Verdrag inzake de verzameling, afgifte en inname van afval in de Rijn- en binnenvaart
Bijlage 2 Uitvoeringsregeling
Geldend
Geldend vanaf 01-10-2024
- Redactionele toelichting
De inwerkingtreding van deze wijziging is gelijkgesteld met de inwerkingtreding van de wijziging van 22-06-2017, Trb. 2018, 23. Inwerkingtreding voorheen: 18-12-2019.
- Bronpublicatie:
18-12-2019, Trb. 2018, 23 jo Trb. 2022, 80 (uitgifte: 31-08-2022, regelingnummer: CDNI 2019-II-4)
22-06-2017, Trb. 2018, 23 jo Trb. 2022, 80 (uitgifte: 21-02-2018, regelingnummer: CDNI 2017-I-4)
- Inwerkingtreding
01-10-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
28-06-2024, Trb. 2024, 71 (uitgifte: 28-06-2024, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Milieurecht / Bijzondere onderwerpen
Vervoersrecht / Binnenvaart
behorende bij het Verdrag inzake de verzameling, afgifte en inname van afval in de Rijn- en binnenvaart
Deel A Verzameling, afgifte en inname van olie- en vethoudend scheepsbedrijfsafval
Deel B Verzameling, afgifte en inname van afval van de lading
Deel C Verzameling, afgifte en inname van overig scheepsbedrijfsafval
Aanhangsels
I Model voor een olie-afgifteboekje
II Eisen aan het nalenssysteem
III Losstandaarden en afgifte- en innamevoorschriften voor het toestaan van lozing van waswater, regenwater en ballastwater met ladingrestanten
IV Model voor een losverklaring
V Grens- en controlewaarden voor boordzuiveringsinstallaties van passagiersschepen
Deel A. Verzameling, afgifte en inname van olie- en vethoudend scheepsbedrijfsafval
Hoofdstuk I. Verplichtingen van de ontvangstinrichting
Artikel 1.01. Bevestiging van afgifte
De exploitanten van ontvangstinrichtingen tekenen de afgifte van olie- en vethoudend scheepsbedrijfsafval door een schip aan in het olieafgifteboekje, overeenkomstig het model in Aanhangsel I.
Hoofdstuk II. Verplichtingen van de schipper
Artikel 2.01. Verbod van inbrenging en lozing
1
Het is verboden olie- en vethoudend scheepsbedrijfsafval vanaf schepen in de vaarweg te brengen of te lozen.
2
Indien het in het eerste lid genoemde afval of afvalwater vrijkomt of dreigt vrij te komen, moet de schipper onverwijld de dichtstbijzijnde bevoegde autoriteit waarschuwen. Daarbij moet hij de plaats van het voorval, alsmede hoeveelheid en aard van de stof zo nauwkeurig mogelijk aangeven.
3
Van het in het eerste lid genoemde verbod is uitgezonderd het lozen in de vaarweg door toegelaten bilgeboten van van olie gescheiden water, indien het maximale restoliegehalte in het afgescheiden water constant en zonder voorafgaande verdunning voldoet aan de nationale voorschriften.
Artikel 2.02. Verzameling en behandeling aan boord
1
Bilgewater als bedoeld in artikel 1, onderdeel d, dat afkomstig is uit de daar genoemde zones aan boord van het schip, wordt uitsluitend beschouwd als bilgewater indien het oliehoudende water tijdens de scheepsbedrijfsactiviteiten of bij onderhoudswerkzaamheden aan het schip ontstaan is en, afgezien van met olie, niet met andere stoffen verontreinigd is. Bilgewater dat anderszins verontreinigd is, moet worden beschouwd als ’klein gevaarlijk afval’ als bedoeld in artikel 8.01, onderdeel e.
De schipper dient zeker te stellen dat olie- en vethoudend scheepsbedrijfsafval aan boord gescheiden in de daarvoor bestemde verzamelreservoirs respectievelijk het bilgewater in de bilge van de machinekamer wordt verzameld.
De verzamelreservoirs moeten aan boord zó opgeslagen worden dat daaruit lekkende stoffen gemakkelijk en tijdig opgemerkt kunnen worden en het lekken gestopt kan worden.
2
Het is verboden:
- a.
los aan dek staande verzamelreservoirs te gebruiken voor de opslag van afgewerkte olie;
- b.
afval aan boord te verbranden;
- c.
reinigingsmiddelen die olie of vet oplossen dan wel emulgerend zijn in de bilge van de machinekamer te doen geraken. Van dit verbod zijn uitgezonderd reinigingsmiddelen die de verwerking van het bilgewater door de ontvangstinrichtingen niet bemoeilijken.
Artikel 2.03. Olie-afgifteboekje, afgifte aan ontvangstinrichtingen
1
Elk gemotoriseerd schip moet, indien het gasolie gebruikt, een geldig olie-afgifteboekje, volgens het model opgenomen in Aanhangsel I, aan boord hebben, dat door de bevoegde autoriteit wordt verstrekt. Dit olie-afgifteboekje moet aan boord worden bewaard. Na verkrijging van een nieuw olie-afgifteboekje moet het voorgaande olieafgifteboekje ten minste zes maanden na de laatste daarin opgenomen vermelding van afgifte aan boord worden bewaard.
2
Olie- en vethoudend scheepsbedrijfsafval moet met regelmatige, van de staat en van het gebruik van het schip afhankelijke, tussenpozen tegen ontvangstbewijs worden afgegeven aan de ontvangstinrichtingen. Het bewijs bestaat uit een aantekening door de ontvangstinrichting in het olie-afgifteboekje.
3
Zeeschepen die beschikken over een oliejournaal ingevolge het Internationaal Verdrag ter voorkoming van verontreiniging van de zee door schepen (MARPOL), zijn vrijgesteld van de verplichting tot het voeren van een olieafgifteboekje als bedoeld in het eerste lid.
Hoofdstuk III. Organisatie en financiering van de verwijdering van olie- en vethoudend scheepsbedrijfsafval
Artikel 3.01. Begripsbepalingen
In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:
- a)
„exploitant van het schip”: de natuurlijke of rechtspersoon die opkomt voor de lopende uitgaven in verband met de exploitatie van het schip en met name voor de aanschaf van de gebruikte brandstof, en bij ont-stentenis, de eigenaar van het schip;
- b)
„SPE-CDNI”: elektronisch betalingssysteem dat rekeningen (ECO-rekeningen), ECO-ID’s en een applicatie bestemd voor het betalen van de verwijderingsbijdrage omvat;
- c)
„ECO-rekening”: een rekening bij een nationaal instituut, op naam gesteld van de exploitant van het schip, bestemd voor het voldoen van de verwijderingsbijdrage zoals bedoeld in artikel 3.03;
- d)
„ECO-ID”: een uniek identificatienummer gekoppeld aan een schip en aan een bijbehorende ECO-rekening van de exploitant van het schip dat toegang geeft tot rechtmatig gebruik van de applicatie;
- e)
„Applicatie”: een softwareapplicatie die bestemd is voor het betalen van de verwijderingsbijdrage en beschikbaar is als toepassing via een mobiel apparaat of via een internetwebsite en bedoeld is voor:
- –
het generen en tonen van de 2D-barcode die het ECO-ID bevat,
- –
het initiëren van een transactie voor de verwijderingsbijdrage door het bunkerbedrijf, en
- –
het accorderen van het betalen van de verwijderingsbijdrage door de schipper of de exploitant van het schip;
- f)
„2D-barcode”: een unieke streepjescode, bedoeld om identificatie mogelijk te maken. Een 2D-barcode kan getoond worden op een smartphone, tablet, PC of analoog afgedrukt zijn.
Artikel 3.02. Nationaal instituut
Het nationale instituut heft de verwijderingsbijdrage en legt aan het internationale verevenings- en coördinatieorgaan voorstellen voor ter vaststelling van het vereiste nationale net van ontvangstinrichtingen. Het instituut heeft voorts in het bijzonder de taak, op internationaal eenvormige wijze, regelmatig de hoeveelheden verwijderd olie- en vethoudend scheepsbedrijfsafval, alsmede het totaal van de geheven verwijderingsbijdragen te registreren. Het nationale instituut of de bevoegde autoriteit ziet toe op de verwijderingskosten. Het nationale instituut is vertegenwoordigd in het internationale verevenings- en coördinatieorgaan en dient met name de door dit orgaan vastgestelde voorlopige en definitieve vereveningsbedragen op het daartoe vastgestelde tijdstip aan de andere nationale instituten af te dragen.
Artikel 3.03. Heffing van de verwijderingsbijdrage
1
De verwijderingsbijdrage bedraagt 10,00 euro (te vermeerderen met BTW) per 1000 l geleverde gasolie. De berekening van het bedrag moet worden gebaseerd op het volume van de gasolie bij 15°C.
2
De exploitant van het schip is de verwijderingsbijdrage verschuldigd.
3
De verwijderingsbijdrage wordt bij het bunkeren voldaan. Het bedrag van de afgedragen verwijderingsbijdrage moet evenredig zijn met de geleverde hoeveelheid gasolie.
4
De betaling van de verwijderingsbijdrage wordt door middel van het SPE-CDNI verricht. Het SPE-CDNI wordt geëxploiteerd door de nationale instituten.
5
De procedure voor de betaling van de verwijderingsbijdrage door middel van het SPE-CDNI is gebaseerd op het principe van de storting van een passend bedrag door de exploitant van het schip of diens vertegenwoordiger bij een nationaal instituut, waarmee de in de toekomst verschuldigde verwijderingsbijdragen worden verrekend en voorziet in:
- a)
het openen op verzoek van de exploitant van het schip of diens vertegenwoordiger van een ECO-rekening bij het nationaal instituut van zijn keuze;
- b)
de invoer van de afzonderlijke bunkerstations in het elektronische systeem door de exploitanten van de bunkerbedrijven;
- c)
de invoer in het elektronische systeem van het e-mailadres dat nodig is voor de registratie van de schippers in het elektronische systeem door de houder van de ECO-rekening;
- d)
de invoer in het elektronische systeem van het e-mailadres dat nodig is voor de registratie van de bunkerstations in het elektronische systeem door de exploitant van het bunkerbedrijf;
- e)
de verstrekking van de gegevens die nodig zijn voor de registratie in het elektronische systeem aan de schippers en de bunkerstations door het elektronische systeem;
- f)
het aanmaken van een ECO-ID voor elk schip van de exploitant of diens vertegenwoordiger die is gekoppeld aan de ECO-rekening voor de toekomstige transacties betreffende de verwijderingsbijdragen door het elektronische systeem;
- g)
de overmaking van een passend bedrag op de bankrekening van het nationaal instituut door de exploitant van het schip of zijn vertegenwoordiger ter opwaardering van de desbetreffende ECO-rekening en bestemd voor de betaling van de verwijderingsbijdragen;
- h)
de afboeking van de verwijderingsbijdrage van de desbetreffende ECO-rekening bij het bunkeren en de afhandeling van de transactie door middel van het elektronische systeem. Hiertoe toont de schipper de 2D-barcode aan het bunkerbedrijf.
