 09Roepie), opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 0001 tot en met 4115. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Voor zover het gaat om geschriften als bedoeld in artikel 344, eerste lid, sub vijf, van het Wetboek van Strafvordering, worden deze alleen gebruikt in verband met de inhoud van andere bewijsmiddelen.
Rb. Midden-Nederland, 14-11-2017, nr. 16/706449-15 (P)
ECLI:NL:RBMNE:2017:5711
- Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
- Datum
14-11-2017
- Zaaknummer
16/706449-15 (P)
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBMNE:2017:5711, Uitspraak, Rechtbank Midden-Nederland, 14‑11‑2017; (Eerste aanleg - meervoudig)
Uitspraak 14‑11‑2017
Inhoudsindicatie
Twee 24-jarige mannen uit Utrecht en Amsterdam zijn door de rechtbank Midden-Nederland veroordeeld voor grootschalige drugshandel en witwassen van bitcoins in 2014 en 2015. De verdachte die als drijvende kracht het grootste aandeel had in het witwassen, een 24-jarige Utrecht, is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 6 jaar. De medeverdachte uit Amsterdam krijgt een celstraf opgelegd van 4,5 jaar. De twee mannen hebben ruim een half jaar grote hoeveelheden harddrugs naar verschillende landen opgestuurd, waaronder Frankrijk, het Verenigd Koninkrijk, Spanje en Japan. In totaal is er 10 kilo aan drugs verhandeld, met name speed en XTC-pillen. De harddrugs werden verkocht op het darknet in ruil voor bitcoins. De mannen verhulden de herkomst van deze bitcoins via een bitcoin mixing service. Via zo’n service werden de ontvangen bitcoins gemengd en weer uitgedeeld. Nadat de drugshandel stilviel, is één van de verdachten zich toe gaan leggen op bitcoinhandel. De 24-jarige man uit Utrecht heeft op grote schaal bitcoins ingekocht waarvan is gebleken dat een groot deel ervan door derden op het darknet is verdiend. In totaal gaat het daarbij om ruim 20.000 bitcoins. De geschatte waarde in 2015 (het jaar waarin dit zich voordeed) van de verzilverde bitcoins is ruim 5 miljoen euro. De bitcoins werden contant ingekocht en via bitcoinbeurzen verkocht, waarbij de verdachte een hoge provisie ontving. De 24-jarige Utrechter verzocht zijn medeverdachten om te helpen het door hem per bank voor de bitcoins ontvangen bedrag te pinnen, zodat hij opnieuw contant bitcoins kon inkopen. In deze zaak stonden nog vier andere verdachten terecht. Een 28-jarige vrouw uit Utrecht en een 25-jarige vrouw uit Rotterdam hebben zich schuldig gemaakt aan witwassen. Zij zijn veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 3 maanden en een taakstraf van 180 uur. Een 51-jarige vrouw uit Utrecht krijgt voor haar aandeel in het witwassen en het bezit van tien scherpte patronen een geldboete opgelegd van 30.000 euro. De rechtbank spreekt een 49-jarige man uit Utrecht vrij van witwassen, omdat niet kan worden vastgesteld dat hij wist dat het door hem gepinde geld uit een misdrijf afkomstig was.
Partij(en)
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Afdeling strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/706449-15 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 14 november 2017
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [1992] te [geboorteplaats] ,
zonder bekende woon- of verblijfplaats in Nederland.
1. ONDERZOEK TER TERECHTZITTING
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen. De inhoudelijke behandeling ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 19 en 20 september 2017. Ter zitting van 31 oktober 2017 is het onderzoek gesloten. Eerder is de zaak ter zitting behandeld op 23 juni 2016, 8 september 2016, 8 november 2016 en 6 februari 2017.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. T. Tanghe en van hetgeen mr. M.P.K. Ruperti, advocaat te Baarn, naar voren heeft gebracht. Verdachte is zelf niet ter terechtzitting verschenen.
2. TENLASTELEGGING
De tenlastelegging is op de zitting van 19 september 2017 gewijzigd. De gewijzigde tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1 primair: in de periode van 19 november 2014 tot en met 12 oktober 2015 te Utrecht al dan niet samen met een ander een (groot) geldbedrag heeft witgewassen;
dan wel
subsidiair: in dezelfde periode en op dezelfde plaats medeplichtig is geweest aan genoemde handelingen.
