Hof 's-Hertogenbosch, 18-06-2019, nr. 200.249.892, 01
ECLI:NL:GHSHE:2019:2174
- Instantie
Hof 's-Hertogenbosch
- Datum
18-06-2019
- Zaaknummer
200.249.892_01
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHSHE:2019:2174, Uitspraak, Hof 's-Hertogenbosch, 18‑06‑2019; (Hoger beroep)
Eerste aanleg: ECLI:NL:RBOBR:2017:4644
Uitspraak 18‑06‑2019
Inhoudsindicatie
Notaris. Akte. Vastlegging vaststellingsovereenkomst tussen vennootschap en bestuurder. Geschil over formulering in akte. Vordering afgewezen.
Partij(en)
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
Team Handelsrecht
zaaknummer 200.249.892
arrest van 18 juni 2019
in de zaak van
1. Integrated Computer Control Systems B.V.,gevestigd te [vestigingsplaats] ,
2. [bestuurder van appellante 1], wonende te [woonplaats] ,
appellanten,
hierna gezamenlijk aan te duiden als ICCS,
advocaat: mr. G.S. de Haas te Raamsdonksveer,
tegen
[notaris] Notaris B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
geïntimeerde,
hierna aan te duiden als de notaris,
niet verschenen,
op het bij exploot van dagvaarding van 23 november 2017 ingeleide hoger beroep van het vonnis van 24 augustus 2017, door de kantonrechter van de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats Eindhoven, gewezen tussen ICCS als gedaagden in conventie, eiseressen in reconventie en de notaris als eiser in conventie, verweerder in reconventie.
1. Het geding in eerste aanleg (zaak-/rolnummer 5698125 \ CV EXPL 17-1365)
Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormeld vonnis.
2. Het geding in hoger beroep
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- -
de dagvaarding in hoger beroep;
- -
het tegen de notaris verleende verstek;
- -
de memorie van grieven met producties en eiswijziging.
Het hof heeft daarna een datum voor arrest bepaald. Het hof doet recht op bovenvermelde stukken en de stukken van de eerste aanleg.
3. De beoordeling
3.1.
Tussen partijen staat als enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken het volgende vast (inleidende dagvaarding; conclusie van antwoord, 2 en verder).
- a.
ICCS heeft aan de notaris de opdracht gegeven om een authentieke akte voor haar op te stellen. Het ging om een vaststellingsovereenkomst tussen de vennootschap (appellante sub 1) en de bestuurder daarvan (appellante sub 2).
- b.
ICCS heeft een concept akte naar de notaris gestuurd.
- c.
De notaris heeft desgevraagd een offerte van € 369,05 inclusief btw gestuurd. ICCS heeft haar akkoord gegeven.
- d.
De notaris heeft de volgende tekst opgenomen in een akte die volgens hem gereed was om verleden te worden: “Deze akte is uitsluitend een verklaring van de verschenen personen, handelend als gemeld, voor mij, notaris, afgelegd en door mij in deze akte vastgelegd, tenzij het tegendeel uit deze akte blijkt.”
- e.
ICCS heeft bezwaar gemaakt tegen deze tekst. ICCS heeft aangedrongen op een authentieke akte zonder de tekst onder d hiervoor en met de volgende tekst: “De inhoud van deze akte is aan de verschenen personen zakelijk medegedeeld en toegelicht. De verschenen personen verklaarden geen volledige doorlezing te verlangen, van de inhoud kennis genomen te hebben en daarmee in te stemmen. Deze akte is vervolgens beperkt voorgelezen en onmiddellijk daarna ondertekend door de verschenen personen en mij, notaris (…).”
- f.
De notaris heeft geweigerd een dergelijke tekst, zonder de zin onder d hiervoor (of andere bewoordingen van dezelfde strekking), in een akte vast te leggen.
- g.
De akte is niet gepasseerd.
- h.