6
In afwijking van bovenstaand lid vier, wordt voor de betaling van de verwijderingsbijdrage door de exploitant van het schip in de volgende bijzondere gevallen gebruik gemaakt van een schriftelijke procedure:
- a)
het SPE-CDNI is niet beschikbaar of buiten werking;
- b)
de schipper kan geen 2D-barcode overleggen of de overgelegde 2D-barcode is niet geldig;
- c)
het saldo op de betreffende ECO-rekening is niet toereikend.
7
Het bunkerbedrijf stelt het nationale instituut van het land waarin de bunkering heeft plaatsgevonden de voor de betaling van de verwijderingsbijdrage noodzakelijke informatie betreffende de transacties in de in bovenstaand lid zes bedoelde gevallen binnen de termijn van zeven kalenderdagen ter beschikking. Het nationale instituut onderneemt de voor de inning van de verschuldigde verwijderingsbijdrage noodzakelijke stappen. In het voorkomende geval kan de inning overgedragen worden aan een van de andere nationale instituten.
8
Voor de transacties in de onder letter b) en c) van bovenstaand lid zes genoemde gevallen, is de exploitant van het schip het innende nationale instituut administratiekosten verschuldigd; de hoogte van deze administratiekosten wordt voor alle Verdragspartijen uniform door het internationaal verevenings- en coördinatieorgaan bepaald.
9
Een nationaal instituut kan in de gevallen, waarbij de onverkorte toepassing van de in de leden 4 en 5 bedoelde procedure uit oogpunt van doelmatigheid zijns inziens niet geëigend is, individuele afwijkende regelingen treffen met betrekking tot de levering van gasolie en het voldoen van de overeenkomstige verwijderingsbijdrage. Deze afwijkende regelingen, die aan het internationale verevenings- en coördinatieorgaan bekend gemaakt moeten worden, dienen met de overige bepalingen van dit hoofdstuk overeen te stemmen.
10
De bijzonderheden betreffende de toepassing van de in dit artikel genoemde procedures worden na afstemming in het internationale verevenings- en coördinatieorgaan op nationaal niveau vastgesteld.
Artikel 3.04. Controle van de heffing van de verwijderingsbijdrage en van de kosten van inname en verwijdering
1
Bij iedere afname van gasolie dient door het bunkerbedrijf een bunkerverklaring te worden opgemaakt. Deze verklaring moet ten minste de volgende gegevens bevatten: de naam van het schip, het uniek Europese scheepsidentificatienummer of een andere vermelding ter identificatie van het schip, naam van de exploitant van het schip of van de schipper, betrokken/geleverde hoeveelheid gasolie (in liter bij 15°C, naar beneden of naar boven afgerond op de hele liter), plaats en datum, handtekeningen van de schipper en het bunkerbedrijf.
2
Het transactiebewijs met betrekking tot de verwijderingsbijdrage wordt door het SPE-CDNI elektronisch opgesteld. De schipper ontvangt een afschrift van de bunkerverklaring en een elektronisch transactiebewijs als bedoeld in de eerste zin. De schipper moet zowel de bunkerverklaring als het transactiebewijs te allen tijden kunnen tonen en deze moeten twaalf maanden aan boord worden bewaard. Het bunkerbedrijf moet een afschrift van de bunkerverklaring en het elektronisch transactiebewijs te allen tijden kunnen tonen en deze twaalf maanden in zijn administratie bewaren.
3
In het geval de schriftelijke procedure conform artikel 3.03, lid 6 wordt toegepast, vermeldt het bunkerbedrijf op de desbetreffende bunkerverklaring dat de exploitant van het schip de verwijderingsbijdrage niet heeft voldaan.
4
De overeenstemming tussen de door de schepen betrokken hoeveelheden gasolie en de hoogte van de betaalde verwijderingsbijdragen wordt door het nationale instituut of de bevoegde autoriteit gecontroleerd aan de hand van de door de bunkerbedrijven te overleggen afschriften van de bunkerverklaringen.
5
De bevoegde autoriteit kan aan boord van de schepen of op afstand via inzage in het elektronische betalingssysteem de betaling van de verwijderingsbijdrage, alsmede de hoeveelheden afgegeven olie- en vethoudend scheepsbedrijfsafval controleren, in het bijzonder door de aantekeningen over de afgelegde reizen in de daartoe vereiste boorddocumenten met de op de bunkerverklaring vermelde gegevens te vergelijken.
6
Het nationale instituut of de bevoegde autoriteit kan bij de ontvangstinrichtingen de gegevens over de verwijderde hoeveelheden, alsmede de kosten van de verwijdering aan de hand van daartoe geschikte documenten controleren.
7
Het nationale instituut of de bevoegde autoriteit kan bij het bunkerbedrijf de opgave controleren van de hoeveelheid gasolie die geleverd is aan schepen die verplicht zijn de verwijderingsbijdrage te voldoen.
8
De bijzonderheden van de in dit artikel genoemde procedures worden na afstemming in het internationale verevenings- en coördinatieorgaan op nationaal niveau vastgesteld.
Hoofdstuk IV. Internationale financiële verevening
Artikel 4.01. Internationaal verevenings- en coördinatieorgaan
1
Het internationale verevenings- en coördinatieorgaan komt eenmaal per jaar in het laatste kwartaal bijeen, om te besluiten over de financiële verevening van het voorafgaande jaar en, in voorkomend geval, de Conferentie der Verdragsluitende Partijen een voorstel te doen tot wijziging van de hoogte van de verwijderingsbijdrage dan wel tot een eventueel noodzakelijke aanpassing van het aanwezige net van ontvangstinrichtingen, met inachtneming van de behoeften van de scheepvaart en de economische doelmatigheid van de afvalverwijdering. Het kan op elk moment op voorstel van het secretariaat of indien de vertegenwoordigers van twee nationale instituten daarom verzoeken, bijeenkomen.
2
Het internationale verevenings- en coördinatieorgaan legt eenvormige procedures en modaliteiten voor de voorlopige en jaarlijkse verevening vast.
3
Alle financiële transacties met betrekking tot de verwijderingsbijdrage geschieden in euro.
Artikel 4.02. Voorlopige financiële verevening
1
De nationale instituten melden het secretariaat van het internationale verevenings- en coördinatieorgaan per kwartaal, te weten op 1 februari, 1 mei, 1 augustus en 1 november:
- a)
de gedurende het kwartaal ingenomen en verwijderde hoeveelheden olie- en vethoudend afval;
- b)
de totale inname- en verwijderingskosten voor de onder a) aangegeven hoeveelheden;
- c)
de aan de vaartuigen die vallen onder de betaling van een verwijderingsbijdrage geleverde hoeveelheden gasolie;
- d)
de som van de geïnde verwijderingsbijdragen;
- e)
de financiële consequenties van de in artikel 6, eerste lid, vijfde zin, van het Verdrag bedoelde maatregelen.
De modaliteiten van deze procedure worden door het internationale verevenings- en coördinatieorgaan vastgesteld.
2
Het internationale verevenings- en coördinatieorgaan stelt voor elk afgelopen kwartaal op grond van de ingevolge het eerste lid verstrekte cijfers en de vereveningsprocedure, bedoeld in artikel 4.04, de voorlopige bedragen van de kwartaalverevening vast en legt deze binnen een termijn van twee weken na ontvangst van alle in het eerste lid genoemde mededelingen aan de nationale instituten voor.
3
De nationale instituten die in het kader van de kwartaalverevening een betaling moeten verrichten, zijn verplicht dit bedrag binnen vier weken na ontvangst van de betalingsvordering te voldoen aan de nationale instituten die recht hebben op de betaling.
Artikel 4.03. Jaarlijkse financiële verevening
1
De nationale instituten leggen hun jaarrekening met betrekking tot het voorafgaande jaar, uiterlijk op 15 oktober van het lopende jaar aan het secretariaat van het internationale verevenings- en coördinatieorgaan voor. Het internationale verevenings- en coördinatieorgaan stelt op zijn gewone vergadering de financiële verevening voor het voorafgaande jaar vast.
2
De nationale instituten zijn verplicht de vereveningsbetalingen op grond van de definitieve financiële verevening voor het voorafgaande jaar overeenkomstig artikel 4.02, derde lid, te verrichten.
Artikel 4.04. Procedure van financiële verevening
1
De financiële verevening ingevolge de artikelen 4.02 en 4.03 wordt voor elk nationale instituut als volgt berekend:
Cn = (Zn)/(ΣZn).Σxn − xn
waarbij verstaan moet worden onder:
Cn = | vereveningsbedrag voor een nationaal instituut N; |
positief: het instituut heeft recht op een vereveningsbetaling; | |
negatief: het instituut is verplicht tot het doen van een vereveningsbetaling: | |
Xn = | door een nationaal instituut N geïnde verwijderingsbijdragen ingevolge artikel 4.02, eerste lid; |
Zn = | daadwerkelijke inname- en verwijderingskosten van een nationaal instituut N ingevolge artikel 4.02, eerste lid; |
Σ Xn = | som van de door alle nationale instituten geïnde verwijderingsbijdragen; |
Σ Zn = | som van de daadwerkelijke inname- en verwijderingskosten van alle nationale instituten. |
2
Vereveningsbedragen Cn die lager zijn dan een bepaald minimumpercentage van de door een nationaal instituut N geïnde verwijderingsbijdragen, worden niet verevend. Het minimumpercentage wordt door het Internationale verevenings- en coördinatieorgaan vastgesteld.
Deel B. Verzameling, afgifte en inname van afval van de lading
Hoofdstuk V. Algemene bepalingen
Artikel 5.01. Begripsbepalingen
In dit deel wordt verstaan onder:
- a.
‘eenheidstransporten’: transporten waarbij tijdens opeenvolgende reizen in het laadruim of de ladingtank van het schip aantoonbaar dezelfde lading of andere lading, waarvan het transport geen voorafgaand reiniging van het laadruim of de ladingtank vereist, wordt vervoerd;
- aa.
‘verenigbare transporten’: transporten waarbij tijdens opeenvolgende reizen in het laadruim of de ladingtank van het schip aantoonbaar een lading, waarvan het transport geen voorafgaand wassen van het laadruim of de ladingtank vereist, wordt vervoerd;
- b.