Feit 2: in de periode van 3 februari 2015 tot en met 12 oktober 2015 te Utrecht heeft deelgenomen aan een criminele organisatie gericht op witwassen en/of handel in verdovende middelen en/of uitvoer van verdovende middelen.
3. VOORVRAGEN
De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.
4. WAARDERING VAN HET BEWIJS
4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder 1 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen. De officier van justitie heeft gevorderd verdachte vrij te spreken van het onder 2 ten laste gelegde.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het onder 1 en 2 ten laste gelegde. Daartoe heeft de raadsman aangevoerd dat geen sprake is geweest van het medeplegen van of medeplichtigheid aan witwassen. Verdachte had geen wetenschap van de daadwerkelijke herkomst van de geldbedragen. Op grond van de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 1] ging zij ervan uit dat de geldbedragen die op haar rekening werden gestort afkomstig waren van zijn bedrijf [bedrijf] . Zij heeft haar bankrekening te goeder trouw aan hem ter beschikking gesteld. Dat haar bankrekening vervolgens is misbruikt, wist verdachte niet. De omstandigheid dat verdachte een bedrag van ongeveer € 10.000,- heeft gepind op verzoek van [medeverdachte 1] , is te gering om haar een strafrechtelijk verwijt te kunnen maken, aldus de raadsman.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
Feiten en omstandigheden1.
De rechtbank gaat op grond van wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit. Ten behoeve van de leesbaarheid van het vonnis worden bij het bespreken van de bewijsmiddelen ten aanzien van feit 1 tussendoor reeds bewijsoverwegingen opgenomen. Deze tussentijdse bewijsoverwegingen worden cursief weergegeven.
Gebezigde bewijsmiddelen ten aanzien van feit 1 primair:
Uit de verstrekte bankgegevens van 1 juli 2014 tot en met 16 oktober 2015 blijkt dat op de bankrekening [rekeningnummer] ten name van verdachte in totaal een bedrag van € 107.360,- aan bitcoins is verzilverd. Vanaf een bankrekening van [medeverdachte 1] wordt een bedrag van € 55.881, naar bankrekening [rekeningnummer] van verdachte overgeboekt.2.In totaal is van beide genoemde bankrekeningen een bedrag van € 97.580,- contant opgenomen, zijn geldbedragen van € 22.512,- en € 340,-overgeboekt naar een rekening op naam van [medeverdachte 1] en zijn geldbedragen tot een totaal van € 30.987,- overgeboekt naar de rekening op naam van [A] .3.Volgens [medeverdachte 1] zijn de bitcoins die in 2014 via Bitonic op de bankrekening van verdachte zijn verzilverd, afkomstig uit de drugshandel van hem en [medeverdachte 2] . [medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij na 31 december 2014 in bitcoins ging handelen en dat de drugshandel toen voorbij was.
De contante geldstromen in 2015 hebben volgens hem te maken met zijn bitcoinhandel. Hij heeft uitgelegd aan verdachte dat hij in bitcoins handelde en heeft op naam van verdachte een Kraken account aangemaakt. [medeverdachte 1] heeft voorts verklaard dat hij meestal degene was die de geldbedragen van de rekening van verdachte heeft opgenomen.4.
Ook verdachte heeft verklaard dat zij van het geld dat op haar rekening werd gestort bedragen heeft gepind en dat zij dit geld vervolgens aan [medeverdachte 1] gaf.5.
Bewijsoverweging
Uit het voorgaande volgt dat verdachte geld heeft ontvangen van bitcoinbedrijf Bitonic, van bitcoin payward Kraken en van [medeverdachte 2] . Het gaat dan om het in geld omzetten van bitcoins uit drugshandel (in 2014) dan wel uit bitcoinhandel (in 2015). De rechtbank stelt vast dat de van drugshandel afkomstige bitcoins een criminele herkomst hebben.
Ter discussie staat of de door [medeverdachte 1] na 1 januari 2015 ingekochte bitcoins - de door hem genoemde bitcoinhandel - eveneens een (gedeeltelijk) criminele herkomst hebben. Voor de beoordeling hiervan acht de rechtbank de volgende bewijsmiddelen van belang.
