Rb. Utrecht, 24-03-2010, nr. 273158 / HA ZA 09-2018
ECLI:NL:RBUTR:2010:BL8927
- Instantie
Rechtbank Utrecht
- Datum
24-03-2010
- Magistraten
Mr. R.A. Steenbergen
- Zaaknummer
273158 / HA ZA 09-2018
- LJN
BL8927
- Vakgebied(en)
Vermogensrecht (V)
Insolventierecht (V)
Ondernemingsrecht / Rechtspersonenrecht
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBUTR:2010:BL8927, Uitspraak, Rechtbank Utrecht, 24‑03‑2010
Uitspraak 24‑03‑2010
Mr. R.A. Steenbergen
Partij(en)
Vonnis van 24 maart 2010
in de zaak van
de rechtspersoon naar Duits recht
[eiseres] & CO. KG,
gevestigd te [vestigingsplaats], Duitsland,
eiseres,
advocaat mr. P.M. Scholtes,
tegen
- 1.
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
MEDIASYSTEMEN B.V.,
gevestigd te Vianen,
- 2.
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
TRIPLE P NEDERLAND B.V.,
gevestigd te Vianen,
- 3.
de naamloze vennootschap
TRIPLE P N.V.,
gevestigd te Vianen,
- 4.
[gedaagde sub 4],
wonende te [woonplaats],
- 5.
[gedaagde sub 5],
wonende te [woonplaats],
gedaagden,
advocaat mr. F.A. van Brussel.
Eiseres zal hierna [eiseres] worden genoemd. Gedaagden zullen hierna gezamenlijk Mediasystemen c.s. worden genoemd dan wel afzonderlijk Mediasystemen onderscheidenlijk TPN B.V., TP N.V., [gedaagde sub 4] en [gedaagde sub 5].
1. De procedure
1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- —
het tussenvonnis van 4 november 2009
- —
het proces-verbaal van comparitie van 10 februari 2010.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1.
[eiseres] is uitgever van het dagblad ‘Ruhr Nachrichten’. Mediasystemen is een bedrijf dat zich bezighield met het ontwerpen, distribueren en onderhouden van software voor dagbladuitgeverijen. In juli 1999 heeft Mediasystemen zich jegens [eiseres] bij overeenkomst verbonden tot het ontwerp, de levering en het onderhoud van software voor een advertentiesysteem. Die overeenkomst is door [eiseres] op 27 juli 2000 buitengerechtelijk ontbonden op de grond dat Mediasystemen haar verplichtingen niet tijdig nakwam.
2.2.
Bij een op 26 februari 2003 door [eiseres] aan Mediasystemen betekend Klageschrift heeft [eiseres] Mediasystemen voor de Duitse rechter gedaagd en gevorderd dat deze Mediasystemen zal veroordelen tot vergoeding van de schade die [eiseres] als gevolg van de wanprestatie heeft geleden. Bij vonnis van 13 december 2007 heeft de Duitse rechter Mediasystemen veroordeeld om aan [eiseres] te betalen EUR 880.294,38, waarvan EUR 219.573,02 onder de voorwaarde dat [eiseres] bepaalde (met de genoemde overeenkomst samenhangende) goederen aan Mediasystemen afgeeft. Een deelsom groot EUR 660.721,06 diende Mediasystemen derhalve onvoorwaardelijk te betalen.
2.3.
Het vonnis van de Duitse rechter heeft kracht van gewijsde verkregen.
2.4.
Bij beschikking van 23 april 2008 heeft deze rechtbank aan [eiseres] verlof verleend het vonnis van de Duitse rechter in Nederland ten uitvoer te leggen. Tot heden is aan dat vonnis niet voldaan.
2.5.
De aandelen van Mediasystemen zijn sedert 11 december 1996 volledig in handen van de voormalige vennootschap Triple P Nederland B.V. De laatstgenoemde is (sinds 1 augustus 2000) en [gedaagde sub 5] was (van 18 september 2001 tot 30 april 2005) zelfstandig bevoegd statutair bestuurder van Mediasystemen
2.6.