‘restlading’: vloeibare lading die na het lossen, zonder gebruikmaking van een nalenssysteem in de ladingtank en in het leidingsysteem achterblijft, alsmede droge lading die na het lossen zonder gebruikmaking van bezems, veegmachines of vacuümreinigers in het laadruim achterblijft;
- c.
‘ladingrestanten’: vloeibare lading die niet door het nalenssysteem uit de ladingtank en het leidingsysteem verwijderd kan worden, alsmede droge lading die niet door gebruikmaking van veegmachines, bezems of vacuümreinigers uit het laadruim verwijderd kan worden;
- d.
‘nalenssysteem’: systeem voor het zo volledig mogelijk legen van de ladingtanks en het leidingsysteem, overeenkomstig Aanhangsel II, waarbij slechts de niet lensbare ladingrestanten achterblijven;
- e.
‘overslagresten’: lading die bij de overslag buiten het laadruim op het schip terechtkomt;
- f.
‘bezemschoon laadruim’: laadruim waaruit de restlading is verwijderd met behulp van reinigingsapparaten, zoals bezems en veegmachines, doch zonder gebruikmaking van zuigende of spoelende apparaten, en waarin zich nog slechts ladingrestanten bevinden;
- g.
‘nagelensde ladingtank’: ladingtank waaruit de restlading met behulp van een nalenssysteem is verwijderd en waarin zich nog slechts ladingrestanten bevinden;
- h.
‘zuigschoon laadruim’: laadruim waaruit de restlading door middel van afzuiging is verwijderd en waarin zich beduidend minder ladingrestanten bevinden dan in een bezemschoon laadruim;
- i.
‘nalossen’: het verwijderen van restlading uit de laadruimen, ladingtanks en leidingsystemen met behulp van daartoe geschikte middelen (bijv. bezems, veegmachines, afzuiging, nalenssysteem), waardoor de losstandaard:
‘bezemschoon laadruim’ of
‘zuigschoon laadruim’ of
‘nagelensde ladingtank’
wordt verkregen, alsmede het verwijderen van overslagresten en verpakkings- en stuwmateriaal;
- j.
‘wassen’: het verwijderen van ladingrestanten uit een bezemschoon of een zuigschoon laadruim dan wel uit een nagelensde ladingtank door middel van gebruik van stoom of water;
- k.
‘gewassen laadruim of ladingtank’: een laadruim of een ladingtank die na het wassen in beginsel voor elke soort lading geschikt is;
- l.
‘waswater’: water dat gebruikt is bij het wassen van een bezemschoon of zuigschoon laadruim dan wel een nagelensde ladingtank. Hiertoe wordt eveneens gerekend het ballastwater en regenwater dat uit deze laadruimen of ladingtanks komt.
- m)
‘ontgassen’: het verwijderen van dampen overeenkomstig Aanhangsel IIIa uit een nagelensde ladingtank bij een ontvangstinrichting door gebruik te maken van hiervoor geschikte procedures en technieken;
- n)
‘ventileren’: de rechtstreekse afgifte van dampen uit de ladingtank aan de atmosfeer;
- o)
‘ontgaste of geventileerde ladingtank’: een ladingtank waaruit de dampen overeenkomstig de ontgassingsstandaarden van Aanhangsel IIIa zijn verwijderd.
Artikel 5.02. Verplichting van de Verdragsluitende Staten
De Verdragsluitende Staten verplichten zich ertoe om infrastructurele en andere voorzieningen voor de afgifte en inname van restlading, overslagresten, ladingrestanten, waswater en dampen tot stand te brengen dan wel te laten brengen.
Artikel 5.03. Zeeschepen
Dit Deel B geldt niet voor het laden en lossen van zeeschepen
- a)
in zeehavens aan zeetoegangswegen;
- b)
in binnenhavens die onder de Europese Richtlijn 2019/883/EU1)vallen.
Artikel 5.04. Toepassing van Deel B op dampen
(1)
Deel B geldt onverminderd
- a)
de bepalingen van het Europees Verdrag van 26 mei 2000 inzake het internationale vervoer van gevaarlijke goederen over de binnenwateren (ADN) in samenhang met Richtlijn 2008/68/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 september 2008 betreffende het vervoer van gevaarlijke goederen over land en
- b)
de gewijzigde Richtlijn 94/63/EG van het Europees Parlement en de Raad van 20 december 1994 betreffende de beheersing van de uitstoot van vluchtige organische stoffen (VOS) als gevolg van de opslag van benzine en de distributie van benzine vanaf terminals naar benzinestations,
in de laatst geldende versie.
2
De bepalingen van Aanhangsel IIIa gelden in aanvulling op de bepalingen van de in het eerste lid, onderdeel b, genoemde richtlijn.
Schepen waarvoor schriftelijk aangetoond kan worden dat zij overeenkomstig de voorschriften buiten het toepassingsgebied van het CDNI hebben ontgast, gelden als ontgaste schepen in de zin van deze regeling voor zover de waarden van Aanhangsel IIIa in acht worden genomen. De Conferentie van Verdragsluitende Partijen wijst, naast Richtlijn 94/63/EG en het ADN, de voorschriften aan die door haar als gelijkwaardig worden erkend met betrekking tot de ontgassingsbepalingen.
Hoofdstuk VI. Verplichtingen van de schipper
Artikel 6.01. Verbod tot inbrengen, lozen en uitstoten
1
Het is verboden vanaf schepen delen van de lading, alsmede afval van de lading in de vaarweg te brengen dan wel te lozen, alsook dampen in de atmosfeer uit te stoten.
2
Van het in het eerste lid bedoelde verbod zijn uitgezonderd
- a)
het waswater met ladingrestanten van stoffen ten aanzien waarvan de lozing in de vaarweg overeenkomstig Aanhangsel III en
- b)
de dampen ten aanzien waarvan de afgifte aan de atmosfeer door middel van ventileren overeenkomstig Aanhangsel IIIa uitdrukkelijk zijn toegestaan, indien de bepalingen van de bedoelde aanhangsels in acht zijn genomen.
3
Indien
- a)
stoffen ten aanzien waarvan in Aanhangsel III uitsluitend een afgifte ter bijzondere behandeling voorgeschreven is, of
- b)
dampen ten aanzien waarvan in Aanhangsel IIIa een ontgassing voorgeschreven is,
vrijkomen of dreigen vrij te komen, moet de schipper onverwijld de dichtstbijzijnde bevoegde autoriteit waarschuwen.
Daarbij moet hij de plaats van het voorval alsmede de hoeveelheid en de aard van de stof of de dampen zo nauwkeurig mogelijk aangeven.
4
De bevoegde nationale autoriteit beoordeelt de geoorloofdheid van de lozing of inbrenging van afval van de lading van stoffen die niet zijn vermeld in de Stoffenlijst opgenomen in Aanhangsel III van de Uitvoeringsregeling en stelt een voorlopige lozingsstandaard vast.
De Conferentie der Verdragsluitende Partijen toetst dit voorstel en gaat eventueel over tot uitbreiding van de Stoffenlijst.
5
In afwijking van het verbod van het eerste lid mogen dampen worden uitgestoten indien dit wordt vereist door een onvoorzien verblijf op de scheepswerf of door een onvoorziene reparatie ter plaatse door een scheepswerf of een andere gespecialiseerde onderneming en de dampen niet naar een ontvangstinrichting kunnen worden afgevoerd. Hierbij moeten de bepalingen van Aanhangsel IIIa, A.4, en onderdeel 7.2.3.7 van het ADN in acht worden genomen
Artikel 6.02
(vervallen)
Artikel 6.03. Losverklaring
1a
Ieder schip dat binnen het toepassingsgebied van dit Verdrag is gelost, moet een geldige losverklaring aan boord hebben overeenkomstig het in Aanhangsel IV opgenomen model.
Deze losverklaring moet ten minste zes maanden na afgifte aan boord worden bewaard.
Bij schepen zonder stuurhuis en woonruimte mag de losverklaring ook op een andere plaats dan aan boord door de vervoerder worden bewaard.
1b
Er mag gebruik worden gemaakt van een losverklaring in elektronisch formaat, mits voldaan wordt aan:
- a.
de gegevensbescherming overeenkomstig Verordening (EU) 2016/6791) (algemene verordening ge-gevensbescherming) in de versie die van kracht is of overeenkomstig vergelijkbare nationale voorschriften van de Zwitserse Bondsstaat;
- b.
een tegen vervalsing beschermde handtekening overeenkomstig Verordening (EU) Nr. 910/2014 (eI-DAS)2)in de versie die van kracht is of overeenkomstig vergelijkbare nationale voorschriften van de Zwitserse Bondsstaat;
- c.
de bescherming van de gegevens door implementatie van de dienovereenkomstige eisen in de onder a) genoemde voorschriften gewaarborgd is en het daardoor eveneens zeker is dat ongeoorloofde toegang wordt voorkomen;
- d.
de controleerbaarheid van de losverklaring aan boord dan wel in de bedrijfsadministratie van de exploitant van het schip mogelijk is;
- e.
de controleerbaarheid in de bedrijfsadministratie van de identiteit van degene die de losverklaring heeft opgesteld en degene die een ontvangstinrichting exploiteert, mogelijk is.
Op verzoek van de controlerend ambtenaar van de bevoegde autoriteiten moet de losverklaring ter beschikking kunnen worden gesteld. De losverklaring mag in een leesbare elektronische versie ter beschikking worden gesteld.
2
Bij het nalossen alsmede bij de afgifte en inname van afval van de lading moeten
- a)
bij wassen, de losstandaarden en de afgifte- en innamevoorschriften overeenkomstig Aanhangsel III en
- b)
bij ontgassen, de voorschriften en de ontgassingsstandaarden overeenkomstig Aanhangsel IIIa
in acht worden genomen.
3
Het schip mag na het laden de reis pas voortzetten, nadat de schipper zich ervan overtuigd heeft dat de overslagresten zijn verwijderd.
4
Het schip mag na het lossen de reis pas voortzetten, nadat de schipper in de losverklaring heeft bevestigd dat restlading alsmede overslagresten zijn overgenomen.
4a
Het schip mag na het lossen de reis pas voortzetten, indien,
- –
een losverklaring is voorgelegd door de ladingontvanger of indien de ladingontvanger of verlader gebruikt maakt van een overslaginstallatie, door de exploitant van die overslaginstallatie (artikel 7.08);
- –
de schipper door ondertekening van deel 2 a) van de losverklaring bevestigd heeft dat alle maatregelen ten aanzien van het lossen van het schip zoals door de ladingontvanger of overslaginstallatie vermeld zijn in de vakken 1 tot en met 10, zijn uitgevoerd. Hiertoe behoort ook de toewijzing van een ontvangstinrichting voor het in ontvangst nemen van scheepsafval of dampen (artikel 7.01, eerste lid).