Criminele herkomst bitcoins uit bitcoinhandel
De deskundige R.S. van Wegberg heeft verklaard dat een eigenschap van het TOR-netwerk is dat als een gebruiker surft naar een website, de IP-adressen worden afgeschermd voor beide partijen. De websites op het TOR-netwerk, met vraag en aanbod van producten en diensten, worden dark markets genoemd. 80% van wat daar wordt aangeboden betreft drugs. 20% betreft goederen en diensten. 90% van alle producten zijn illegale producten, zo is gebleken uit onderzoek.6.Tot nu toe vereist alles op die dark markets een betaling met bitcoins.7.
Het overgrote deel van de bitcoins dat bij [medeverdachte 1] is terechtgekomen, was afkomstig van bronclusters die direct werden gevoed met betaling uit darknet markets.8.De bitcoinstromen tussen de darknet markets en bitcoinclusters die werden beheerd door [medeverdachte 2] zijn in kaart gebracht. De clusters waar de meeste bitcoins in en uit zijn gegaan, zijn clusters A, B en C.9.
Deze clusters bestaan uit bitcoinadressen die afkomstig zijn van Anycoin (clusters A en B) dan wel Anycoin en Bitonic (Cluster C). Anycoin en Bitonic ontvangen vanaf de in deze clusters vermelde bitcoinadressen bitcoins op de accounts van [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] .10.
In cluster A zijn in totaal ruim 9263 bitcoins ontvangen en 9263 verzonden. De bitcoinadressen waar bitcoins vanuit cluster A naartoe gezonden zijn, zijn adressen die hoorden bij de Krakenaccounts van verdachten [medeverdachte 1] , [medeverdachte 3] en verdachte. Vanuit cluster A werden ook bitcoins overgemaakt naar accounts op naam van [medeverdachte 1] en verdachte, aangehouden bij Anycoin. Van de 9263 bitcoins die binnenkwamen, zijn 5504 bitcoins afkomstig uit 9 bronclusters die voor het grootste deel direct bitcoins ontvingen uit darknet markets. Dit betekent dat de beheerder(s) van deze bronclusters producten of diensten heeft verkocht op een darknet market.11.
In cluster B zijn in totaal ruim 8860 bitcoins ontvangen en 8860 verzonden. De bitcoinadressen van Kraken waar bitcoins vanuit cluster B naartoe gezonden zijn, zijn adressen die hoorden bij Krakenaccounts van [medeverdachte 1] , [medeverdachte 3] en verdachte. Vanuit cluster B werden ook bitcoins overgemaakt naar accounts op naam van [medeverdachte 3] en verdachte, aangehouden bij Bitonic. Bijna alle bitcoins die in cluster B terechtkwamen, zijn afkomstig uit darknet markets. Van 8860 bitcoins die in totaal binnenkwamen, zijn 6148 bitcoins afkomstig uit 7 bronclusters die direct bitcoins ontvingen uit darknet markets.12.
In cluster C zijn in totaal ruim 5412 bitcoins ontvangen en 5412 verzonden. De bitcoinadressen waar bitcoins vanuit cluster C naartoe zijn gezonden, zijn adressen die hoorden bij Krakenaccounts van [medeverdachte 1] en verdachte. Vanuit cluster C werden ook bitcoins overgemaakt naar accounts op naam van [medeverdachte 3] , [medeverdachte 1] en verdachte, aangehouden bij Anycoin. Ook werden bitcoins overgemaakt naar een account op naam van verdachte, aangehouden bij Bitonic. Van de 5412 bitcoins die in cluster C binnenkwamen, zijn 3364 afkomstig uit 7 bronclusters, die direct bitcoins ontvingen uit darknet markets.13.
De clusters A, B en C hebben in totaal 23535 bitcoins ontvangen, waarvan 21007 naar Krakenaccounts van [medeverdachte 1] , [medeverdachte 3] en verdachte zijn doorgeboekt. De geschatte waarde van deze bitcoins benadert het op de bankrekeningen verzilverde bedrag van ongeveer € 5.000.000,-.14.