De notaris heeft € 369,05 inclusief btw in rekening gebracht.
- i.
ICCS heeft de nota niet betaald.
3.2.
De notaris heeft in eerste aanleg in conventie betaling gevorderd conform zijn nota (3.1 h hiervoor), te vermeerderen met rente en (incasso)kosten, in totaal € 431,32 per 1 februari 2017.
ICCS heeft in conventie verweer gevoerd.
ICCS heeft in reconventie talrijke vorderingen ingesteld. De strekking van de meeste vorderingen is dat de kantonrechter voor recht verklaart dat de notaris op talrijke gronden (gebrekkige dienstverlening, zorgplicht, beroepsuitoefening, facturering en specificatie, en beroepsgeheim) tekort is geschoten of onrechtmatig heeft gehandeld. De verwijten van ICCS komen erop neer dat de notaris haar instructies nauwgezet moest uitvoeren, de tekst onder 3.1 d hiervoor niet mocht opnemen in de akte, haar geen nota mocht sturen en bepaalde stukken niet mocht overleggen bij inleidende dagvaarding. ICCS vorderde daarnaast de notaris te veroordelen tot vergoeding van schade, op te maken bij staat, en in de kosten van het geding. De schade bestaat volgens ICCS uit complicaties van fiscale en financiële aard, die ontstaan doordat ICCS niet beschikt over een authentieke akte (executoriale titel).
De notaris heeft in reconventie verweer gevoerd.
3.3.
De kantonrechter heeft in het bestreden vonnis het in conventie gevorderde toegewezen, het in reconventie gevorderde afgewezen en ICCS veroordeeld in de proceskosten.
3.4.
ICCS heeft in hoger beroep 11 grieven aangevoerd. De memorie beslaat 28 bladzijdes, met paragrafen genummerd 1 tot en met 177. ICCS heeft geconcludeerd tot vernietiging van het beroepen vonnis en tot het toewijzen van haar vermeerderde vorderingen. De vermeerdering komt neer op een verklaring voor recht (dat ICCS niet verplicht is tot volledige nakoming zolang de notaris niet volledig aan zijn verplichtingen heeft voldaan), een vaststelling van de verplichtingen van de notaris en een veroordeling tot nakoming van deze verplichtingen, met een dwangsom (grieven, 173-174, en blz. 26-27, L en M). De vorderingen hebben voor het overige, naar het hof begrijpt, dezelfde strekking als in eerste aanleg.
De notaris is niet verschenen.
3.5.
In hoger beroep mag ICCS haar vorderingen in beginsel vermeerderen, maar volgens artikel 353 lid 1 juncto 130 lid 3 Rv is dat tegen de in rechte niet verschenen notaris uitgesloten tenzij hem de vermeerdering (tijdig) bij exploot kenbaar is gemaakt. Dat de eerst bij de memorie van grieven vermeerderde vorderingen al bij exploot aan de notaris kenbaar zijn gemaakt, is echter niet gesteld of gebleken, zodat de vermeerderingen niet toelaatbaar zijn en het hof deze buiten beschouwing moet laten. Met inachtneming hiervan overweegt het hof verder het navolgende.
3.6.
De grieven lenen zich voor gezamenlijke behandeling.
3.7.
Het hof beoordeelt eerst de vorderingen van ICCS (in reconventie in eerste aanleg). ICCS klaagt in de kern dat de notaris haar instructies nauwgezet moest uitvoeren, zijn “disclaimer” (3.1 d hiervoor) over zijn beperkte taak niet mocht opnemen in de akte en de tekst van ICCS (3.1 e hiervoor) wel in de akte moest opnemen. ICCS heeft talrijke gronden naar voren gebracht ter toelichting van dit standpunt.
3.8.
