Einde inhoudsopgave
De goede procesorde (BPP nr. IV) 2006/4.3.7.2
4.3.7.2 Mogelijkheden tot aanvulling van de gronden opgenomen in het verzoekschrift
Mr. V.C.A. Lindijer, datum 08-11-2006
- Datum
08-11-2006
- Auteur
Mr. V.C.A. Lindijer
- JCDI
JCDI:ADS378676:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Voetnoten
Voetnoten
Art. 359 jo. 278 lid 1 Rv (hoger beroep) en art. 426a lid 2 Rv (cassatie).
HR 31 augustus 1981, NJ 1981, 615 en HR 26 juni 1981 (Van Aken/Savelbergh), NJ 1982, 450 (Ma en EAA). Vgl. HR 25 september 1981, NJ 1982, 451 en 452 (WHH) (hoger beroep). Zie VeegensfKorthals Altes/Groen 2005, nr. 213 en Asser 2003, p. 68 en 83.
De Hoge Raad aanvaardde deze mogelijkheid overigens al in HR 24 december 1976, NJ 1977, 385 (WHH), toen evenwel zonder verwijzing naar 'een goede procesvoering'. Zie ook HR 26 november 2004, NJ 2005, 25, waarin de Hoge Raad expliciet uitspreekt dat alleen op het aanvullend verzoekschrift acht kan worden geslagen indien in het oorspronkelijk verzoekschrift een voorbehoud tot aanvulling of wijziging van het daarin geformuleerde cassatiemiddel is gemaakt.
Zie HR 20 april 1979, NJ 1980, 156 en HR 22 oktober 1982, NJ 1982, 645 (BW).
196. Bij de bespreking van het hoger beroep bleek reeds dat de Hoge Raad al in 1981 oordeelde dat 'een redelijke wetstoepassing' in de verzoekschriftprocedure kan nopen tot het maken van een uitzondering op het vereiste1 dat een appèl- of cassatierekest de gronden inhoudt waarop het beroep berust.2 Een zodanige uitzondering is blijkens de jurisprudentie op haar plaats, indien de partij die beroep instelt nog niet bekend is met de motivering van de door haar bestreden beschikking, omdat deze niet aan haar is afgegeven voor het verstrijken van de beroepstermijn, dan wel zeer kort daarvoor. In een dergelijk geval mag een partij volstaan met een 'blanco' verzoekschrift. De ontbrekende middelen dient zij dan met bekwame spoed na het verstrijken van de beroepstermijn in een aanvullend rekest voor te dragen. In alle gevallen waarin deze uitzondering werd aanvaard, gold een bijzondere, korte beroepstermijn.
197. In lijn met deze rechtspraak acht de Hoge Raad het toelaatbaar dat de gronden van het beroep bij aanvullend rekest vóór de mondelinge behandeling van de zaak worden aangevuld of gewijzigd, indien verzoeker tot cassatie tijdens de cassatietermijn nog niet kon beschikken over het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep en zich de mogelijkheid om op grond van gegevens uit dat proces-verbaal de middelen van cassatie te wijzigen of aan te vullen had voorbehouden. In een beschikking van 19 november 19823 overwoog de Hoge Raad:
'Een goede procesvoering verzet er zich niet tegen dat een verzoeker in een situatie als voormeld zo spoedig mogelijk bij aanvullend verzoekschrift de gewenste wijzigingen, c.q. aanvullingen indient, zich beperkend tot een toelichting daarop. Aan verweerder die reeds een verweerschrift heeft ingediend, staat het dan vrij daarop in een aanvullend verweerschrift te reageren:4
De mogelijkheid tot aanvulling van het rekest waarmee hoger beroep of cassatieberoep wordt ingesteld, blijft overigens beperkt tot gronden die ten gevolge van het ontbreken van de bestreden beschikking of het proces-verbaal van de terechtzitting in de vorige instantie niet eerder konden worden aangevoerd.5 In gevallen waarin een partij tijdig de beschikking en het proces-verbaal van de terechtzitting onder ogen heeft gekregen, geldt dat de omvang van het geschil in hoger beroep of cassatie in beginsel wordt bepaald door de gronden, respectievelijk middelen die in het beroep- of cassatierekest zijn aangevoerd.