4b
Tijdens de vaart is de schipper verplicht door ondertekening van deel 2 b) van de losverklaring te verklaren:
- –
of er waswater is ontstaan (bij het wassen tijdens de vaart);
- –
hoeveel waswater aan boord is ontstaan en de locatie daarvan;
- –
of na het vertrek bij de overslaginstallatie alsnog een verenigbare vervolglading is aangeboden (7.04, derde lid 3, onderdeel c).
5
Voor schepen die eenheidstransporten uitvoeren, geldt slechts het verwijderen en overnemen van de overslagresten.
6
Indien laadruimen of ladingtanks
- a)
dienen te worden gewassen en indien het waswater ingevolge de losstandaarden en de afgifte- en innamevoorschriften ingevolge Aanhangsel III niet in het water mag worden geloosd, mag het schip de reis pas voortzetten nadat de schipper in de losverklaring heeft bevestigd dat dit waswater overgenomen is dan wel dat hem een ontvangstinrichting is aangewezen;
- b)
dienen te worden ontgast overeenkomstig de ontgassingsstandaarden van Aanhangsel IIIa, mag het schip de reis pas voortzetten nadat de schipper in de losverklaring heeft bevestigd dat de ladingtanks werden ontgast dan wel dat hem een ontvangstinrichting voor het ontgassen is aangewezen.
7
Het eerste en vierde lid zijn niet van toepassing op schepen die gebruikt worden voor:
- a.
het vervoer van containers,
- b)
het vervoer van verrijdbare lading (Ro-Ro), stukgoed, bijzonder- of zwaar transport, of grote apparaten.
Het eerste en vierde lid zijn niet van toepassing op schepen die uitsluitend gebruikt worden voor:
- a.
de levering van brandstoffen, drinkwater en boordvoorraden aan zee- en binnenschepen (bevoorradingsschepen),
- b.
de verzameling van olie- en vethoudend afval van zee- en binnenschepen,
- c.
het vervoer van vloeibare gassen (ADN, type G),
- d.
het vervoer van zwavel in vloeibare toestand (bij 180°C), cementpoeder, vliegas, en daarmee vergelijkbare goederen die als stortgoed of als verpompbare lading worden vervoerd en waarbij gebruik wordt gemaakt van een systeem voor het laden, lossen en opslaan aan boord dat uitsluitend voor de betreffende goederensoort geëigend is;
- e.
het vervoer van zand, grind en/of baggerspecie vanaf de baggerput of winlocatie naar een loslocatie.
Deze bepaling vindt geen toepassing wanneer het schip meerdere soorten lading tegelijkertijd vervoert.
In individuele gevallen kan de bevoegde autoriteit in vergelijkbare omstandigheden een schip in het kader van het uitvoeren van specifiek vervoer ontheffen van de toepassing van het eerste en het vierde lid. Het bewijs van deze ontheffing dient aan boord aanwezig te zijn.
8
Het eerste en vierde lid zijn eveneens niet van toepassing in het geval van een lossing van de lading in een zeeschip. De schipper dient de hier bedoelde lossing te kunnen staven met desbetreffende vervoersdocumenten en moet deze op verzoek aan toezichthoudende autoriteiten tonen.
Hoofdstuk VII. Verplichtingen van de vervoerder, de verlader, de ladingontvanger en de exploitant van de overslaginstallatie
Artikel 7.01. Bevestiging van de inname
1
De ladingontvanger geeft ten aanzien van het schip in de losverklaring bedoeld in artikel 6.03, de bevestiging inzake het lossen, het nalossen en, voor zover hij daartoe verplicht is, het wassen van de laadruimen of ladingtanks of het ontgassen van de ladingtanks, alsmede de inname van afval van de lading dan wel eventueel de toewijzing van een ontvangstinrichting. Hij dient een kopie van de door hem en de schipper ingevulde en ondertekende losverklaring gedurende ten minste zes maanden na afgifte te bewaren.
2
Voor zover de ladingontvanger het waswater, dat niet in de vaarweg geloosd mag worden, niet zelf aanneemt, bevestigt de exploitant van de ontvangstinrichting het schip de inname van het waswater.
3
Voor zover het schip aan een ontvangstinrichting voor het ontgassen werd doorverwezen, bevestigt de exploitant van deze inrichting de ontgassing van het schip in de losverklaring. De exploitant dient een kopie van de door hem en de schipper ingevulde en ondertekende losverklaring gedurende ten minste zes maanden na afgifte te bewaren.
Artikel 7.02. Beschikbaarstelling van het schip
1
De vervoerder stelt de verlader het schip met een zodanige losstandaard ter beschikking dat de lading onbelemmerd vervoerd en afgeleverd kan worden. Dat is in de regel het geval met een losstandaard ‘laadruim bezemschoon’ of ‘nagelensde ladingtank’ en wanneer het schip vrij van overslagresten is.
2
Een hogere losstandaard, het wassen of het ontgassen kan vooraf schriftelijk worden overeengekomen. Een kopie van deze overeenkomst moet ten minste tot de losverklaring is ingevuld na het lossen en het reinigen van het schip aan boord van het schip bewaard worden.
3
Bij aanvang van het laden wordt het schip geacht door de vervoerder ter beschikking te zijn gesteld in de toestand welke overeenkomt met de eisen van het eerste of tweede lid.
Artikel 7.03. Laden en lossen
1
Tot het laden en lossen van een schip behoren ook de maatregelen tot nalossen alsmede
- a)
bij wassen, voor het wassen en
- b)
bij ontgassen, voor het ontgassen
die ingevolge dit Deel B zijn vereist. De restlading behoort zo veel mogelijk aan de lading te worden toegevoegd.
2
Bij het laden draagt de verlader er zorg voor dat het schip vrij van overslagresten blijft. Zijn echter toch overslagresten ontstaan, dan draagt de verlader na het laden zorg voor de verwijdering van deze overslagresten, tenzij iets anders is overeengekomen.
3
Bij het lossen draagt de ladingontvanger er zorg voor dat het schip vrij van overslagresten blijft. Zijn echter toch overslagresten ontstaan, dan draagt de ladingontvanger zorg voor de verwijdering. Overslagresten behoren zo veel mogelijk aan de lading te worden toegevoegd.
Artikel 7.04. Oplevering van het schip
1
Bij droge lading dient de ladingontvanger ervoor te zorgen dat na het lossen, overeenkomstig de losstandaarden en afgifte- en innamevoorschriften bedoeld in Aanhangsel III, het laadruim bezemschoon dan wel vacuümschoon ter beschikking wordt gesteld. Hij is verplicht aanwezige restlading alsmede overslagresten van het geloste schip in ontvangst te nemen.
Bij vloeibare lading dient de verlader ervoor te zorgen dat na het lossen de ladingtank nagelensd ter beschikking wordt gesteld. Het lossen met inbegrip van het nalossen met behulp van een nalenssysteem wordt door de schipper uitgevoerd, tenzij in de vervoersovereenkomst iets anders is overeengekomen. De leiding voor de inname van restlading dient van een aansluiting overeenkomstig model 1 van Aanhangsel II te zijn voorzien. Bij gebruik van het nalenssysteem aan boord van het schip mag vóór het moment van nalenzen de tegendruk in het buizenstelsel van de ladingontvanger 3 bar niet overschrijden. De exploitant van de overslaginstallatie is verplicht de restlading in ontvangst te nemen.
2
In geval van:
- a)
droge lading is de ladingontvanger verplicht voor een wasschoon laadruim te zorgen, indien het schip goederen heeft vervoerd waarvan de ladingrestanten overeenkomstig de losstandaarden en afgifte- en innamevoorschriften van Aanhangsel III niet met het waswater in het water geloosd mogen worden;
- b)
vloeibare lading is de verlader verplicht voor een
- aa)
wasschone ladingtank te zorgen, indien het schip goederen heeft vervoerd waarvan de ladingrestanten overeenkomstig de losstandaarden en afgifte- en innamevoorschriften van Aanhangsel III niet met het waswater in het water geloosd mogen worden,
- bb)
ontgaste ladingtank te zorgen, indien het schip goederen heeft vervoerd waarvan de dampen overeenkomstig de ontgassingsstandaarden en afgifte- en innamevoorschriften van Aanhangsel IIIa niet in de atmosfeer geventileerd mogen worden.
Voorts moeten de verantwoordelijke personen krachtens de eerste zin voor een wasschoon laadruim respectievelijk een wasschone en/of ontgaste ladingtank zorgen wanneer dit laadruim of deze ladingtank krachtens een overeenkomst vóór de belading overeenkomstig artikel 7.02, tweede lid, gewassen of ontgast was.
3
Voor de toepassing van het eerste en tweede lid gelden de volgende uitzonderingen:
- a)
Het eerste en tweede lid zijn niet van toepassing op laadruimen en ladingtanks van schepen die eenheidstransporten uitvoeren. De vervoerder dient dit schriftelijk te kunnen aantonen.
- b)
Het tweede lid is niet van toepassing op laadruimen en ladingtanks van schepen die verenigbare transporten uitvoeren voor zover bij een volgende belading de dampen overeenkomstig Aanghangsel IIIa door de overslaginstallatie worden opgevangen en niet in de atmosfeer terechtkomen. De vervoerder dient dit schriftelijk te kunnen aantonen. In dit geval moet in de losverklaring het vakje 6 b) worden aangekruist. Het bewijs dient tot en met het lossen van de verenigbare vervolglading aan boord aanwezig te zijn.
- c)
Indien op het ogenblik van het lossen de vervolglading niet bekend is, maar verwacht wordt dat die verenigbaar zal zijn, kan de toepassing van het tweede lid worden uitgesteld. De verlader (bij vloeibare lading) of de ladingontvanger (bij droge lading) dient ten voorlopige titel een ontvangstinrichting voor waswater of voor het ontgassen aan te wijzen, die in de losverklaring aangegeven dient te worden. Bovendien moet in de losverklaring het vakje 6 c) worden aangekruist. De vermelding van de hoeveelheid onder nummer 9 vervalt.
Indien aantoonbaar vaststaat, alvorens de in de losverklaring aangegeven ontvangstinstallatie wordt aangelopen door de vervoerder, dat de vervolglading verenigbaar is, moet dit in de losverklaring in vak 13 worden vermeld. In dit geval hoeft niet gewassen of ontgast te worden. In alle andere gevallen zijn de bepalingen voor het wassen of ontgassen onverkort van toepassing.
Het bewijs van de verenigbare vervolglading dient tot en met het lossen van de verenigbare vervolglading aan boord aanwezig te zijn.
