Einde inhoudsopgave
Verordening (EU) nr. 1303/2013 houdende gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds, het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij
Artikel 139 Onderzoek en goedkeuring van de rekeningen
Geldend
Geldend vanaf 01-04-2020
- Bronpublicatie:
30-03-2020, PbEU 2020, L 99 (uitgifte: 31-03-2020, regelingnummer: 2020/460)
- Inwerkingtreding
01-04-2020
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
30-03-2020, PbEU 2020, L 99 (uitgifte: 31-03-2020, regelingnummer: 2020/460)
- Vakgebied(en)
Overheidsfinanciën / EU-financiën
Internationaal publiekrecht / Bijzondere onderwerpen
1.
De Commissie onderzoekt de documenten die de lidstaten uit hoofde van artikel 138 hebben ingediend. Op verzoek van de Commissie verstrekt de lidstaat alle nodige aanvullende informatie aan de hand waarvan de Commissie vóór de in artikel 84 bepaalde datum kan vaststellen of de rekeningen volledig, nauwkeurig en waarachtig zijn.
2.
De Commissie keurt de rekeningen goed als zij tot de conclusie komt dat de rekeningen volledig, nauwkeurig en waarachtig zijn. De Commissie komt tot deze conclusie wanneer de auditautoriteit zonder voorbehoud een goedkeurende auditverklaring heeft uitgebracht omtrent de volledigheid, nauwkeurigheid en waarachtigheid van de rekeningen, tenzij de Commissie over specifieke bewijzen beschikt dat het auditoordeel over de rekeningen onbetrouwbaar is.
3.
De Commissie deelt de lidstaten uiterlijk op de in artikel 84 bepaalde datum mee of zij de rekeningen kan goedkeuren.
4.
Indien de Commissie wegens aan de lidstaat verwijtbare omstandigheden de rekeningen niet kan goedkeuren vóór de in artikel 84 bepaalde datum, stelt de Commissie de lidstaten daarvan in kennis, waarbij zij vermeldt wat daarvoor de redenen zijn overeenkomstig lid 2 van dit artikel, alsmede welke acties moeten worden ondernomen en binnen welke termijn die acties voltooid moeten zijn. De Commissie deelt de lidstaat na afloop van de termijn voor het voltooien van deze acties mee of zij de rekeningen kan goedkeuren.
5.
Aangelegenheden in verband met de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen betreffende de uitgaven die in de rekeningen worden opgenomen, worden niet in aanmerking genomen bij de goedkeuring van de rekeningen door de Commissie. De procedure voor het onderzoek en de goedkeuring van de rekeningen leidt niet tot onderbreking van de behandeling van de aanvragen voor tussentijdse betalingen en leidt niet tot schorsing van betalingen, onverminderd de artikelen 83 en 142.
6.
De Commissie berekent op basis van de goedgekeurde rekeningen het bedrag dat voor het boekjaar ten laste van de Fondsen en het EFMZV komt, alsmede de daaruit volgende aanpassingen met betrekking tot de betalingen aan de lidstaat. De Commissie houdt rekening met:
- a)
de in artikel 137, lid 1, onder a), bedoelde bedragen in de rekeningen waarop het medefinancieringspercentage voor elke prioriteit wordt toegepast;
- b)
het totaalbedrag van de betalingen die de Commissie tijdens dat boekjaar heeft verricht, bestaande uit:
- i)
het bedrag van de tussentijdse betalingen door de Commissie overeenkomstig artikel 130, lid 1, en artikel 24; en
- ii)
het bedrag van de jaarlijkse voorfinanciering overeenkomstig artikel 134, lid 2.
7.
Na de op grond van lid 6 uitgevoerde berekening keurt de Commissie de respectieve jaarlijkse voorfinancieringen goed en betaalt zij de verschuldigde aanvullende bedragen binnen 30 dagen na de goedkeuring van de rekeningen. Als een bedrag terugvorderbaar is van de lidstaat, wordt dat bedrag voorwerp van een door de Commissie te verstrekken invorderingsopdracht, die zo mogelijk ten uitvoer wordt gelegd door verrekening met de bedragen die aan de lidstaat verschuldigd zijn in het kader van latere betalingen binnen hetzelfde operationele programma. Die terugvordering vormt geen financiële correctie en brengt geen verlaging mee van de steun uit de Fondsen en het EFMZV aan het operationele programma. Het teruggevorderde bedrag wordt aangemerkt als bestemmingsontvangsten overeenkomstig artikel 177, lid 3, van het Financieel Reglement.
Als afwijking van de eerste alinea doet de Commissie geen invorderingsopdracht uitgaan voor van de lidstaat terugvorderbare bedragen betreffende de in 2020 ingediende rekeningen. Niet teruggevorderde bedragen worden gebruikt ter bespoediging van investeringen die verband houden met de COVID-19-uitbraak en die op grond van deze verordening en de fondsspecifieke voorschriften voor steun in aanmerking komen.
De niet teruggevorderde bedragen worden bij de afsluiting verrekend of ingevorderd.
8.
Als de Commissie na toepassing van de in lid 4 bedoelde procedure niet in staat is de rekening goed te keuren, bepaalt zij op basis van de beschikbare informatie en overeenkomstig lid 6 het bedrag dat voor het boekjaar ten laste van de Fondsen en het EFMZV komt, en informeert zij de lidstaat. Als de lidstaat de Commissie binnen twee maanden na door de Commissie te zijn geïnformeerd, in kennis stelt van zijn akkoord, is lid 7 van toepassing. Als een dergelijk akkoord uitblijft, stelt de Commissie door middel van uitvoeringshandelingen een besluit vast ter vaststelling van het bedrag dat voor het boekjaar ten laste van de Fondsen en het EFMZV komt. Dat besluit vormt geen financiële correctie en brengt geen verlaging mee van de steun uit de Fondsen en het EFMZV aan het operationele programma. Op basis van het besluit past de Commissie overeenkomstig lid 7 de betalingen aan de lidstaat aan.
9.
De goedkeuring van de rekeningen door de Commissie, of een besluit van de Commissie op grond van lid 7 van dit artikel, laat de toepassing van correcties op grond van de artikelen 144 en 145 onverlet.
10.
De lidstaten kunnen onregelmatige bedragen die na de indiening van de rekeningen worden ontdekt, vervangen door de overeenkomstige aanpassingen aan te brengen in de rekeningen voor het boekjaar waarin de onregelmatigheid aan het licht is gekomen, onverminderd de artikelen 144 en 145.