Bewijsoverweging:
Uit de hiervoor genoemde verklaring van de deskundige Van Wegberg volgt dat uit onderzoek is gebleken dat op darknet markets vrijwel uitsluitend in illegale goederen wordt gehandeld en op die markets een betaling in bitcoins is vereist. Op grond van die verklaring gaat de rechtbank ervan uit dat nagenoeg alle bitcoins die van darknet markets afkomstig zijn, een criminele herkomst hebben. Uit bovenstaande clusteranalyse kan worden afgeleid dat een groot deel van de door [medeverdachte 1] bij Kraken, Anycoin of Bitonic aangeboden bitcoins indirect afkomstig is van dergelijke darknet markets. In veel gevallen houdt de indirecte besmetting met darknet markets in dat er slechts één transactie zit tussen de ontvangst uit darknet markets en het aanbieden van de betreffende bitcoins bij exchanges als Kraken, te weten de transactie van de ontvanger van de bitcoins uit darknet markets naar een door [medeverdachte 2] beheerd bitcoinadres. Op basis van deze omstandigheden in onderling verband en samenhang bezien, stelt de rechtbank vast dat in ieder geval een groot deel van de door [medeverdachte 1] verzilverde bitcoins, onder andere via de bankrekening van verdachte, een criminele herkomst heeft.
De rechtbank wijst verder op het arrest van de Hoge Raad van 23 november 2010 (NJ 2011, 44). Hieruit volgt dat uit de wetgeschiedenis bij artikel 420bis en 420quater van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) als bedoeling van de wetgever moet worden afgeleid dat deze met het oog op een effectieve bestrijding van het witwassen het noodzakelijk achtte om niet alleen voorwerpen onder het bereik van de witwasbepalingen te brengen die onmiddellijk of middellijk van misdrijf afkomstig zijn, maar ook voorwerpen die gedeeltelijk van misdrijf afkomstig zijn. Voorts kan uit de wetsgeschiedenis worden afgeleid dat in het geval dat van misdrijf afkomstige vermogensbestanddelen zijn vermengd met vermogensbestanddelen die zijn verkregen door middel van legale activiteiten, het aldus vermengde vermogen kan worden aangemerkt als mede of deels uit misdrijf afkomstig.
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat door vermenging van de grote hoeveelheid van darknet markets afkomstige bitcoins met bitcoins met mogelijk wel een legale herkomst, het gehele verzilverde bedrag aan bitcoins als geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - van misdrijf afkomstig moet worden aangemerkt.
De volgende vraag die aan de rechtbank ter beoordeling voorligt, is of verdachte wist dan wel redelijkerwijs moest vermoeden dat de geldbedragen die op haar rekening werden verzilverd uit de bitcoinhandel van [medeverdachte 1] , en daarmee van enig misdrijf afkomstig waren. In dat kader zijn de volgende bewijsmiddelen van belang.
Wetenschap criminele herkomst
Op 19 november 2014 is er mailcontact geweest tussen Bitonic B.V. en de ABN Amro Bank over de rechtmatigheid van een transactie op 19 november 2014 van € 4.147,39. Het contact met de rekeninghouder, zijnde verdachte, was telefonisch. Er werd door de rekeninghouder - verdachte - een verhaal verteld dat zij geld nodig had voor het kopen van een auto.15.
Op 23 november 2014 en 10 december 2014 vindt er via Whatsapp berichtenverkeer plaats tussen [medeverdachte 1] en verdachte.
In de berichten van 23 november 2014 zegt verdachte tegen [medeverdachte 1] dat ze net Opsporing Verzocht zit te kijken over geldezels. Zij zegt dat het gaat over mensen die geld storten. Verdachte zegt dat ze het niet meer wil doen en dat ze bang is geworden. Ze zegt dat het bij hen overeenkomt. Verdachte zegt dat [medeverdachte 1] haar pasje leent, er duizenden op stort en dat ze er ook nog wat van overhoudt.16.
In de berichten van 10 december 2014 zegt verdachte tegen [medeverdachte 1] dat er 5000 op staat en vraagt hoeveel zij ervan krijgt. [medeverdachte 1] zegt 30 euro. [medeverdachte 1] zegt dat de afspraak was dat ze het zouden verrekenen van wat hij nog van haar krijgt. Vervolgens zegt [medeverdachte 1] dat ze niet die dingen moet zeggen op Whatsapp.17.
[medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij deze gesprekken met verdachte heeft gevoerd.18.
4.3.2
Verdere bewijsoverwegingen
Ten aanzien van feit 1 primair:
De rechtbank acht het onder 1 primair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen en overweegt hiertoe als volgt.
Verdachte heeft toegestaan dat haar rekening werd gebruikt voor het storten van (grote) geldbedragen afkomstig uit de bitcoinhandel van [medeverdachte 1] . Zoals blijkt uit het hiervoor genoemde telefonische contact met verdachte naar aanleiding van door Bitonic dan wel ABN Amro bank opgeroepen vragen naar de rechtmatigheid van één van deze transacties, heeft verdachte gezegd dat het geld bestemd was voor de aankoop van een auto, hetgeen ongeloofwaardig werd gevonden en ook nadien nimmer is gebleken. Ook was verdachte ervan op de hoogte dat van haar bankrekening grote geldbedragen naar de rekening van [A] werden overgemaakt. Verdachte heeft nagelaten onderzoek te verrichten naar de achtergrond van dit alles. Nadat de geldbedragen op verdachtes rekening waren gestort, heeft verdachte die bedragen contant opgenomen, waarvoor zij blijkens de Whatsappgesprekken een vergoeding ontving. Ook heeft [medeverdachte 1] geldbedragen van haar bankrekening gepind. Verdachte gaf hem kennelijk toegang tot de bankrekening door het overhandigen van een bankpasje en de pincode, wederom zonder vragen te stellen over de herkomst van de geldbedragen. Bovendien kan uit de Whatsappgesprekken worden opgemaakt dat verdachte in november 2014 op de hoogte was van het fenomeen ‘geldezels’ en vraagtekens heeft geplaatst bij de handelwijze van [medeverdachte 1] en van zichzelf, maar zij heeft nagelaten in te grijpen terwijl zij daartoe als rekeninghouder wel in staat was. Ook na die tijd is haar bankrekening gebruikt om bitcoins te verzilveren. Onder die omstandigheden is het voor verdachte kenbaar geweest dat zij fungeerde als geldezel en heeft zij in dat verband naar het oordeel van de rechtbank bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat de gelden die op haar bankrekening werden gestort van misdrijf afkomstig waren. De rechtbank wijst in dit verband op het arrest van het gerechtshof Amsterdam van 15 augustus 2016 (ECLI:NL:GHAMS:2016:3322).
Concluderend acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich tezamen met een ander schuldig heeft gemaakt aan het witwassen van (in totaal) een groot geldbedrag gedurende langere tijd.
Vrijspraak ten aanzien van feit 2:
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan en zal verdachte hiervan vrijspreken. De rechtbank overweegt hiertoe als volgt.
Van een criminele organisatie als bedoeld in artikel 140 Sr is sprake indien het een gestructureerd en duurzaam samenwerkingsverband van twee of meer personen betreft dat als oogmerk heeft het plegen van misdrijven. In het algemeen is vereist dat verdachten een aandeel hebben in het samenwerkingsverband, dan wel de gedragingen ondersteunen die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het oogmerk van de organisatie. Voor opzettelijke deelneming is voldoende dat verdachten in algemene zin weten dat de organisatie het plegen van misdrijven tot oogmerk heeft.
Criminele organisatie, gericht op handel en/of uitvoer van verdovende middelen
Er zijn geen aanknopingspunten in het dossier waaruit kan worden afgeleid dat verdachte bij een dergelijke criminele organisatie betrokken is geweest.
Criminele organisatie, gericht op witwassen
Uit de gebezigde bewijsmiddelen volgt naar het oordeel van de rechtbank niet dat sprake is geweest van een gestructureerd en duurzaam samenwerkingsverband. [medeverdachte 1] kan worden aangemerkt als de initiator en drijvende kracht inzake de bitcoinhandel die anderen, waaronder verdachte, heeft geïnstrueerd om grote geldbedragen op haar bankrekening te laten storten en vervolgens te pinnen. Hoewel deze personen ieder afzonderlijk kunnen worden gerelateerd aan [medeverdachte 1] , is niet gebleken dat zij op de hoogte waren van elkaars handelen en dat zij met hem en/of met elkaar een gestructureerd samenwerkingsverband vormden.