4
Indien de ladingontvanger of de verlader het schip na de overeengekomen lostijd of de overeengekomen ligdagen niet overeenkomstig de bepalingen van dit artikel alsmede van artikel 7.03 aflevert, kan de vervoerder het schip in de voorgeschreven toestand brengen dan wel laten brengen. De kosten hiervoor, met inbegrip van de daardoor ontstane liggelden, voor zover deze niet op een toerekenbare tekortkoming van de vervoerder terug te voeren zijn, komen ten laste van de ladingontvanger of de verlader.
Artikel 7.05. Ladingrestanten, waswater en ontgassing
1
Bij droge lading is de ladingontvanger verplicht het waswater in ontvangst te nemen dat na het wassen overeenkomstig artikel 7.04, tweede lid, is ontstaan, dan wel na overleg met de vervoerder de schipper een ontvangstinrichting toe te wijzen.
2
Bij vloeibare lading is de verlader verplicht de vervoerder in de vervoersovereenkomst een ontvangstinrichting toe te wijzen voor het waswater, dat na het wassen overeenkomstig artikel 7.04, tweede lid, ontstaat.
2a
Bij vloeibare lading, waarbij dampen ontstaan die een ontgassing vereisen overeenkomstig artikel 7.04 tweede lid is de verlader verplicht de vervoerder in de vervoersovereenkomst een ontvangstinrichting toe te wijzen, waar het schip na het lossen (met inbegrip van het nalossen en de verwijdering van de overslagresten) ontgast moet worden.
3
Deze ontvangstinrichting behoort zich in de nabijheid van de overslaginstallatie of langs de weg naar de volgende door het schip aan te lopen overslaginstallatie te bevinden.
Artikel 7.06. Kosten
1
Bij droge lading draagt de ladingontvanger de kosten van het nalossen en het wassen van het laadruim ingevolge artikel 7.04 en de kosten van inname van waswater ingevolge artikel 7.05, eerste lid, met inbegrip van de daardoor ontstane kosten voor wachttijden en omwegen. Dat geldt ook voor regenwater dat in de laadruimen is geraakt nadat met het laden is begonnen doch voordat het lossen overeenkomstig artikel 7.03, eerste lid, is beëindigd, indien niet was overeengekomen dat het vervoer afgedekt zou plaatsvinden.
Bij eenheidstransporten voor dezelfde verlader neemt deze op eigen kosten vóór het beladen het regenwater in ontvangst, dat na beëindiging van de voorafgaande lossing in het laadruim terecht is gekomen.
2
Bij vloeibare lading draagt de verlader de kosten van het nalossen en bij
- a)
wassen, de kosten voor
- aa)
het wassen van de ladingtanks overeenkomstig artikel 7.04, tweede lid, en
- bb)
de inname van waswater ingevolge artikel 7.05, tweede lid,
- b)
ontgassen, de kosten voor het ontgassen van de ladingtanks overeenkomstig artikel 7.04, tweede lid, in samenhang met artikel 7.05, lid 2a,
met inbegrip van de eventueel daardoor ontstane kosten voor wachttijden en omwegen.
3
De kosten van afgifte van waswater uit laadruimen en ladingtanks of van de ontgassing van ladingtanks die niet met de voorgeschreven standaarden overeenstemmen, komen ten laste van de vervoerder.
Artikel 7.07. Overeenkomst tussen de verlader en de ladingontvanger
Verlader en ladingontvanger kunnen onderling ook een verdeling van hun verplichtingen overeenkomen, die afwijkt van de in deze bijlage beschreven verdeling van verplichtingen, zonder dat dit gevolgen mag hebben voor de vervoerder.
Artikel 7.08. Overgang van rechten en verplichtingen van de verlader of de ladingontvanger op de exploitant van de overslaginstallatie
Indien de verlader of de ladingontvanger bij het laden of het lossen van het schip gebruik maakt van een overslaginstallatie, gaan de rechten en verplichtingen van de verlader of de ladingontvanger, zoals neergelegd in de artikelen 7.01, eerste lid, alsmede 7.03, 7.04 en 7.05, over op de exploitant van de overslaginstallatie. Met betrekking tot de kosten bedoeld in artikel 7.06 geldt dit slechts voor de verwijdering en inname van de overslagresten.
Artikel 7.09. Vervoersdocumenten
De verlader vermeldt in de vervoersovereenkomst en vervoersdocumenten de volgende informatie:
- –
de naam en het viercijferige nummer overeenkomstig Aanhangsel III van elke goederensoort die hij voor vervoer heeft aangeboden en,
- –
het UN-nummer overeenkomstig Aanhangsel IIIa en,
- –
de variabele AVFL-waarde (afhankelijk van de samenstelling van het mengsel) indien deze niet is vermeld in kolom 3 van de tabellen I tot en met III van Aanhangsel IIIa.
Deel C. Verzameling, afgifte en inname van overig scheepsbedrijfsafval
Hoofdstuk VIII. Algemene bepalingen
Artikel 8.01. Begripsbepalingen
In dit deel wordt verstaan onder:
- a.
‘huishoudelijk afvalwater’: afvalwater uit keukens, eetruimten, wasruimten en bijkeukens, alsmede toiletwater;
- b.
‘huisvuil’: organisch en anorganisch afval afkomstig uit het huishouden en van restaurants, echter zonder bestanddelen van het overig gedefinieerde scheepsbedrijfsafval;
- c.
‘zuiveringsslib’: restanten, die bij gebruik van een zuiveringsinstallatie aan boord van het schip ontstaan;
- d.
‘slops’: verpompbaar of niet verpompbaar mengsel bestaande uit ladingrestanten met waswaterrestanten, roest of slib;
- e.
‘klein gevaarlijk afval’: scheepsbedrijfsafval, met uitzondering van het olie- en vethoudend scheepsbedrijfsafval en de in de onderdelen a tot en met d genoemde afvalsoorten;
- f.
‘hotelschip’: een passagiersschip met hutten voor de overnachting van passagiers.
Artikel 8.02. Verplichtingen van de Verdragsluitende Staten
1
De Verdragsluitende Staten zijn verplicht ontvangstinrichtingen voor huisvuil ter beschikking te stellen of ter beschikking te laten stellen:
- a.
bij de overslaginstallaties of in havens,
- b.
aan de aanlegplaatsen voor passagiersschepen voor de daar aanleggende passagiersschepen,
- c.
bij bepaalde ligplaatsen en sluizen voor de doorgaande scheepvaart.
2
De Verdragsluitende Staten zijn verplicht, binnen vijf jaar na de inwerkingtreding van dit Verdrag, voor slops en klein gevaarlijk afval ontvangstinrichtingen in havens in te richten of te laten inrichten.
3
De Verdragsluitende Staten verplichten zich overeenkomstig de voorschriften van artikel 4, eerste lid, van dit Verdrag ontvangstinrichtingen voor huishoudelijk afvalwater in te richten of te laten inrichten bij bepaalde als vaste of voor overnachting dienende ligplaatsen.
Bij ligplaatsen voor schepen als bedoeld in artikel 9.01, derde lid, moeten vóór het in artikel 9.01, derde lid, genoemde tijdstip ontvangstinrichtingen worden ingericht.
Hoofdstuk IX. Verplichtingen van de schipper
Artikel 9.01. Verbod tot inbrengen en lozen
1
Het is verboden huisvuil, slops, zuiveringsslib en klein gevaarlijk afval vanaf schepen in de vaarweg te brengen of te lozen.
2
Indien het in het eerste lid genoemde afval vrijkomt of dreigt vrij te komen, moet de schipper onverwijld de dichtstbijzijnde bevoegde autoriteit waarschuwen. Daarbij moet hij de plaats van het voorval alsmede de hoeveelheid en de aard van de stof zo nauwkeurig mogelijk aangeven.
3
De lozing van huishoudelijk afvalwater is verboden voor passagiersschepen met meer dan 12 passagiers en voor hotelschepen met meer dan 12 slaapplaatsen. Dit verbod geldt met ingang van 1 januari 2025 voor hotelschepen met minder dan 50 slaapplaatsen en voor passagiersschepen, die toegelaten zijn voor het vervoer van minder dan 50 passagiers.
4
Dit verbod is niet van toepassing op passagiersschepen die
- –
niet vallen onder de technische voorschriften met betrekking tot de verplichting om uitgerust te zijn met verzameltanks voor huishoudelijk afvalwater of met boordzuiveringsinstallaties, of
- –
op individuele basis zijn vrijgesteld van deze verplichting,
overeenkomstig de toepasselijke bepalingen van het Reglement Onderzoek schepen op de Rijn of Richtlijn (EU) 2016/16293)
5
Het in het derde lid genoemde verbod geldt niet voor zeeschepen in zeehavens aan zeetoegangswegen die moeten voldoen aan de bepalingen van het Internationale verdrag ter voorkoming van verontreiniging van de zee door schepen (Marpol).
Artikel 9.02. Afwijkingen van het lozingsverbod voor huishoudelijk afvalwater
De Verdragsluitende Staten kunnen voor schepen als bedoeld in artikel 9.01, derde lid, voor welke de nakoming van het lozingsverbod voor huishoudelijk afvalwater praktisch moeilijk uitvoerbaar is of onredelijk hoge kosten met zich meebrengt, een passend regime voor uitzonderingsmogelijkheden overeenkomen en de voorwaarden vastleggen waaronder deze uitzonderingen als gelijkwaardig kunnen worden aangemerkt.
Artikel 9.03. Verzameling en behandeling aan boord, afgifte aan ontvangstinrichtingen
1
De schipper dient zeker te stellen dat het in artikel 9.01, eerste lid, genoemde afval gescheiden wordt verzameld en afgegeven. Huisvuil dient, indien mogelijk, gescheiden naar de categorieën papier, glas, harde (plastic) kunststoffen, verpakkingsafval (plastic, metaal en drankkartons), restafval en overig afval te worden afgegeven.
2
Het is verboden het in artikel 9.01, eerste lid, genoemde afval aan boord te verbranden.
3
De exploitanten van passagiersschepen die over boordzuiveringsinstallaties beschikken welke voldoen aan Aanhangsel V, dienen zelf op passende wijze te zorgen voor de correcte afgifte van het zuiveringsslib tegen ontvangstbewijs volgens de nationale voorschriften.
4
De schipper van een passagiersschip dat krachtens artikel 9.01, derde lid, onder het lozingsverbod voor huishoudelijk afvalwater valt, dient zeker te stellen dat het huishoudelijk afvalwater op een passende wijze aan boord van het schip wordt verzameld en overeenkomstig artikel 8.02 derde lid, bij een installatie of inzamelstation wordt afgegeven, voor zover het passagiersschip niet over een zuiveringsinstallatie overeenkomstig artikel 9.01, vierde lid, beschikt.