De aandelen van de voormalige vennootschap Triple P Nederland B.V. zijn sedert 1 december 1995 volledig in handen van TP N.V., de houdstervennootschap. Deze is sedert 30 juli 1997 haar statutair bestuurder. TPN B.V. is op 5 juni 2008 ontstaan door fusie van de oude vennootschap Triple P Nederland B.V. en de vennootschap Triple P Management B.V. Die fusie had geen gevolg voor de toen bestaande, voornoemde, eigendoms- en zeggenschapsverhoudingen. Hieronder wordt de aanduiding ‘TPN B.V.’ gelijkelijk gebruikt voor de oude vennootschap Triple P Nederland B.V. en de vennootschap met die naam die door de fusie is ontstaan.
2.7.
[gedaagde sub 4] is — en was ook in de na te melden periode, medio 2004 — zelfstandig bevoegd bestuurder van TP N.V.
2.8.
TPN B.V. houdt zich bezig met de verkoop van hardware(systemen) aan haar afnemers, waaronder de klanten waaraan Mediasystemen voorheen software verkocht.
2.9.
Medio 2004 heeft TPN B.V. van Mediasystemen al haar activa en een deel van haar passiva gekocht. Die passiva betreffen de schulden van Mediasystemen aan de fiscus, haar schulden aan haar werknemers en haar schulden aan derden in verband met haar hoedanigheid als werkgeefster. De koopprijs voor het geheel bedroeg EUR 478.000,00. Deze koopprijs is, bij de levering van het gekochte op 1 juli 2004, door TPN B.V. aan Mediasystemen voldaan door boeking in de rekening-courant die de desbetreffende partijen onderling aanhielden. Deze vertoonde voor en na die boeking een nadelig saldo voor Mediasystemen
2.10.
Bij gelegenheid van de overdracht zijn 20 van de 29 werknemers van Mediasystemen bij TPN B.V. in dienst getreden. TPN B.V. heeft dat deel van de onderneming van Mediasystemen voortgezet dat betrekking had op het onderhoud van de door haar verkochte software. Sedertdien is Mediasystemen een slapende vennootschap, zonder werknemers, die geen bedrijfsactiviteiten meer verricht.
3. De vordering
3.1.
[eiseres] vordert dat, uitvoerbaar bij voorraad:
- 1)
voor recht wordt verklaard dat de voornoemde overdracht nietig is op grond van het bepaalde in artikel 3:45 BW,
- 2)
Mediasystemen en TPN B.V. worden veroordeeld om binnen twee dagen na betekening van dit vonnis door een schriftelijke verklaring voorzien van een goedkeurende verklaring van haar accountant opgave te doen van hetgeen is overgedragen, alsmede een gelijke verklaring met betrekking tot het overgedragene waarover TPN B.V. ten tijde van de betekening van het vonnis nog beschikt, een en ander op verbeurte van een dwangsom van EUR 1.000,00 per dag of dagdeel dat Mediasystemen en TPN B.V. aan die veroordeling geen gevolg geven,
- 3)
Mediasystemen , TPN B.V., TP N.V., [gedaagde sub 4] en [gedaagde sub 5] hoofdelijk worden veroordeeld om aan [eiseres] de schade te vergoeden die zij door hun onrechtmatig handelen heeft geleden en nog zal lijden, deze schade op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
- 4)
Mediasystemen c.s. te veroordelen in de gedingkosten.
3.2.
[eiseres] stelt ter onderbouwing van haar vordering als volgt, zakelijk weergegeven:
- —
de vorenomschreven overdracht is nietig omdat de desbetreffende verkoopovereenkomst onverplicht is gesloten;
- —
door de boeking van de koopsom in rekening-courant en de daaruit voortvloeiende verrekening is [eiseres] benadeeld omdat zij daardoor van haar mogelijkheden is beroofd om haar vordering op Mediasystemen (zoals uiteindelijk door de Duitse rechter aan haar toegewezen) te verhalen;
- —
Mediasystemen en TPN B.V. waren zich van een en ander bewust;
- —
elk van gedaagden heeft in verband met deze kwestie onrechtmatig jegens [eiseres] gehandeld: Mediasystemen en TPN B.V. als partijen bij de verkoopovereenkomst, TP N.V., [gedaagde sub 4] en [gedaagde sub 5] als eigenaar en/of (direct of indirect) bestuurder van een of meer van die vennootschappen.
4. Het verweer
4.1.