Het hof neemt in aanmerking dat de notaris in een geval als het onderhavige inderdaad, zoals de notaris in eerste aanleg heeft uitgelegd, niets anders doet dan het vastleggen van verklaringen van partijen. ICCS gaat daar ook van uit (grieven, 102, 107, 138). De taak van de notaris is beperkt tot deze werkzaamheden. Hij onderzoekt de inhoud van de verklaringen niet. Hij staat er niet voor in dat deze verklaringen juist, volledig, geoorloofd of rechtsgeldig zijn. Hij zegt er niets over.
3.9.
Een en ander kan anders zijn in andere soorten gevallen, zoals wanneer de notaris bijvoorbeeld een akte passeert waarin een rechtspersoon wordt opgericht of aandelen of onroerende zaken worden overgedragen. De notaris kan in dergelijke gevallen een verantwoordelijkheid hebben voor bepaalde (wettelijke) formaliteiten en heeft soms ook een opdracht om partijen te begeleiden en teksten te ontwerpen voor passende afspraken tussen partijen.
3.10.
Maar in dit geval gaat het om de relatief eenvoudige vastlegging van verklaringen tussen appellanten. De wens van de notaris een disclaimer (3.1 d hiervoor) op te nemen is in deze context geenszins ongebruikelijk, onbehoorlijk of onrechtmatig. Dit geldt onder de omstandigheden eveneens voor zijn beslissing de tekst van ICCS (3.1 e hiervoor) niet op te nemen; in dit geval was er klaarblijkelijk geen behoefte aan uitleg, mededelingen of toelichting. Het ging immers om de vastlegging van verklaringen waar de notaris verder geen bemoeienis mee had. De verklaringen hebben geen andere gevolgen dan de inhoud die ICCS er zelf aan geeft, zoals ICCS goed begrijpt. De notaris is niet tekort geschoten. Hij heeft zijn zorgplicht, de zorg van een goed opdrachtnemer (art. 7:402 lid 1 BW), zijn ministerieplicht en de wettelijke beroepsregels (art. 21 lid 1 Wet op het notarisambt) niet geschonden (grieven, 112, 117). De disclaimer is een weergave van de waarheid en de juridische stand van zaken. ICCS had geen enkele (rechtens te respecteren) grond voor haar bezwaar tegen de disclaimer of voor haar eis haar tekst op te nemen. Zij heeft niets althans onvoldoende gesteld over een dergelijke grond of enig (rechtens te respecteren) belang bij dat bezwaar of die eis of voor het overige bij de vorderingen in reconventie.
3.11.
ICCS verwijt de notaris zijn beroepsgeheim te hebben geschonden, met name doordat hij bij inleidende dagvaarding tussen partijen gevoerde correspondentie heeft overgelegd. Mede gezien de inhoud en aard van die correspondentie, leidt dat verwijt naar het oordeel van het hof echter niet tot het beoogde resultaat. Voor zover ICCS met name slechts aanvoert dat zij voor het overleggen van die correspondentie geen toestemming heeft gegeven, is dat ook onvoldoende voor de beweerde schending van zijn ambtsgeheim of onrechtmatigheid en ontbreekt de benodigde concretisering. De notaris zelf ontkent bovendien stellig dat hij daarmee zijn ambtsgeheim heeft geschonden of onrechtmatig heeft gehandeld. Hoewel dat zeker gezien die stellige ontkenning in eerste aanleg wel op zijn weg had gelegen, beweert ICCS ook in hoger beroep slechts (te) globaal of abstract dat de notaris zich daaraan schuldig zou hebben gemaakt. Daarenboven meent ICCS ten onrechte, dat de civiele rechter alle onder schending van een ambtsgeheim of onrechtmatig ingebrachte processtukken moet weigeren althans niet in de beoordeling mag betrekken. Anders dan ICCS meent, geldt zo’n algemene regel niet. In beginsel wegen het algemene maatschappelijke belang dat de waarheid in rechte aan het licht komt en het belang van partijen om hun stellingen in rechte aannemelijk te kunnen maken, zwaarder dan het belang van uitsluiting van stukken.