5. BEWEZENVERKLARING
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
Feit 1 primair:
in de periode van 19 november 2014 tot en met 12 oktober 2015 te Utrecht, tezamen en in vereniging met een ander, een groot geldbedrag voorhanden heeft gehad, terwijl zij en haar mededader wisten dat dat geldbedrag geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte wordt hiervan vrijgesproken.
6. STRAFBAARHEID VAN HET FEIT
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
Feit 1:
Medeplegen van witwassen, meermalen gepleegd.
7. STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE
Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.
8. OPLEGGING VAN STRAF
8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 3 maanden, geheel voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren en een taakstraf van 180 uren, indien niet of niet naar behoren verricht te vervangen door 90 dagen hechtenis.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht aan verdachte een geheel voorwaardelijke straf op te leggen. Hij heeft hiertoe aangevoerd dat verdachte niet eerder met justitie in aanraking is geweest en dat zij lang heeft moeten wachten op de behandeling van haar strafzaak.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken. Bij de keuze tot het opleggen van een voorwaardelijke vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan is in het bijzonder het volgende meegewogen.
Voor wat betreft de persoon van de verdachte wordt in aanmerking genomen dat verdachte blijkens het uittreksel uit het justitiële documentatieregister van 15 september 2017 niet eerder voor een soortgelijk strafbaar feit is veroordeeld.
Wat betreft de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, overweegt de rechtbank als volgt. Verdachte heeft haar bankrekening aan [medeverdachte 1] ter beschikking gesteld. Op deze bankrekening werden grote geldbedragen gestort die vervolgens door verdachte of [medeverdachte 1] werden opgenomen, terwijl verdachte had moeten weten dat deze geldbedragen een criminele herkomst hadden. Door aldus te handelen heeft zij een groot geldbedrag witgewassen en daarmee de opbrengsten uit misdrijf aan het zicht van justitie onttrokken. Het gaat om een ernstig feit dat de integriteit van het financiële handelsverkeer schaadt alsmede het vertrouwen dat daarin moet kunnen worden gesteld. De rechtbank rekent dit verdachte aan. De ernst van het feit in aanmerking genomen, acht de rechtbank het opleggen van een voorwaardelijke gevangenisstraf als stok achter de deur passend.
Verdachte had moeten weten dat de geldbedragen van enig misdrijf afkomstig waren (er is dus geen sprake van de lichtere variant schuldwitwassen), terwijl het om een hoog bedrag gaat dat is witgewassen en over een langere periode. Gelet hierop kan - anders dan de raadsman heeft verzocht - niet worden volstaan met een geheel voorwaardelijke straf. De rechtbank zal aan verdachte naast een voorwaardelijke gevangenisstraf een taakstraf opleggen.
Alles afwegende acht de rechtbank het passend en geboden aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden, geheel voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar en een taakstraf van 180 uren, subsidiair 90 dagen hechtenis.
9. TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN
10. BESLISSING
De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder 2 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1 primair ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder 1 primair bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 3 (drie) maanden;
- bepaalt dat de gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat de verdachte de hierna te melden algemene voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast;
- stelt als algemene voorwaarde dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- veroordeelt verdachte tot een taakstraf van 180 (honderdtachtig) uren;
- beveelt dat voor het geval de verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 90 (negentig) dagen hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.A.M. van Straalen, voorzitter, mrs. A.R. Creutzberg en J.G. van Ommeren, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M. Rigter, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 14 november 2017.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt, na wijziging, ten laste gelegd dat:
1.
