Overeenkomst tot arbitrage
Einde inhoudsopgave
Overeenkomst tot arbitrage (BPP nr. 13) 2011/8.6.3:8.6.3 Reglementen
Overeenkomst tot arbitrage (BPP nr. 13) 2011/8.6.3
8.6.3 Reglementen
Documentgegevens:
Mr. G.J. Meijer, datum 20-07-2011
- Datum
20-07-2011
- Auteur
Mr. G.J. Meijer
- JCDI
JCDI:ADS508456:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Toon alle voetnoten
Voetnoten
Voetnoten
ASSER-MAEUER 2-11, no. 35; zie ook Rechtspersonen (STILLE), art. 2:26, aant. 8 die reglementen definieert als 'de groep of groepen voorschriften die de werkwijze van organen van de vereniging regelen en vooral de interne werkwijze of huishouding.'.
Zie daaromtrent DuKNAN DER PLOEG, blz. 80-89.
Zie ook al NOLEN, blz. 19 met de eis dat het reglement op de statuten is gebaseerd.
Zie ook DuKNAN DER PLOEG, blz. 83 in fine.
Dinc/VAN DER PLOEG, blz. 80.
HR 17 januari 2003 (ABN AMRO/Teisman) (r.o. 3.2), NJ 2004, 280, m.nt. HTS.
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
Art. 1020 lid 5 Rv noemt naast het arbitraal beding in de partijen bindende statuten het arbitraal beding in de partijen bindende reglementen. Reglementen vormen bepaald geen eenduidig begrip. Zij worden wel als volgt aangeduid:
’De organisatie van de rechtspersoon kan nader door reglementen worden bepaald. De term reglement vinden wij in de wet in art. 6 lid 1, 8 lid 2, 15 lid 1, 35 lid 3 en 59 lid 1. Een bepaling over hetgeen onder reglement moet worden verstaan, geeft de wet niet. Het reglement zouden wij willen omschrijven als een samenstel van regels die het functioneren van de rechtspersoon en zijn organen betreffen. Reglementen, zoals een huishoudelijk reglement, zijn zeer gebruikelijk bij verenigingen. (...). De bevoegdheid tot vaststelling van reglementen berust bij de algemene vergadering van de vereniging, voor zover de statuten niet anders bepalen. Voorts zal een orgaan van een rechtspersoon omtrent zijn eigen functioneren regels kunnen vaststellen. Een reglementsbepaling die in strijd is met de wet of de statuten is niet verbindend.'1
Bij reglementen is met name te denken aan reglementen van een vereniging. Zij komen bij verenigingen veel meer voor dan bij stichtingen, terwijl zij bij naamloze vennootschappen en besloten vennootschappen van geringe betekenis zijn.2 Vraag is of reglementen van verenigingen in aanmerking komen als reglement dat partijen bindt in de zin van art. 1020 lid 5 Rv. Volgens art. 2:34a BW kunnen verbintenissen slechts bij of krachtens de statuten aan het lidmaatschap worden verbonden. De overeenkomst tot arbitrage vormt een obligatoire overeenkomst (zie 5.2). Daarom zal een arbitraal beding dat is opgenomen in een reglement van een vereniging de leden daarvan slechts binden indien het reglement krachtens de statuten van toepassing is.3 Zulks betekent mijns inziens dat in elk geval de aard van de verbintenissen die in een reglement kunnen worden opgenomen uit de statuten blijkt.4 Zo zal uit de statuten moeten blijken dat het mogelijk is dat een reglement arbitrage als methode voor de beslechting van geschillen (van een bepaalde soort) voorschrijft. Het reglement van een vereniging van eigenaars (dat eigenlijk het karakter heeft van statuten) vraagt afzonderlijk aandacht (zie daartoe 8.6.4).5
Art. 1020 lid 5 Rv is in de zaak ABN AMRO/Teisman, het lijkt erop bij wege van analogie, ook toegepast op het arbitraal beding in een collectieve arbeidsovereenkomst. Aangenomen mag worden dat de analogie (slechts) het "reglement" en niet (ook) de "statuten" in art. 1020 lid 5 Rv betreft:
’Art. 1020 lid 5 Rv bepaalt dat onder de overeenkomst tot arbitrage mede wordt begrepen een arbitraal beding dat is opgenomen in de partijen bindende statuten of reglementen. Art. 1021 bepaalt voorts, voorzover thans van belang, dat de overeenkomst tot arbitrage wordt bewezen door een geschrift en dat daarvoor voldoende is een geschrift dat verwijst naar algemene voorwaarden welke in arbitrage voorzien en dat door of namens de wederpartij uitdrukkelijk of stilzwijgend is aanvaard. In het licht van deze bepalingen moet worden geoordeeld dat het arbitrale beding in de CAO is aan te merken als een geldige overeenkomst tot arbitrage, zoals bedoeld in art. 1020 lid 1, tenzij een andere wettelijke bepaling hieraan in de weg mocht staan. Anders dan de Rechtbank heeft geoordeeld, is dit laatste niet het geval."6 [cursief toegevoegd]
Partijen (een bankemployee en een bank) waren aan de collectieve arbeidsovereenkomst gebonden, omdat zij dat in de tussen hen gesloten individuele arbeidsovereenkomst zelfstandig waren overeengekomen (zulks omdat de bankemployee niet bij een vereniging was aangesloten die partij was bij de CAO voor het Bankbedrijf) (vgl. art. 14 Wet op de collectieve arbeidsovereenkomst). Kennelijk wordt de collectieve arbeidsovereenkomst aangemerkt als "een partijen bindend reglement" als bedoeld in art. 1020 lid 5 Rv. Art. 1020 lid 5 Rv kent aldus een ruimer toepassingsbereik dan daaruit op het eerste oog kan worden afgeleid. Het is niet geheel duidelijk of de Hoge Raad het oog heeft gehad op het begrip "reglement" als "een partijen bindend stel regels" in het algemeen of als een royale uitleg van het begrip "algemene voorwaarden" in art. 1021 Rv (zie daartoe 9.3.2.7 sub d). Het arbitraal beding in de collectieve arbeidsovereenkomst vraagt, wegens de eigen aard ervan, afzonderlijk aandacht (zie 9.3.2.7).