Mediasystemen c.s. stelt dat de in geding zijnde overdracht niet onverplicht was, omdat Mediasystemen daartoe gehouden was uit hoofde van de verkoopovereenkomst. Voorts stelt zij dat van benadeling van [eiseres] door die overdracht geen sprake was, omdat de waarde van hetgeen werd overgedragen in het economische verkeer nihil was en dat een verantwoorde bedrijfsvoering binnen de bedrijvenfamilie van Mediasystemen/TPN B.V./TP N.V. juist tot de in geding zijnde overeenkomst diende te leiden, omdat daarmee werd voorkomen dat Mediasystemen failliet ging. Dat EUR 478.000,00 als koopsom is overeengekomen, volgt naar haar zeggen uit de omstandigheid dat TPN B.V. door de overname gebaat was omdat zij daarvan ‘synergetische voordelen’ te verwachten had: het behoud van fiscale faciliteiten, het behoud van de kennis van de overgenomen werknemers, omzetvergroting en kostenbesparingen. Ook stelt zij dat de vordering van [eiseres] medio 2004 niet opeisbaar was, omdat daarop nog niet bij vonnis was beslist.
4.2.
Mediasystemen c.s. heeft in dat verband een rapport over gelegd van het bedrijfsadviesbureau Key Consulting B.V. van 16 februari 2005. Daarin is vermeld dat de waarde van hetgeen door Mediasystemen aan TPN B.V. is verkocht, op 1 juli 2004 nihil was, maar dat mogelijkerwijs een hogere prijs overeengekomen wordt op grond van de ‘synergetische voordelen’. De nihilwaarde heeft Key Consulting (vooral) becijferd volgens de discounted-cash-flowmethode, daarbij vermeldend dat uit de cijfers van Mediasystemen blijkt dat zij in 2002, 2003 en de eerste helft van 2004 verlies leed. In het rapport is vermeld dat TPN B.V. en Mediasystemen het bedrag van EUR 478.000,00 hebben becijferd door de waardering van die ‘synergetische voordelen’, alsmede door schatting van de intrinsieke waarde (EUR 210.281,00) en de rentabiliteitswaarde van hetgeen is overgedragen.
4.3.
Ook heeft Mediasystemen c.s. een schrijven overgelegd van haar vaste accountantskantoor EMO Adviseurs & Accountants van 15 oktober 2009, waarin is vermeld dat Mediasystemen blijkens haar balansgegevens per 1 juli 2004 EUR 673.273,00 aan bezittingen had en EUR 1.257.958,00 aan schulden.
5. De beoordeling
5.1.
Het eerste vereiste dat krachtens artikel 3:45 BW geldt voor een rechtsgeldig beroep op de vernietigbaarheid van een door een schuldenaar verrichte rechtshandeling, is dat die rechtshandeling onverplicht is verricht. Aan dat vereiste is voldaan. Anders dan Mediasystemen c.s. stelt, is hier immers bepalend de gehele koopovereenkomst die aan de de gewraakte overdracht ten grondslag heeft gelegen. Tot het sluiten van die overeenkomst was Mediasystemen niet verplicht. Dat het sluiten van die overeenkomst mogelijkerwijs strookte met een verantwoord ondernemingsbeleid van de bedrijvenfamilie waartoe Mediasystemen behoort is een andere kwestie, die daar los van staat.
5.2.
Ook is hier voldaan aan het vereiste dat door die rechtshandeling benadeling heeft plaatsgevonden van een of meer schuldeisers in hun verhaalsmogelijkheden. Nu alle activa van Mediasystemen aan TPN B.V. zijn vervreemd en de voldane koopsom geheel is aangewend voor de vorenvermelde verrekening met de vordering van TPN B.V. op Mediasystemen resteerde er voor [eiseres] (en haar mede-schuldeisers) in het geheel geen verhaalsobject meer, waar Mediasystemen voordien (gezien de onder 4.3 vermelde cijfers) over substantiële positieve vermogensbestanddelen beschikte. Het voorgaande zou anders zijn indien hetgeen is verkocht geen reële economische waarde vertegenwoordigde, omdat dan van benadeling geen sprake is en de betaalde koopsom slechts een (op zichzelf staand) aan Mediasystemen toevallend voordeel zou betreffen. Dat geval doet zich echter niet voor nu de betaling van de koopsom als wederprestatie bij de koopovereenkomst is bedongen en deze (blijkens het rapport van Key Consulting B.V.) door Mediasystemen en TPN B.V. is gebaseerd op de reële economische waarde die het gekochte voor TPN B.V. vertegenwoordigde. Dat die — of enige andere — waarde niet overeengekomen had kunnen worden met een derde als koper, zoals Mediasystemen c.s. stelt doch [eiseres] bestrijdt, maakt dat niet anders. Ook leidt niet tot een ander oordeel de enkele stelling van Mediasystemen c.s. dat van benadeling in de verhaalsmogelijkheden van [eiseres] geen sprake is, omdat zij als concurrent schuldeiser ook niet over feitelijke verhaalsmogelijkheden beschikte vóór de gewraakte rechtshandeling. Hier had van Mediasystemen verwacht mogen worden dat zij die stelling met nadere gegevens onderbouwde, wat zij heeft nagelaten.