primair
zij in of omstreeks de periode van 19 november 2014 tot en met 12 oktober 2015, te Utrecht, althans in het arrondissement Midden-Nederland, in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, (telkens) (een)
voorwerp(en), te weten (telkens)
een (groot) geldbedrag
heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen en/of heeft
omgezet, en/of
van bovengenoemd voorwerp de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de
vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of heeft verhuld
van een (groot) geldbedrag gebruik heeft gemaakt,
terwijl zij en/of haar mededdader(s) wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden, dat dat/die voorwerp(en) geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf;
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 420quatr lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht
art 420quatr lid 1 ahf/ond b Wetboek van Strafrecht
art 420bis lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht
art 420bis lid 1 ahf/ond b Wetboek van Strafrecht
subsidiair
Een of meer anderen op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 19 november 2014 tot en met 12 oktober 2015 te Utrecht, althans in het arrondissement Midden-Nederland, in elk geval in Nederland, al dan niet tezamen en in vereniging, (telkens)
- Een (groot) geldbedrag
heeft/hebben verworven en/of voorhanden heeft/hebben gehad en/of heeft/hebben overgedragen en/of heeft hebben omgezet en/of
van bovengenoemd(e) voorwerp(en) (telkens) de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de verplaatsing heeft/hebben verborgen en/of heeft/hebben verhuld en/of
(telkens) van een of meer van bovengenoemd(e) voorwerp(en) gebruik heeft/hebben gemaakt, terwijl die ander(en) wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden, dat die/dat voorwerp(en) geheel of gedeeltelijk
- onmiddellijk of middelijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf,
bij en/of tot het plegen van welk(e) misdrijf/misdrijven zij, verdachte, op een of meer tijdstippen in of omstreeks die periode van 19 november 2014 tot en met
12 oktober 2015 te Utrecht, althans in het arrondissement Midden-Nederland, in elk geval in Nederland, (telkens) opzettelijk behulpzaam is geweest en/of de gelegenheid en/of de middelen en/of de inlichtingen heeft verschaft door een bitcoinaccount (op haar naam) aan te maken, althans te laten aanmaken en/of door een of meer op haar naam staande bankrekening(en) en/of bijbehorende pinpas(sen) ter beschikking te stellen en/of een of meer (grote) geldbedrag(en) (op een) op haar naam staande bankrekening(en) te laten overmaken/storten en/of door die (grote) geldbedrag(en) van die op haar naam staande bankrekening(en) (in contanten) op te nemen en/of te laten opnemen;
2.
zij in of omstreeks de periode van 03 februari 2015 tot en met 12 oktober 2015 te Utrecht, althans in het arrondissement Midden-Nederland, in elk geval in Nederland,
heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit een samenwerkingsverband van een of meer natuurlijke personen, welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk witwassen en/of handel van verdovende middelen als bedoeld in de Opiumwet en/of uitvoer van verdovende middelen als bedoeld in de Opiumwet.
art 140 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Voetnoten
Voetnoten Uitspraak 14‑11‑2017
Het proces-verbaal verstrekking 126a ING Bank, p. 1158.
Het proces-verbaal van bevindingen bankrekeningen, p. 3209-3210.
De verklaring van getuige [medeverdachte 1] ter zitting op 19 september 2017.
Het proces-verbaal van 1e verhoor verdachte [verdachte] , p. 556.
De verklaring van de deskundige R.S. van Wegberg bij de rechter-commissaris, p. 8.
De verklaring van de deskundige R.S. van Wegberg bij de rechter-commissaris, p. 13-14.
Het proces-verbaal van bevindingen criminele herkomst BTC, p. 3178.
Het proces-verbaal van bevindingen criminele herkomst BTC, p. 3175
Het proces-verbaal van bevindingen Blockchain Analyse Bitcoinadressen, p. 1896 en 1897
Het proces-verbaal van bevindingen criminele herkomst BTC, p. 3175-3176.
Het proces-verbaal van bevindingen criminele herkomst BTC, p. 3176-3177.
Het proces-verbaal van bevindingen criminele herkomst BTC, p. 3177-3178.
Het proces-verbaal van bevindingen criminele herkomst BTC, p. 3178.
De bijlage bij het proces-verbaal uitlevering van bescheiden en gegevens, p. 1314.
Het proces-verbaal van bevindingen Whatsapp op AAIT8566NL, p. 2782.
Het proces-verbaal van bevindingen Whatsapp op AAIT8566NL, p. 2783.
De verklaring van getuige [medeverdachte 1] ter zitting op 19 september 2017.