Wet van 25 april 2000, Stb. 2000, 173. Zie ook: HR 11 november 2003, ECLI:NL:HR:2003:AL6209; HR 2 juli 2013, ECLI:NL:HR:2013:132, NJ 2013/407; zie tevens de daaraan voorafgaande conclusie van mijn ambtgenoot Knigge.
HR, 26-06-2018, nr. 16/06196
ECLI:NL:HR:2018:1000
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
26-06-2018
- Zaaknummer
16/06196
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Materieel strafrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2018:1000, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 26‑06‑2018; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2018:676
ECLI:NL:PHR:2018:676, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 15‑05‑2018
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2018:1000
- Vindplaatsen
SR-Updates.nl 2018-0276
Uitspraak 26‑06‑2018
Inhoudsindicatie
Openlijk in vereniging geweld plegen door een persoon met kracht bij de keel te grijpen, art. 141.1 Sr. Geweld ‘in vereniging’ gepleegd? Aangezien de bewezenverklaring, v.zv. inhoudende dat verdachte ‘in vereniging’ geweld heeft gepleegd tegen een persoon, niet z.m. kan worden afgeleid uit de bewijsvoering, is de bestreden uitspraak in zoverre niet naar de eis der wet met redenen omkleed. HR neemt daarbij mede in aanmerking dat het Hof niets heeft vastgesteld waaruit kan volgen dat ook iemand anders dan verdachte een bijdrage heeft geleverd aan het geweld. Volgt vernietiging en terugwijzing.
Partij(en)
26 juni 2018
Strafkamer
nr. S 16/06196
MM
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 16 december 2016, nummer 20/003932-14, in de strafzaak tegen:
[verdachte] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1986.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze hebben J.S. Nan en R. de Bree, beiden advocaat te 's-Gravenhage, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal D.J.C. Aben heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en tot terugwijzing van de zaak, opdat deze op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
2. Beoordeling van het middel
2.1.
Het middel klaagt dat het Hof ten onrechte heeft geoordeeld dat de verdachte de door hem begane handeling(en) heeft gepleegd in vereniging, althans dat de bewezenverklaarde openlijke geweldpleging niet toereikend is gemotiveerd.
2.2.1.
Het Hof heeft het vonnis van de Rechtbank bevestigd, behoudens ten aanzien van de strafoplegging, de strafmotivering en de beslissing op de vordering van de benadeelde partij. In dat vonnis is ten laste van de verdachte bewezenverklaard dat:
"verdachte op 14 september 2014 te Tilburg openlijk, Louis Bouwmeesterplein, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon te weten [betrokkene 1] welk geweld bestond uit:
- het met kracht bij de keel grijpen van [betrokkene 1]."
2.2.2.
Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
"3.1.1 het ambtsedig proces-verbaal van aangifte opgenomen op pagina 33 e.v. in het eind-proces-verbaal nummer PL2000-2014212940 van de regionale eenheid politie Zeeland-West-Brabant, voor zover inhoudende:
Ik liep naar achteren en ineens voelde ik dat de man mij ontzettend hard bij mijn keel greep. De man heeft echt met kracht geknepen.
3.1.2
het ambtsedig proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] opgenomen op pagina 35 e.v. in het eind-proces-verbaal nummer PL2000-2014212940 van de regionale eenheid politie Zeeland-West-Brabant, voor zover inhoudende:
Vandaag, zondag 14 september 2014 omstreeks 15.55 wilden mijn vriend [betrokkene 1] en ik boodschappen gaan doen. We kwamen vanonder de galerij van de Schouwburg Promenade gelopen aan de zijde van het Louis Bouwmeesterplein. Tijdens het oversteken kruisten we een man en een vrouw. Toen zag ik dat de man [betrokkene 1] bij zijn keel pakte.
3.1.3
het ambtsedig proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] opgenomen op pagina 37 e.v. in het eind-proces-verbaal nummer PL2000-2014212940 van de regionale eenheid politie Zeeland-West-Brabant, voor zover inhoudende:
Ik ben getuige geweest van een conflict, Dit was op zondag 14 september 2014 omstreeks 15:50 uur, achter de Schouwburgring. De man met het blauwe shirt greep de man met de bril bij zijn kil [keel].
3.1.4
het ambtsedig proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3] opgenomen op pagina 41 e.v. in het eind-proces-verbaal nummer PL2000-2014212940 van de regionale eenheid politie Zeeland-West-Brabant, voor zover inhoudende:
Ik ben getuige geweest van een vechtpartij aan het Louis Bouwmeesterplein te Tilburg op 14 september 2014 omstreeks 15:30 uur. Ik zag dat de man mijn broer bij zijn keel greep."
2.2.3.