5.3.
Anders dan Mediasystemen c.s. stelt, was de vordering van [eiseres] op 1 juli 2004 wel opeisbaar, omdat deze betrekking had op schade uit wanprestatie welke reeds in 2000 of eerder was ontstaan en omdat het — op 1 juli 2004 — ontbreken van een executoriale titel tot verhaal van die schade aan die opeisbaarheid niet afdoet. Doch ook als de vordering op 1 juli 2004 nog niet opeisbaar was geweest, had dat Mediasystemen c.s. niet gebaat, omdat artikel 3:45 BW ook geldt ten behoeve van schuldeisers die eerst na de gewraakte rechtshandeling een vordering hebben verkregen.
5.4.
Het volgende vereiste luidt, nu de overdracht van hetgeen door Mediasystemen was verkocht anders dan om niet plaatsvond, dat de beide contractspartijen (Mediasystemen en TPN B.V.) wisten of behoorden te weten dat de genoemde benadeling van hun handelen het gevolg was. Ook aan dat vereiste is voldaan, hetgeen reeds volgt uit de aard van de (bij hen beiden bekende) omstandigheid dat alle positieve vermogensbestanddelen van Mediasystemen aan TPN B.V. werden vervreemd en dat ook de koopsom — na de voorziene verrekening — geen verhaalsobject zou vormen.
5.5.
De conclusie is daarom dat [eiseres] zich terecht ingevolge artikel 3:45 BW op de vernietigbaarheid van de in geding zijnde overeenkomst heeft beroepen, zodat deze nietig is. Naar Mediasystemen c.s. voor dat geval echter onweersproken heeft gesteld (en naar in het licht van het tijdsverloop sedert medio 2004 alleszins aannemelijk is) is het thans niet meer mogelijk die overdracht ongedaan te maken, omdat hetgeen is overgedragen niet meer voorhanden is. Daarom is Mediasystemen gehouden om, in plaats van die ongedaanmaking, [eiseres] de schade te vergoeden die deze als gevolg van een en ander lijdt. De daartoe strekkende vordering is daarom toewijsbaar. In de schadestaatprocedure zal moeten blijken wat er precies aan (positieve en negatieve) vermogensbestanddelen van Mediasystemen aan TPN B.V. is overgedragen, opdat kan worden bepaald wat de waarde van de weggevallen verhaalsmogelijkheden is en — aan de hand daarvan — wat de omvang is van de schade van [eiseres]. De vordering tot opgave van hetgeen is overgedragen, is daarom eveneens toewijsbaar, met bepaling van de daaraan te verbinden nakomingstermijn en dwangsom als na te melden. Omdat zich thans van het overgedragene niets meer onder TPN B.V. bevindt, moet de vordering dat daarvan opgave wordt gedaan, worden afgewezen.
5.6.
Vervolgens dient beoordeeld te worden of TPN B.V., TP N.V., [gedaagde sub 4] en/of [gedaagde sub 5] in verband met de in geding zijnde overeenkomst onrechtmatig jegens [eiseres] heeft/hebben gehandeld en aldus tot schadevergoeding gehouden zijn. Daarbij geldt dat de wanprestatie van een rechtspersoon onder omstandigheden kan meebrengen dat de bestuurder op grond van onrechtmatige daad aansprakelijk is ten aanzien van de benadeelde, indien hem te dier zake een persoonlijk verwijt treft. Dat is het geval indien naar gelang van de concrete omstandigheden van het geval moet worden geoordeeld dat het aan de bestuurder te maken verwijt voldoende ernstig is om hem persoonlijk aansprakelijk te houden.