3.12.
De kantonrechter heeft op grond van al het voorgaande de vorderingen van ICCS in reconventie terecht afgewezen.
3.13.
Het hof beoordeelt vervolgens de vordering van de notaris. ICCS heeft ook grieven gericht tegen de toewijzing van deze vordering door de kantonrechter. Het hof neemt het standpunt van ICCS in aanmerking dat de overeenkomst tussen haar en de notaris onverkort geldt (zie: haar vordering tot vaststelling van verplichtingen van de notaris, grieven, blz. 26 onder J en verder; grieven, 112, 117, 173-174). ICCS is dan ook naar het oordeel van het hof gehouden tot betaling van het overeengekomen loon. ICCS heeft het loon, te vermeerderen met rente, verder niet of onvoldoende weersproken. Het klopt, zoals ICCS stelt, dat de notaris niet de volledige opgedragen dienstverlening heeft uitgevoerd (de akte is niet gepasseerd), maar het hof merkt op dat dit te wijten is aan de handelwijze van ICCS. ICCS is niet bevoegd haar verplichting tot betaling op te schorten tot de notaris nog diensten verleent. Het is andersom. De notaris heeft kennelijk en op goede gronden zijn dienstverlening opgeschort totdat ICCS betaalt (zie de aantekeningen van de zitting van de kantonrechter, 21 juli 2017, blz. 1, verklaring van de notaris: “Ik heb van verweerder een opdracht gekregen (…). Dat heb ik gedaan. (…) Ik weigerde dat op te schrijven. Ik heb wel werk gedaan en daar wil ik voor betaald worden.”; zie ook de e-mails, productie 5 bij inleidende dagvaarding). De grondslag voor de opschorting is de handelwijze van ICCS: zij heeft op ondeugdelijke gronden nagelaten haar medewerking te verlenen om de akte, die verder gereed lag, te passeren. De notaris is niet tekort geschoten, zoals hiervoor is beslist. Hij heeft ook niet onrechtmatig gehandeld. Bij al het voorgaande komt nog dat niets is gesteld waaruit volgt dat de betalingsplicht van ICCS onder voorwaarde van volledige uitvoering van de diensten is overeengekomen. De kantonrechter heeft de vordering van de notaris in conventie terecht toegewezen.
3.14.
Het hof beoordeelt tot slot – ten overvloede (3.5 hiervoor) – de vordering van ICCS in hoger beroep: een vaststelling wat betreft haar verplichtingen en de verplichtingen van de notaris. Het hof neemt in aanmerking dat de notaris zijn verplichtingen heeft opgeschort (3.13 hiervoor). Hij heeft in dit stadium geen (afdwingbare) verplichtingen. ICCS is wel verplicht tot nakoming (3.13 hiervoor). Deze vordering zou, indien zij toelaatbaar zou zijn, moeten worden afgewezen.
3.15.
Het hof heeft bij al het voorgaande ook de omstandigheid betrokken dat de Kamer voor het Notariaat de tuchtklacht van ICCS tegen de notaris, over de klacht van dienstweigering, bij beslissing van 16 januari 2017 ongegrond heeft verklaard (productie 8 bij conclusie van antwoord in reconventie).
3.16.
Het voorgaande betekent dat de grieven falen, dat het bestreden vonnis moet worden bekrachtigd, dat het gevorderde in hoger beroep moet worden afgewezen en dat ICCS als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten moet worden veroordeeld.
4. De uitspraak
Het hof:
bekrachtigt het bestreden vonnis;
veroordeelt ICCS in de proceskosten in hoger beroep, tot op heden aan de zijde van de notaris begroot op nihil.
Dit arrest is gewezen door mrs. M.G.W.M. Stienissen, L.S. Frakes en H.K.N. Vos en is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 18 juni 2019.
griffier rolraadsheer