Het door het Hof bevestigde vonnis van de Rechtbank houdt ten aanzien van deze bewezenverklaring voorts het volgende in:
"3.2. De bewijsoverwegingen
Het is een naar gebeuren geweest op 14 september 2014. Twee groepjes komen elkaar tegen op straat en blijkbaar is het trottoir niet breed genoeg. De getuigen [getuige 1], [getuige 3] en [getuige 2] verklaren dat een man in een blauw shirt aangever bij de keel pakt. Verdachte beroept zich op noodweer omdat de aangever als eerst zou hebben getrapt. Als iemand heel agressief naar je toe komt kun je ook weglopen, dus het verweer op noodweer wordt door de politierechter verworpen."
2.3.
De tenlastelegging is toegesneden op art. 141 Sr. Daarom moeten de in de tenlastelegging voorkomende woorden 'in vereniging' geacht worden aldaar te zijn gebezigd in dezelfde betekenis als daaraan toekomt in het eerste lid van dat artikel.
2.4.
Aangezien de bewezenverklaring, voor zover inhoudende dat de verdachte 'in vereniging' geweld heeft gepleegd tegen een persoon, niet zonder meer kan worden afgeleid uit de bewijsvoering, is de bestreden uitspraak in zoverre niet naar de eis der wet met redenen omkleed. De Hoge Raad neemt daarbij mede in aanmerking dat het Hof niets heeft vastgesteld waaruit kan volgen dat ook iemand anders dan de verdachte een bijdrage heeft geleverd aan het desbetreffende geweld.
2.5.
Het middel is terecht voorgesteld.
3. Slotsom
Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven en als volgt moet worden beslist.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren Y. Buruma en A.L.J. van Strien, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 26 juni 2018.
Conclusie 15‑05‑2018
Inhoudsindicatie
Openlijk in vereniging geweld plegen door een persoon met kracht bij de keel te grijpen, art. 141.1 Sr. Geweld ‘in vereniging’ gepleegd? Aangezien de bewezenverklaring, v.zv. inhoudende dat verdachte ‘in vereniging’ geweld heeft gepleegd tegen een persoon, niet z.m. kan worden afgeleid uit de bewijsvoering, is de bestreden uitspraak in zoverre niet naar de eis der wet met redenen omkleed. HR neemt daarbij mede in aanmerking dat het Hof niets heeft vastgesteld waaruit kan volgen dat ook iemand anders dan verdachte een bijdrage heeft geleverd aan het geweld. Volgt vernietiging en terugwijzing.
Nr. 16/06196 Zitting: 15 mei 2018 (bij vervroeging) | Mr. D.J.C. Aben Conclusie inzake: [verdachte] |
1. Het gerechtshof ’s-Hertogenbosch heeft bij arrest van 16 december 2016 het jegens de verdachte gewezen vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, van 4 december 2014 bevestigd, behalve voor wat betreft de opgelegde straf, de strafmotivering en de beslissing op de vordering van de benadeelde partij. Aldus is de verdachte wegens “openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen” veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier weken, waarvan twee weken voorwaardelijk, met aftrek als bedoeld in art. 27 en 27a Sr. Voorts is de vordering van de benadeelde partij toegewezen tot een bedrag van € 150,00 en is de verdachte in zoverre een schadevergoedingsmaatregel opgelegd, subsidiair drie dagen hechtenis.
2. Namens de verdachte is tijdig beroep in cassatie ingesteld. Mrs. J.S. Nan en R. de Bree, beiden advocaat te 's-Gravenhage, hebben een middel van cassatie voorgesteld.
3. Het middel behelst de klacht dat het hof ten onrechte heeft geoordeeld dat de verdachte de door hem begane handeling(en) heeft gepleegd in vereniging, althans dat de bewezenverklaarde openlijke geweldpleging niet toereikend is gemotiveerd.
4. Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat:
“verdachte op 14 september 2014 te Tilburg openlijk, Louis Bouwmeesterplein, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon te weten [betrokkene 1] welk geweld bestond uit:
- het met kracht bij de keel grijpen van [betrokkene 1].”
5. De bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
“3.1.1 het ambtsedig proces-verbaal van aangifte opgenomen op pagina 33 e.v. in het eind- proces-verbaal nummer PL2000-2014212940 van de regionale eenheid politie Zeeland-West-Brabant, voor zover inhoudende:
Ik liep naar achteren en ineens voelde ik dat de man mij ontzettend hard bij mijn keel greep. De man heeft echt met kracht geknepen.
3.1.2 het ambtsedig proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] opgenomen op pagina 35 e.v. in het eind-proces-verbaal nummer PL2000-2014212940 van de regionale eenheid politie Zeeland-West-Brabant, voor zover inhoudende:
Vandaag, zondag 14 september 2014 omstreeks 15.55 wilden mijn vriend [betrokkene 1] en ik boodschappen gaan doen. We kwamen vanonder de galerij van de Schouwburg Promenade gelopen aan de zijde van het Louis Bouwmeesterplein. Tijdens het oversteken kruisten we een man en een vrouw. Toen zag ik dat de man [betrokkene 1] bij zijn keel pakte.