5
De in het eerste lid bedoelde ingezamelde afvalstoffen dienen aan boord opgeslagen te worden in daarvoor geschikte verzamelreservoirs die voorzien zijn van geëigende pictogrammen.
Hoofdstuk X. Verplichtingen van de exploitant van de ontvangstinrichting
Artikel 10.01. Inname door de ontvangstinrichtingen
1
De exploitant van de ontvangstinrichting dient zeker te stellen dat het in artikel 9.01, eerste lid, genoemde afval gescheiden afgegeven kan worden.
2
De exploitant van de ontvangstinrichting geeft de schipper overeenkomstig de nationale voorschriften een verklaring inzake de afgifte van slops.
Deel D. Overgangsbepalingen en afwijkingen
Hoofdstuk XI. Overgangsbepalingen en afwijkingen
Artikel 11.01. Overgangsbepalingen
Voor de toepassing van de bepalingen van deze bijlage die het gevolg zijn van de wijziging van het Verdrag om er het verbod tot het uitstoten van dampen in de atmosfeer in op te nemen gelden volgende overgangsbepalingen:
- a)
voor de dampen van de goederen vermeld in de tabel I in Aanhangsel IIIa geldt het verbod met ingang van de datum van in werking treden van de wijziging vastgesteld overeenkomstig artikel 19, vierde lid, van het Verdrag;
- b)
voor de dampen van de goederen vermeld in de tabel II in Aanhangsel IIIa geldt het verbod na een periode van twee jaar na de in onderdeel a vermelde datum;
- c)
voor de dampen van de goederen vermeld in de tabel III in Aanhangsel IIIa geldt het verbod na een periode van drie jaar na de in onderdeel a vermelde datum.1)
Artikel 11.02. Afwijkingen
De Verdragsluitende Partijen kunnen in individuele gevallen afwijkingen van de bepalingen van deze bijlage overeenkomen mits deze als gelijkwaardig kunnen worden beschouwd. De afwijkingen moeten door de Conferentie van Verdragsluitende Partijen worden goedgekeurd en kunnen voor het vastgelegde toepassingsgebied en onder de vastgestelde voorwaarden door de bevoegde autoriteiten met onmiddellijke ingang worden toegestaan.
Aanhangsel I.
behorende bij de Uitvoeringsregeling
Model voor het olie-afgifteboekje
Aanhangsel II.
behorende bij de Uitvoeringsregeling (artikel 5.01, onderdeel d)
Eisen aan het nalenssysteem
1
Het nalenssysteem moet vast op het schip geïnstalleerd zijn.
2
De walaansluiting van de laad- en losleiding, waarmee geladen of gelost wordt, moet voorzien zijn van een inrichting voor de afgifte van restlading overeenkomstig model 1.
3
Het nalenssysteem moet voor de ingebruikname met water als beproevingsmiddel door een door de bevoegde autoriteiten toegelaten onderzoeksbureau worden beproefd. Beproeving en vaststelling van de resthoeveelheden moeten geschieden overeenkomstig model 2. Wordt het systeem later omgebouwd dan dient voor de hernieuwde ingebruikname dezelfde beproeving uitgevoerd te worden.
De volgende resthoeveelheden mogen niet worden overschreden:
- i.
bij dubbelwandige schepen:
- a.
5 liter gemiddeld per ladingtank;
- b.
15 liter per pijpleidingsysteem;
- ii.
bij enkelwandige schepen:
- a.
20 liter gemiddeld per ladingtank;
- b.
15 liter per leidingsysteem.
De als uitkomst van de beproeving van het nalenssysteem vastgestelde resthoeveelheden moeten in het bewijs overeenkomstig model 3 worden vermeld. Dit bewijs moet aan boord van het schip worden meegevoerd.
Model 1. Inrichting voor de afgifte van resthoeveelheden
1. Aansluiting voor de afgifte van resthoeveelheden.
Aansluiting conform CEFIC.
2. Aansluiting voor de walinstallatie om de resthoeveelheden door middel van gas aan land te persen.
Aansluiting conform CEFIC.
Model 2. Beproeving van het nalenssysteem
1. Voor de aanvang van de beproeving moeten de ladingtanks en de bijbehorende pijpleidingen schoon zijn. De ladingtanks moeten zonder risico betreden kunnen worden.
2. Tijdens de beproeving mogen slagzij en trim van het schip niet boven de normale operationele waarden liggen.
3. Tijdens de beproeving moet een tegendruk worden gegarandeerd van ten minste 300 kPa (3 bar) ter plaatse van de inrichting voor de afgifte aan de losleiding.
4. De beproeving moet inhouden:
- a.
het met water vullen van de ladingtank totdat de zuigmond in de ladingtank onder water staat;
- b.
het leeg pompen en het met behulp van het nalenssysteem ledigen van de ladingtanks en de bijbehorende pijpleidingen;
- c.
het op de volgende plaatsen verzamelen van waterrestanten:
- —
in de nabijheid van de zuigmond;
- —
op de bodem van de ladingtank waarop water is achtergebleven;
- —
op het laagste punt van de lospomp;
- —
op alle laagste punten van de bijbehorende pijpleidingen tot aan de inrichting voor de afgifte.
5. De hoeveelheid, overeenkomstig punt 4, onder c, verzameld water moet nauwkeurig worden vastgesteld en in de verklaring van de beproeving van het nalenssysteem overeenkomstig model 3 worden vermeld.
6. De bevoegde autoriteit of het erkende classificatiebureau moet alle voor de beproeving vereiste operationele handelingen in de verklaring van de beproeving vastleggen.
Deze verklaring moet ten minste de volgende gegevens bevatten:
- —
trim van het schip tijdens de beproeving;
- —
slagzij van het schip tijdens de beproeving;
- —
volgorde waarin de ladingtanks gelost werden;
- —
tegendruk aan de inrichting voor de afgifte;
- —
resthoeveelheid per ladingtank;
- —
resthoeveelheid per pijpleidingsysteem;
- —
duur van het nalenzen;
- —
ingevuld ladingtankplan.
Model 3. Verklaring inzake de beproeving van het nalenssysteem
Toegelaten onderzoeksbureau : Naam | … | |
Adres | … | |
… | ||
1. | Naam van het schip: | … |
2. | Officieel scheepsnummer of metingsmerk: | … |
3. | Tankschip van het type: | … |
4. | Certificaat van Goedkeuring nr.: | … |
5. | Datum van de beproeving: | … |
6. | Plaats van de beproeving: | … |
7. | Aantal ladingtanks: | … |
8. | Tijdens de beproeving zijn de volgende resthoeveelheden gemeten | |
Ladingtank 1: … liter | Ladingtank 2: … liter | |
Ladingtank 3: … liter | Ladingtank 4: … liter | |
Ladingtank 5: … liter | Ladingtank 6: … liter | |
Ladingtank 7: … liter | Ladingtank 8: … liter | |
Ladingtank 9: … liter | Ladingtank 10: … liter | |
Ladingtank 11: … liter | Ladingtank 12: … liter | |
Gemiddelde per ladingtank: … liter | ||
Pijpleidingsysteem 1: … liter | ||
Pijpleidingsysteem 2: … liter | ||
9. | Tijdens de beproeving was de tegendruk aan de inrichting voor de afgifte … kPa | |
10. | De ladingtanks werden in de volgende volgorde gelost: Ladingtank…, Ladingtank…, Ladingtank…, Ladingtank…, Ladingtank…, Ladingtank…, Ladingtank…, Ladingtank…, Ladingtank…, Ladingtank…, Ladingtank…, Ladingtank…, | |
11. | De trim van het schip tijdens de beproeving was … m, en de slagzij was … m aan stuurboord/bakboord. | |
12. | Het totale nalenzen duurde …uren. | |
Stempel | ||
… | … | |
(datum) | (Naam en handtekening van degene die het onderzoek heeft verricht) |
Aanhangsel III. Losstandaarden en afgifte-/innamevoorschriften met betrekking tot het geoorloofd lozen van waswater1) met ladingrestanten
van de Uitvoeringsregeling
(Versie 2018)
Aanwijzingen voor de toepassing van de tabel
Voor het lozen van waswater2) met ladingrestanten uit laadruimen of ladingtanks die voldoen aan de gedefinieerde losstandaarden in artikel 5.01 van Deel B van de Uitvoeringsregeling, worden in de volgende tabel, afhankelijk van de soort lading en de losstandaard van de laadruimen en ladingtanks, de afgifte-/innamevoorschriften aangegeven. De kolommen in de tabel hebben de volgende betekenis:
- 1.
Kolom 1: vermeldt het goederennummer volgens NSTR (goederennaamlijst voor de vervoersstatistiek) met een beperkte wijziging in de toewijzing van stoffen aan het goederennummer op grond van de chemische kwaliteit en de milieurisicobeoordeling.
- 2.
Kolom 2: aard van de goederen, omschrijving volgens NSTR met enkele verwisselingen op grond van de chemische kwaliteit en de milieurisicobeoordeling.
- 3.
Kolom 3: lozing van waswater in het water toegestaan, mits voor het wassen is voldaan aan de voorgeschreven losstandaard, te weten
A: bezemschoon of nagelensd in de laadruimen of ladingtanks
of
B: vacuümschoon in de laadruimen.
- 4.
Kolom 4: afgifte van waswater
- a)
door lozing op een daarvoor geschikte riolering (naar een zuiveringsinstallatie) of
- b)
door afvoer naar een zuiveringsinstallatie of
- c)
door afgifte in een waterbehandelingsinstallatie bij de ladingontvanger, de overslaginstallatie of de ontvangstinrichting voor waswater door middel van de daartoe bestemde aansluitingen,
mits voor het wassen is voldaan aan de per geval voorgeschreven losstandaard, te weten
A: bezemschoon of nagelensd in de laadruimen of ladingtanks
of
B: vacuümschoon in de laadruimen.
Bevat het waswater sedimenteerbare stoffen (zoals deeltjes of zand) die de riolering kunnen verstoppen, dan moeten deze stoffen voorafgaand aan de lozing op de openbare riolering voor zover mogelijk met geschikte middelen en technieken worden afgescheiden (bijvoorbeeld in een bezinktank of via een coalescentieafscheider).
De onder a tot en met c genoemde ontvangstinrichtingen (zuiveringsinstallatie of waterbehandelingsinstallatie) moeten — voor zover de nationale bepalingen van de verdragsluitende partijen dit voorzien — zijn toegelaten.
- 5.
