NJ 2020/38
Medeplichtigheid aan hennepteelt (art. 3 onder B Opiumwet). Ontoereikende motivering ‘opzettelijk gelegenheid heeft verschaft’: geen actieve gedragingen van verdachte daartoe.
HR 19-11-2019, ECLI:NL:HR:2019:1812, m.nt. W.H. Vellinga
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
19 november 2019
- Magistraten
Mrs. J. de Hullu, Y. Buruma, V. van den Brink, E.S.G.N.A.I. van de Griend, A.E.M. Röttgering
- Zaaknummer
17/06015
- Conclusie
A-G mr. E.J. Hofstee
- Noot
W.H. Vellinga
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS181471:1
- Vakgebied(en)
Bijzonder strafrecht / Opiumwet
Materieel strafrecht / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2019:1812, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 19‑11‑2019
ECLI:NL:PHR:2019:691, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 02‑07‑2019
Beroepschrift, Hoge Raad, 12‑03‑2018
- Wetingang
Art. 48 Sr; art. 3 onder B Opw
Essentie
Medeplichtigheid aan hennepteelt (art. 3 onder B Opiumwet). Ontoereikende motivering van ‘opzettelijk gelegenheid heeft verschaft’, nu het hof geen omstandigheden heeft vastgesteld die erop duiden dat actieve gedragingen van verdachte gelegenheid verschaften tot hennepteelt door medeverdachte (haar man) in de gezamenlijke woning.
Samenvatting
Bewezenverklaring dat verdachte aan medeverdachte (haar man) opzettelijk ‘gelegenheid heeft verschaft’ tot het telen van hennep. Oordeel niet toereikend gemotiveerd nu het hof geen omstandigheden heeft vastgesteld die erop duiden dat actieve gedragingen van verdachte gelegenheid verschaften tot de hennepteelt door medeverdachte in de woning. De enkele overweging dat verdachte de ruimtes aan ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.