5.7.
Ten aanzien van TPN B.V. geldt dat deze, blijkens de eigen stellingen van Mediasystemen c.s. omtrent de totstandkoming van de in geding zijnde overeenkomst, de hand heeft gehad in de (feitelijke) beëindiging van de ondernemingsactiviteiten door Mediasystemen (en de — gedeeltelijke — voortzetting daarvan door TPN B.V.), nu juist daarin de (door beide contractspartijen beoogde) bestaansgrond van die overeenkomst was gelegen. In dat licht bezien diende zij, zowel in het licht van haar hoedanigheid als moedervennootschap van Mediasystemen als in haar hoedanigheid van bestuurder van die vennootschap, acht te slaan op een evenwichtige belangenbehartiging van alle crediteuren van Mediasystemen. Door het er bij die stand van zaken toe te leiden dat uit de voldane koopsom (het toentertijd enige verhaalsobject van Mediasystemen ) tot het daarmee corresponderende bedrag haar eigen vordering uit hoofde van haar rekening-courantverhouding met Mediasystemen werd voldaan, wetende dat andere schuldeisers zoals [eiseres] daardoor werden beroofd van de toen bestaande verhaalsmogelijkheden, heeft TPN B.V. op onrechtmatige wijze de belangen van [eiseres] geschonden. Daarbij telt dat (naar bij gebreke van tegenaanwijzingen moet worden aangenomen) in het licht van de beëindiging van de ondernemingsactiviteiten door Mediasystemen nadien geen nieuwe vermogensbestanddelen van Mediasystemen te verwachten waren waaruit zij haar schuldeisers kon voldoen. Bijzondere omstandigheden die in weerwil van het voorgaande tot een ander oordeel aanleiding geven zijn niet gesteld of gebleken. Dat de in geding zijnde overeenkomst was ingegeven door verantwoord bedrijfsbeleid binnen de desbetreffende bedrijvenfamilie, is daartoe van onvoldoende gewicht, juist omdat het hier gaat om het stilleggen van de ondernemingsactiviteiten van Mediasystemen en de betekenis die daarbij toekomt aan de positie van ál haar schuldeisers. Voor zover uit dit onrechtmatig handelen schade is voortgevloeid, dient TPN B.V. die te vergoeden. Óf en tot welk beloop van die schade sprake is, zal in de schadestaatprocedure aan de orde dienen te komen.
5.8.
Als door [eiseres] onweersproken gesteld staat vast dat [gedaagde sub 5] (als statutair bestuurder van Mediasystemen) en [gedaagde sub 4] (als statutair bestuurder van TP N.V., zijnde de moedervennootschap van TPN B.V., en als indirect bestuurder van TPN B.V. en Mediasystemen ) de handelingen hebben verricht die met de in geding zijnde overeenkomst en de uitvoering ervan samenhingen. Ten aanzien van [gedaagde sub 4] strookt dat met de verklaring van Mediasystemen c.s. dat de in geding zijnde overeenkomst het belang van de bedrijvenfamilie van Mediasystemen TPN B.V./TP N.V. diende enerzijds en met de hoedanigheid van [gedaagde sub 4] als bestuurder van de houdstervennootschap van die familie anderzijds.
5.9.
Aldus was bij die overeenkomst in de persoon van [gedaagde sub 4] zowel de verkoper (Mediasystemen ) alsook de koper (TPN B.V.) vertegenwoordigd en heeft hij in beide hoedanigheden opzettelijk slechts gehandeld ten gunste van de genoemde bedrijvenfamilie. Ook [gedaagde sub 4] zelf (wiens handelen en kennis aan elk van die bedrijven moet worden toegerekend) heeft moeten begrijpen dat door dat handelen de verhaalsmogelijkheden van wie van die bedrijvenfamilie geen deel uitmaken, zoals [eiseres], illusoir werden en dat nieuwe vermogensbestanddelen van Mediasystemen ter voldoening van haar schuldeisers niet te verwachten waren. Op grond van deze omstandigheden, in onderling verband bezien, moet worden geoordeeld dat zowel TP N.V. alsook [gedaagde sub 4] (juist met het oog op de genoemde hoedanigheden) ter zake van voornoemd handelen een zodanig ernstig verwijt treft dat hun handelen onrechtmatig was jegens [eiseres]. Het verweer omtrent het verantwoorde bedrijfsbeleid binnen de bedrijvenfamilie (zie onder 5.7), faalt op dezelfde grond als daar vermeld. Ook TP N.V. en [gedaagde sub 4] zijn daarom gehouden tot vergoeding van de schade van [eiseres], zoals in de schadestaatprocedure vast te stellen.