Kolom 5: afgifte van waswater aan ontvangstinrichtingen voor bijzondere behandeling S. De behandelwijze hangt af van de aard van de soort lading, in de regel afvoer van het waswater naar een geschikte verwerkingsinstallatie (geen afgifte aan een waterzuivering). Voor zover dit wordt aangegeven door een overeenkomstige opmerking in kolom 6, is ook een alternatieve behandeling zoals over de opgeslagen lading spuiten mogelijk.
Ook bij een bijzondere behandeling van het waswater moet — voor zover dit technisch mogelijk is — voorafgaand aan het wassen ten minste de losstandaard A (bezemschoon of nagelensd) worden aangehouden.
- 6.
Kolom 6: verwijzingen naar opmerkingen in de voetnoten.
- 7.
De afgifte van het waswater na toepassing van de losstandaarden moet overeenkomstig de vermeldingen in de kolommen 3 tot en met 6 plaatsvinden.
Een ‘X’ in kolom 3 of 4 betekent dat het verboden is waswater op deze wijze te verwijderen.
Indien in kolom 4 geen vermelding staat, kan de afgifte van het waswater toch op deze wijze plaatsvinden, voor zover ten minste de losstandaard uit kolom 3 wordt aangehouden (een strengere losstandaard is altijd toegestaan).
- 8.
Verdere aanwijzingen voor de toepassing van de tabel
- a)
Indien de laadruimen of ladingtanks voorafgaand aan het wassen niet ten minste voldoen aan de voorgeschreven losstandaard A of B, is afgifte van het waswater voor bijzondere behandeling S verplicht.
- b)
Betreft het ladingrestanten van verschillende goederen dan is het goed met het strengste afgifte-/innamevoorschrift in de tabel voor de verwijdering bepalend. Hierbij moet tevens rekening worden gehouden met de hulpstoffen (zoals reinigingsmiddelen) die aan het waswater zijn toegevoegd. Waswater dat reinigingsmiddelen bevat mag niet in het water worden geloosd.
- c)
Bij goederen uit aanhangsel III, die met minerale olie of andere stoffen zijn besmeurd die krachtens aanhangsel III een bijzondere behandeling vereisen, is bij de reiniging van de ladingtank of van het laadruim een bijzondere behandeling S van het waswater vereist.
- d)
Bij vervoer van stukgoed zoals voertuigen, containers, grootverpakkingsmateriaal, verpakte goederen, goederen op pallets, wordt het afgifte-/innamevoorschrift bepaald door de hierin aanwezige losse of vloeibare goederen die als gevolg van beschadigingen of lekkages zijn vrijgekomen.
- e)
Regenwater en ballastwater uit wasschone laadruimen en ladingtanks mag in het water geloosd worden. Regenwater en ballastwater uit niet wasschone laadruimen en ladingtanks mag in het water geloosd worden, mits na het lossen van het laatst vervoerde product is voldaan aan de in kolom 3 voorgeschreven losstandaard.
- f)
Waswater van bezemschone gangboorden en van andere licht vervuilde oppervlakken bijv. luiken, dekken etc. mag in het water geloosd worden.
- g)
De afgifte van waswater voor een bijzondere behandeling (kolom 5) is — ook wanneer dit niet vereist is in kolom 5 — in principe mogelijk. Ook bij een bijzondere behandeling van het waswater moet voorafgaand aan het wassen — voor zover dit technisch mogelijk is — ten minste de losstandaard A (bezemschoon of nagelensd) worden aangehouden.
1 | 2 | 3 | 4 | 5 | 6 |
---|---|---|---|---|---|
Nummer ladinggoed | Goederensoort | Lozing in de vaarweg | Afgifte aan ontvangstinrichting ten behoeve van: | Opmerkingen | |
lozen op het riool | bijzondere behandeling | ||||
0 | LAND- EN BOSBOUWPRODUCTEN EN SOORTGELIJKE PRODUCTEN (inclusief levende dieren) | ||||
00 | LEVENDE DIEREN | ||||
001 | Levende dieren (uitgezonderd vissen) | ||||
0010 | Levende dieren (uitgezonderd. vissen) | X | A | ||
01 | GRANEN | ||||
011 | Tarwe | ||||
0110 | Tarwe | A | |||
012 | Gerst | ||||
0120 | Gerst | A | |||
013 | Rogge | ||||
0130 | Rogge | A | |||
014 | Haver | ||||
0140 | Haver | A | |||
015 | Maïs | ||||
0150 | Maïs | A | |||
016 | Rijst | ||||
0160 | Rijst | A | |||
019 | Overige granen | ||||
0190 | Boekweit, gierst, granen, niet nader gespecificeerd, granenmengsels | A | |||
02 | AARDAPPELEN | ||||
020 | Aardappelen | ||||
0200 | Aardappelen | A | |||
03 | VERS FRUIT, VERSE EN BEVROREN GROENTEN | ||||
031 | Citrusvruchten | ||||
0310 | Citrusvruchten | A | |||
035 | Overig vers fruit | ||||
0350 | Vruchten en fruit, vers | A | |||
039 | Verse en bevroren groenten | ||||
0390 | Groenten, vers of bevroren | A | |||
04 | TEXTIELGRONDSTOFFEN EN -AFVAL | ||||
041 | Wol en ander dierlijk haar | ||||
0410 | Wol en ander dierlijk haar | A | |||
042 | Katoen | ||||
0421 | Katoen, katoenvezels, watten | A | |||
0422 | Katoenafval, katoenpluis | A | |||
043 | Kunstmatige en synthetische textielvezels | ||||
0430 | Kunstmatige en synthetische textielvezels, bijv. chemievezels, celwol | B | A | ||
045 | Andere plantaardige textielvezels, zijde | ||||
0451 | Vlas, hennep, jute, kokosvezels, sisal, ongesponnen vlas | A | |||
0452 | Afval van vezels | B | A | ||
0453 | Zijde | A | |||
0459 | Textielvezels, niet nader gespecificeerd | B | A | ||
049 | Lompen en afval van textiel | ||||
0490 | Lompen, poetskatoen, textielafval | B | A | ||
05 | HOUT EN KURK | ||||
051 | Papier- en ander vezelig hout | ||||
0511 | Vezelig hout, papierhout | A | |||
0512 | Hout voor destillatie | A | |||
052 | Mijnhout | ||||
0520 | Mijnhout | A | 1) | ||
055 | Ander rondhout | ||||
0550 | Rondhout, stamhout | A | 1) | ||
056 | Dwarsbalken en ander bewerkt hout (uitgezonderd mijnhout) | ||||
0560 | Balken, hout voor vloeren, voor parket, baddingen, planken, daksparren, masten, palen, stangen, kanthout, latten, parketplanken, bestekhout, dwarsbalken | X | A | ||
057 | Brandhout, houtskool, kurk, hout- en kurkafval | ||||
0571 | Brandhout, houtafval, verontreinigd afvalhout, houtspaanders, schaaldelen, houtsplinters | X | A | ||
0572 | Rijshout | A | |||
0573 | Houtskool, houtskoolbriketten | A | |||
0574 | Kurk, onbewerkt, kurkafval, kurkschorsafval | A | |||
06 | SUIKERBIETEN | ||||
060 | Suikerbieten | ||||
0600 | Suikerbieten | A | |||
09 | ANDERE PLANTAARDIGE, DIERLIJKE EN SOORTGELIJKE GRONDSTOFFEN | ||||
091 | Ruwe huiden en vellen | ||||
0911 | Huiden en vellen, ruw | X | X | S | |
0912 | Lederafval, ledermeel | B | A | ||
092 | Natuurlijk en synthetisch rubber, ruw en geregenereerd | ||||
0921 | Gutta percha, ruw, rubber, natuurlijk of synthetisch, rubbermelk, latex | B | A | ||
0922 | Rubberregeneraat | B | A | ||
0923 | Rubberafval, rubberproducten, oud, versleten | B | A | ||
099 | Andere plantaardige en dierlijke grondstoffen, niet zijnde voedingsstoffen (uitgezonderd celstof en oud papier) | ||||
0991 | Plantaardige grondstoffen zoals bamboe, bast, alfagras, verfhout, hars, kopal, kussenvulling, schors voor het kleuren, voor het looien, niet gebeitste zaden, zaaisel, zaden, zaadgoed, niet nader gespecificeerd, riet, zeewier | A | S | 3) | |
0992 | Dierlijke grondstoffen, bijv. bloedkoek, -meel, veren, beendermeel | B | A | ||
0993 | Afval van plantaardige grondstoffen | A | |||
0994 | Afval van dierlijke grondstoffen | X | A | ||
1 | ANDERE LEVENSMIDDELEN EN VOEDERMIDDELEN | ||||
11 | SUIKER | ||||
111 | Ongeraffineerde suiker | ||||
1110 | Ongeraffineerde suiker (rietsuiker, beetwortelsuiker) | X | A | ||
112 | Geraffineerde suiker | ||||
1120 | Suiker, geraffineerd, kandijsuiker | X | A | ||
113 | Melasse, stroop, kunsthoning | ||||
1130 | Melasse, stroop, kunsthoning | X | A | ||
114 | Glucose, fructose, maltose | ||||
1140 | Glucose (= dextrose = druivensuiker), fructose, maltose | X | A | ||
115 | Suikerwaren | ||||
1150 | Suikerwaren | X | A | ||
12 | DRANKEN | ||||
121 | Wijn en most uit druiven | ||||
1210 | Wijn en most uit druiven | A | |||
122 | Bier | ||||
1220 | Bier | A | |||
125 | Overige alcoholische dranken | ||||
1250 | Alcoholische dranken, bijv. brandewijn, ongedenatureerd, vruchtenwijn, most, cider, spiritualiën | A | |||
128 | Non-alcoholische dranken | ||||
1281 | Non-alcoholische dranken, bijv. limonade | A | |||
1282 | Water, natuurlijk, mineraalwater, water, niet nader gespecificeerd | A | |||
13 | GENOTMIDDELEN EN BEREIDE VOEDINGSMIDDELEN, NIET NADER GESPECIFICEERD | ||||
131 | Koffie | ||||
1310 | Koffie | A | |||
132 | Cacao en cacaoproducten | ||||
1320 | Cacao en cacaoproducten | A | |||
133 | Thee en kruiden | ||||
1330 | Thee en kruiden | A | |||
134 | Ruwe tabak en tabaksproducten | ||||