3.1.3 het ambtsedig proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] opgenomen op pagina 37 e.v. in het eind-proces-verbaal nummer PL2000-2014212940 van de regionale eenheid politie Zeeland-West-Brabant, voor zover inhoudende:
Ik ben getuige geweest van een conflict, Dit was op zondag 14 september 2014 omstreeks 15:50 uur, achter de Schouwburgring. De man met het blauwe shirt greep de man met de bril bij zijn kil [keel].
3.1.4 het ambtsedig proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3] opgenomen op pagina 41 e.v. in het eind-proces-verbaal nummer PL2000-2014212940 van de regionale eenheid politie Zeeland-West-Brabant, voor zover inhoudende:
Ik ben getuige geweest van een vechtpartij aan het Louis Bouvvmeesterplein te Tilburg op 14 september 2014 omstreeks I5:30 uur. Ik zag dat de man mijn broer bij zijn keel greep.”
6. In het proces-verbaal van de terechtzitting c.q. de aantekening van het mondelinge vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 4 december 2014 heeft de politierechter onder het kopje “De bewijsoverwegingen” voorts het volgende overwogen:
“Het is een naar gebeuren geweest op 14 september 2014. Twee groepjes komen elkaar tegen op straat en blijkbaar is het trottoir niet breed genoeg. De getuigen [getuige 1], [getuige 3] en [getuige 2] verklaren dat een man in een blauw shirt aangever bij de keel pakt. Verdachte beroept zich op noodweer omdat de aangever als eerst zou hebben getrapt. Als iemand heel agressief naar je toe komt kun je ook weglopen, dus het verweer op noodweer wordt door de politierechter verworpen.”
7. Ik merk allereerst op dat in cassatie niet wordt geklaagd over de door het hof van de politierechter overgenomen vaststelling dat de man in het blauwe shirt de verdachte is en dat het derhalve de verdachte is die het slachtoffer bij de keel heeft gegrepen. In de toelichting hebben de stellers van het middel echter betoogd dat uit de bewijsvoering niet kan worden afgeleid dat de verdachte het geweld openlijk ‘in vereniging’ heeft gepleegd. Er is geen ander met wie de verdachte zodanig heeft samengewerkt dat sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking, aldus de stellers van het middel.
8. De tenlastelegging is toegesneden op artikel 141 Sr. Daarom moeten de in de bewezenverklaring voorkomende woorden ‘in vereniging’ geacht worden aldaar te zijn gebezigd in dezelfde betekenis als daaraan toekomt in het eerste lid van dat artikel. Blijkens de wetsgeschiedenis is van ‘in vereniging’ plegen van geweld sprake indien de betrokkene een voldoende significante of wezenlijke bijdrage levert aan het (mede door anderen gepleegde) geweld, zij het dat deze bijdrage zelf niet van gewelddadige aard behoeft te zijn. De enkele omstandigheid dat iemand aanwezig is in een groep die openlijk geweld pleegt, is dus niet zonder meer voldoende om hem te kunnen aanmerken als iemand die in vereniging geweld pleegt.1.
9. Art. 141 Sr vergt de betrokkenheid van meer dan één rechtssubject.2.Uit de door het hof overgenomen nadere bewijsoverweging en de gebezigde bewijsmiddelen kan nog wel worden afgeleid dat de verdachte niet alleen was maar samen met een vrouw (hierna: de betrokkene) kennelijk een groepje vormde (bewijsmiddel 2). Dat deze betrokkene ook maar enige bijdrage, laat staan een ‘voldoende significante’ of ‘wezenlijke’ bijdrage heeft geleverd aan het geweld, kan echter niet uit de gebezigde bewijsmiddelen worden afgeleid. Immers, op geen enkele wijze blijkt welke rol de betrokkene bij het gebeuren heeft gespeeld. Nu uit de gebezigde bewijsmiddelen niet kan worden afgeleid dat de verdachte ‘tezamen en in vereniging met een ander’ geweld heeft gepleegd, is de bewezenverklaring in zoverre niet naar de eis der wet met redenen omkleed.
10. Het middel is terecht voorgesteld.
11. Ambtshalve heb ik geen grond aangetroffen die tot vernietiging van de bestreden uitspraak aanleiding behoort te geven.
12. Deze conclusie strekt tot vernietiging van de bestreden uitspraak en tot terugwijzing van de zaak, opdat deze op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
De procureur-generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 15‑05‑2018
J. de Hullu, Materieel Strafrecht, Deventer: Wolters Kluwer 2015, p. 442. W. Nieboer, Schets materieel strafrecht, Arnhem: Gouda Quint 1991, p. 224, spreekt van noodzakelijke deelneming. Daarvan is sprake bij delicten die men alleen maar kan plegen met inschakeling van een ander wiens gedraging men onder een bestaande deelnemingsvorm kan rubriceren.