Einde inhoudsopgave
Verordening (EU) nr. 1024/2012 betreffende de administratieve samenwerking via het Informatiesysteem interne markt en tot intrekking van Beschikking 2008/49/EG
Artikel 29 Uitzonderingen
Geldend
Geldend vanaf 11-12-2018
- Bronpublicatie:
02-10-2018, PbEU 2018, L 295 (uitgifte: 21-11-2018, regelingnummer: 2018/1724)
- Inwerkingtreding
11-12-2018
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
02-10-2018, PbEU 2018, L 295 (uitgifte: 21-11-2018, regelingnummer: 2018/1724)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Marktintegratie
Informatierecht / ICT
1.
Vervallen.
2.
Onverminderd artikel 8, lid 3, en artikel 12, eerste alinea, punten a) en b), van deze verordening kunnen, voor de uitvoering van de bepalingen inzake administratieve samenwerking van de Solvit-aanbeveling via IMI, het betrekken van de Commissie bij administratieve samenwerkingsprocedures en de bestaande faciliteit voor externe actoren voortduren op basis van de regelingen die vóór de inwerkingtreding van deze verordening zijn getroffen. De in artikel 14, lid 1, van deze verordening bedoelde periode bedraagt 18 maanden voor persoonsgegevens die in IMI voor in de Solvit-aanbeveling neergelegde doelen worden verwerkt.
3.
In weerwil van artikel 4, lid 1, van deze verordening mag de Commissie een proefproject opzetten om te beoordelen of IMI een efficiënt, kosteneffectief en gebruiksvriendelijk instrument is voor de uitvoering van artikel 3, leden 4, 5 en 6, van Richtlijn 2000/31/EG van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2000 betreffende bepaalde juridische aspecten van de diensten van de informatiemaatschappij, met name de elektronische handel, in de interne markt (‘Richtlijn inzake elektronische handel’) (1). Binnen twee jaar na de start van dat proefproject legt de Commissie het Europees Parlement en de Raad de in artikel 4, lid 2, van deze verordening bedoelde evaluatie voor, waarin ook de interactie tussen administratieve samenwerking binnen het samenwerkingssysteem met betrekking tot consumentenbescherming ingesteld bij Verordening (EG) nr. 2006/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 27 oktober 2004 betreffende samenwerking tussen de nationale instanties die verantwoordelijk zijn voor handhaving van de wetgeving inzake consumentenbescherming (‘verordening betreffende samenwerking met betrekking tot consumentenbescherming’) (2), en binnen IMI aan bod komt.
4.
Onverminderd artikel 14, lid 1, van deze verordening blijven perioden tot 18 maanden waartoe is besloten op basis van artikel 36 van Richtlijn 2006/123/EG met betrekking tot administratieve samenwerking volgens hoofdstuk VI ervan, op dat gebied gelden.