Einde inhoudsopgave
Verdrag inzake de internationale inning van levensonderhoud voor kinderen en andere familieleden
Artikel 30 Regelingen inzake levensonderhoud
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2013
- Bronpublicatie:
23-11-2007, Trb. 2011, 144 (uitgifte: 19-08-2011, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-01-2013
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
16-03-2021, Trb. 2021, 34 (uitgifte: 16-03-2021, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Personen- en familierecht / Alimentatie
Internationaal privaatrecht / Internationaal erkennings- en executierecht
1.
Een in een verdragsluitende staat getroffen regeling inzake levensonderhoud moet in aanmerking komen voor erkenning en tenuitvoerlegging als een beslissing op grond van dit hoofdstuk, mits zij in de staat van herkomst uitvoerbaar is als een beslissing.
2.
Voor de toepassing van artikel 10, eerste lid, onderdeel a) en b), en tweede lid, onderdeel a), wordt onder de term ‘beslissing’ mede verstaan een regeling inzake levensonderhoud.
3.
Verzoeken om erkenning en tenuitvoerlegging van een regeling inzake levensonderhoud gaan vergezeld van:
- a.
de volledige tekst van de regeling inzake levensonderhoud; en
- b.
een stuk waarin wordt verklaard dat de desbetreffende regeling inzake levensonderhoud in de staat van herkomst uitvoerbaar is als een beslissing.
4.
Erkenning en tenuitvoerlegging van een regeling inzake levensonderhoud kan worden geweigerd indien:
- a.
de erkenning en tenuitvoerlegging kennelijk onverenigbaar zijn met de openbare orde van de aangezochte staat;
- b.
de regeling inzake levensonderhoud is verkregen door fraude of vervalsing;
- c.
de regeling inzake levensonderhoud onverenigbaar is met een beslissing die tussen dezelfde partijen en met hetzelfde doel is gegeven, hetzij in de aangezochte staat hetzij in een andere staat, mits de laatstbedoelde beslissing voldoet aan de vereisten voor erkenning en tenuitvoerlegging in de aangezochte staat.
5.
De bepalingen van dit hoofdstuk, met uitzondering van de artikelen 20, 22, 23, zevende lid, en artikel 25, eerste en derde lid, zijn van overeenkomstige toepassing op de erkenning en tenuitvoerlegging van een regeling inzake levensonderhoud, met dien verstande dat:
- a.
een verklaring of registratie in overeenstemming met artikel 23, tweede en derde lid, alleen kan worden geweigerd op de in het vierde lid, onderdeel a), vermelde grond;
- b.
een in artikel 23, zesde lid, bedoeld bezwaar of beroep alleen kan worden gebaseerd op:
- i.
de in het vierde lid vermelde gronden voor het weigeren van erkenning en tenuitvoerlegging;
- ii.
de authenticiteit of integriteit van een in overeenstemming met het derde lid verzonden stuk;
- c.
de bevoegde autoriteit kan met betrekking tot de procedure op grond van artikel 24, vierde lid, de in het vierde lid, onderdeel a), van dit artikel bedoelde grond voor het weigeren van erkenning en tenuitvoerlegging ambtshalve toetsen. Zij kan alle in het vierde lid van dit artikel vermelde gronden toetsen alsook de authenticiteit of integriteit van elk in overeenstemming met het derde lid verzonden stuk, indien de verweerder daarom verzoekt of indien er, op basis van die stukken, twijfel bestaat omtrent deze gronden.
6.
Procedures tot erkenning en tenuitvoerlegging van een regeling inzake levensonderhoud worden opgeschort indien een bezwaar betreffende de regeling aanhangig is bij een bevoegde autoriteit van een verdragsluitende staat.
7.
Een staat kan in overeenstemming met artikel 63 verklaren dat verzoeken om erkenning en tenuitvoerlegging van een regeling inzake levensonderhoud alleen via centrale autoriteiten mogen worden gedaan.
8.
Een verdragsluitende staat kan zich in overeenstemming met artikel 62 het recht voorbehouden een regeling inzake levensonderhoud niet te erkennen en niet ten uitvoer te leggen.