5.10.
Aldus resteert de beoordeling van het handelen van [gedaagde sub 5]. Anders dan [gedaagde sub 4] is hij weliswaar slechts als bestuurder van Mediasystemen bij de totstandkoming en uitvoering van de in geding zijnde overeenkomst (feitelijk) betrokken geweest, maar ook ten aanzien van hem geldt wat hiervoor is overwogen omtrent de beëindiging van ondernemingsactiviteiten door Mediasystemen en het juist dan (ook door haar bestuurders) in acht te nemen evenwicht bij de behartiging van de belangen van alle crediteuren. Ook [gedaagde sub 5] heeft aldus slechts gehandeld ten gunste van de bedrijvenfamilie waarvan Mediasystemen deel uitmaakt. Ook hij heeft moeten begrijpen dat door het gewraakte handelen de verhaalsmogelijkheden van wie van die bedrijvenfamilie geen deel uitmaken, zoals [eiseres], illusoir werden en dat nieuwe vermogensbestanddelen van Mediasystemen ter voldoening van haar schuldeisers niet te verwachten waren. Feiten en omstandigheden die in weerwil van het voorgaande hier tot een ander oordeel aanleiding geven (welke door [gedaagde sub 5] waren aan te voeren) zijn gesteld noch gebleken. Ook [gedaagde sub 5] treft daarom het verwijt onrechtmatig te hebben gehandeld jegens [eiseres]. Ook hier faalt het verweer omtrent het verantwoorde bedrijfsbeleid binnen de bedrijvenfamilie en moet de (omvang van de) door [gedaagde sub 5] verschuldigde schadevergoeding worden bepaald in de schadestaatprocedure.
5.11.
De slotsom is dat de vordering onder 1 toewijsbaar is evenals een deel van de vordering onder 2 en de vordering onder 3. De vordering onder 2 moet voor het overige worden afgewezen. Anders dan Mediasystemen c.s. heeft aangevoerd bestaat er thans geen voldoende grond om vooruitlopend op de te voeren schadestaatprocedure te oordelen dat de in die procedure vast te stellen schadesom gematigd dient te worden.
5.12.
Mediasystemen c.s. zal als de overwegend in het ongelijk gestelde partij in de gedingkosten worden verwezen. De tot heden aan de zijde van [eiseres] gevallen kosten worden begroot op:
— | explootkosten | 77,85 | ||
— | vast recht | 262,00 | ||
— | salaris advocaat | 1.788,00 | (2 punten × tarief EUR 894) | |
Totaal | EUR | 2.127,85 |
6. De beslissing
De rechtbank
6.1.
verklaart voor recht dat de in geding zijnde overeenkomst nietig is;
6.2.
veroordeelt Mediasystemen en TPN B.V. om binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis door een schriftelijke verklaring voorzien van een goedkeurende verklaring van haar accountant opgave te doen van hetgeen Mediasystemen op 1 juli 2004 aan TPN B.V. heeft overgedragen, op verbeurte van een dwangsom van EUR 1.000,00 per dag of dagdeel dat Mediasystemen en TPN B.V. daarmee in gebreke blijven, met een maximum van EUR 250.000,00;
6.3.
veroordeelt Mediasystemen, TPN B.V., TP N.V., [gedaagde sub 4] en [gedaagde sub 5] hoofdelijk om aan [eiseres] de schade te betalen die [eiseres] als gevolg van hun onrechtmatig handelen heeft geleden en nog zal lijden, welke schade dient te worden opgemaakt bij staat en vereffend volgens de wet;
6.4.
veroordeelt Mediasystemen c.s. in de proceskosten, aan de zijde van [eiseres] tot op heden begroot op EUR 2.127,85;
6.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.6.
wijst af hetgeen meer of anders is gevorderd.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.A. Steenbergen en in het openbaar uitgesproken op 24 maart 2010.