1340 | Ruwe tabak, tabak, tabakswaren | A | |||
136 | Honing | ||||
1360 | Honing | X | A | ||
139 | Bereide voedingsmiddelen, niet nader gespecificeerd | ||||
1390 | Azijn, gist, koffievervangingsmiddel, mosterd, geconcentreerde soep, bereide voedingsmiddelen, niet nader gespecificeerd | X | A | ||
14 | VLEES, VIS, VLEES- EN VISWAREN, EIEREN, MELK EN MELKPRODUCTEN, SPIJSVETTEN | ||||
141 | Vlees, vers of bevroren | ||||
1410 | Vlees, vers of bevroren | X | A | ||
142 | Vis, schaal- en weekdieren, vers, bevroren, gedroogd, gezouten en gerookt | ||||
1420 | Vis, visproducten | X | A | ||
143 | Verse melk en room | ||||
1430 | Karnemelk, yoghurt, kefir, taptemelk, melkproducten, wei, room (slagroom) | A | |||
144 | Andere melkproducten | ||||
1441 | Boter, kaas, kaasbereidingen | A | |||
1442 | Melk, gecondenseerd | A | |||
1449 | Melkproducten, niet nader gespecificeerd | A | |||
145 | Margarine en andere spijsvetten | ||||
1450 | Margarine, spijsvetten, spijsoliën | X | A | ||
146 | Eieren | ||||
1460 | Eieren | A | |||
1461 | Eipoeder | B | A | ||
147 | Vlees, gedroogd, gezouten, gerookt, vleesconserven en andere vleeswaren | ||||
1470 | Vleeswaren, vlees, gedroogd, gezouten, gerookt, en andere vleeswaren | X | A | ||
1471 | Vleesconserven | A | |||
148 | Vis- en weekdierproducten van allerlei aard | ||||
1480 | Vismarinades, vissalades, vis- en weekdierproducten, niet nader gespecificeerd | X | A | ||
1481 | Visconserven | A | |||
16 | GRAAN-, FRUIT- EN GROENTEPRODUCTEN, HOP | ||||
161 | Meel, gries en grutten uit granen | ||||
1610 | Graanmeel, graanmeelmengsels, bruinmeel, gries, grutten, sojameel | B | A | ||
162 | Mout | ||||
1620 | Mout, moutextract | A | |||
163 | Andere graanproducten (inclusief bakproducten) | ||||
1631 | Bakproducten, deegwaren van allerlei aard | A | |||
1632 | Graanvlokken, gerst, graanproducten, niet nader gespecificeerd | B | A | ||
1633 | Stijfsel, aardappelzetmeel, zetmeel, -producten, dextrine (oplosbaar zetmeel), kleefstoffen (gluten) | X | A | ||
164 | Gedroogd fruit, fruitconserven en andere fruitproducten | ||||
1640 | Fruit, gedroogd, fruitconserven, fruitsappen, confituren, marmelade, fruitproducten, niet nader gespecificeerd | A | |||
165 | Gedroogde peulvruchten | ||||
1650 | Peulvruchten, gedroogd | A | |||
166 | Gedroogde groenten, groenteconserven en andere groenteproducten | ||||
1661 | Groenten, gedroogd, groenteconserven, groentesappen | A | |||
1662 | Groenteproducten, niet nader gespecificeerd, bijv. aardappelmeel, sago, tapiocameel | B | A | ||
167 | Hop | ||||
1670 | Hop | A | |||
17 | VOEDER | ||||
171 | Stro en hooi | ||||
1711 | Hooi, -haksel, stro, -haksel | A | |||
1712 | Grasmeel, klavermeel, luzernemeel, ook gepelletiseerd | B | A | ||
172 | Veekoeken en andere residuen van plantaardige oliën | ||||
1720 | Expeller, extractiemeel en -schroot, veekoeken, soyaschroot, ook gepelletiseerd | A, B | A | 14) | |
179 | Overig voeder inclusief voedingsmiddelresten | ||||
1791 | Voeder, mineraal, bijv. calciumfosfaat, dicalciumfosfaat (fosforiet), kalkmengsels | X | A | ||
1792 | Voeder, plantaardig, bijv. voedervruchten, voedermelasse, voederwortelen, graanvoedermeel, glutenfeed, aardappelpulp, aardappelsnippers, gluten, zemelen, maniokwortelen | A, B | A | 14) | |
1793 | Voeder, dierlijk, bijv. vismeel, garnalen, mosselschalen, ook gepelletiseerd | X | A | S | 16) |
1794 | Suikerbietensnippers, na extractie van suikers en droog, ook gepelletiseerd | A | |||
1795 | Voeder, plantaardig, overig afval en restanten van de levensmiddelenindustrie, ook gepelletiseerd | X | X | S | |
1799 | Voeder, -toevoegingen, niet nader gespecificeerd, ook gepelletiseerd | X | X | S | |
18 | OLIEZADEN, OLIEHOUDENDE VRUCHTEN, PLANTAARDIGE EN DIERLIJKE OLIËN EN VETTEN (uitgezonderd spijsvetten) | ||||
181 | Oliezaden en oliehoudende vruchten | ||||
1811 | Katoenzaad, aardnoten, kopra, palmpit, koolzaad, sojabonen, zonnebloemzaad, oliehoudende vruchten, -zaden, niet nader gespecificeerd | A | |||
1812 | Oliehoudende vruchten, -zaden voor gebruik als erkend zaadgoed | A | |||
1813 | Meel van oliehoudende vruchten | B | A | ||
182 | Plantaardige en dierlijke oliën en vetten (uitgezonderd spijsvetten) | ||||
1821 | Oliën en vetten, plantaardig, bijv. aardnootolie, palmpitolie, sojaolie, zonnebloemolie | X | A | ||
1822 | Oliën en vetten, dierlijk, bijv. van vissen en zeedieren, traan, talg | X | A | ||
1823 | Industriële plantaardige en dierlijke oliën en vetten, bijv. vernis, vetzuren, oliezuren (oleïnen), palmitinezuur, stearine, stearinezuur | X | A | ||
2 | VASTE MINERALE BRANDSTOFFEN | ||||
21 | STEENKOOL EN STEENKOOLBRIKETTEN | ||||
211 | Steenkool | ||||
2110 | Antraciet, fijne mijnstoffen, vette steenkool, vlamkool, gaskool, magere kolen, steenkool, niet nader gespecificeerd | A | 18) | ||
213 | Steenkoolbriketten | ||||
2130 | Antracietbriketten, steenkoolbriketten | A | 18) | ||
22 | BRUINKOOL, BRUINKOOLBRIKETTEN EN TURF | ||||
221 | Bruinkool | ||||
2210 | Bruinkool, git | A | 18) | ||
223 | Bruinkoolbriketten | ||||
2230 | Bruinkoolbriketten | A | 18) | ||
224 | Turf | ||||
2240 | Turf voor verwarming, turf voor bemesting, turfbriketten, turfstro, turf, niet nader gespecificeerd | A | 18) | ||
23 | COKES VAN STEENKOOL EN BRUINKOOL | ||||
231 | Cokes van steenkool | ||||
2310 | Cokes van steenkool, cokes voor gas, cokes voor de gieterij (carbon- cokes), cokesbriketten, smeulcokes | A | 18) | ||
233 | Cokes van bruinkool | ||||
2330 | Cokes van bruinkool, bruinkoolcokesbriketten, bruinkoolsmeulcokes | A | 18) | ||
3 | AARDOLIE, MINERALE OLIE, -PRODUCTEN, GASSEN | ||||
31 | RUWE AARDOLIE, MINERALE OLIE | ||||
310 | Ruwe aardolie, minerale olie | ||||
3100 | Aardolie, ruw, minerale olie, ruw (ruwe nafta) | X | X | S | |
32 | BRANDSTOFFEN EN STOOKOLIE | ||||
321 | Benzine voor motoren en andere lichte oliën | ||||
3211 | Benzine, benzine-benzeenmengsel | X | X | S | |
3212 | Lichte minerale olie, nafta, motorbrandstof, niet nader gespecificeerd | X | X | S | |
323 | Petroleum, brandstof voor turbines | ||||
3231 | Petroleum, huisbrandpetroleum, lamppetroleum | X | X | S | |
3232 | Kerosine, brandstof voor turbines, brandstof voor straalmotoren, niet nader gespecificeerd | X | X | S | |
325 | Gasolie, dieselolie en lichte huisbrandolie | ||||
3251 | Dieselbrandstof, dieselolie, gasolie | X | X | S | |
3252 | Huisbrandolie, licht, extra licht | X | X | S | |
3253 | Vetzuurmethylester (FAME, Biodiesel) | X | X | S | |
327 | Zware stookolie | ||||
3270 | Stookolie, middel, middelzwaar, zwaar | X | X | S | |
33 | NATUURLIJKE, GERAFFINEERDE EN AANVERWANTE GASSEN | ||||
330 | Natuurlijke, geraffineerde en aanverwante gassen | ||||
3301 | Butadieen | X | X | S | |
3302 | Acetyleen, cyclohexaan, gasvormige koolwaterstoffen, methaan, overige natuurlijke gassen | X | X | S | |
3303 | Ethyleen (= etheen), butaan, butyleen, isobutaan, isobutyleen, koolwaterstofmengsels, propaan, propaan-butaanmengsels, propyleen, raffinaderijgas, niet nader gespecificeerd | X | X | S | |
34 | MINERALE OLIEPRODUCTEN, NIET NADER GESPECIFICEERD | ||||
341 | Smeerolie en vetten | ||||
3411 | Minerale smeerolie, motorolie, smeervet | X | X | S | |
3412 | Afgewerkte oliën | X | X | S | |
343 | Bitumen en bitumineuze mengsels | ||||
3430 | Bitumen, bitumenemulsies,-oplossingen, bitumenkleefmassa, koudteer, koudasfalt, pekemulsies (koude bitumen), pekoplossingen, teeremulsies, teeroplossingen, bitumineuze mengsels, niet nader gespecificeerd | X | X | S | |
349 | Minerale olieproducten, niet nader gespecificeerd | ||||
3491 | Acetyleencokes, petroleumcokes (petcokes) | X | X | S | 4) |
3492 | Koolstofolie (carbon black), paraffinegatsch, pyrolyse-olie, pyrolyse- olieresiduen (pyrotar), zware olie, niet voor verwarming | X | X | S | |
3493 | Paraffine, transformatorolie, was, minerale olieproducten, niet nader gespecificeerd | X | X | S | |
4 | ERTSEN EN METAALAFVAL | ||||
41 | IJZERERTS (uitgezonderd geroost ijzerkies) | ||||
410 | IJzererts en -concentraten (uitgezonderd geroost ijzerkies) | ||||
4101 | IJzererts, hematietconcentraten, zodenerts, ijzersteen | A | S | 5), 18) | |
4102 | Afval en halfproducten die tijdens de voorbereiding van ertsen voor de metaalwinning ontstaan zijn | X | A | S | 4), 5) |
45 | NON-FERROMETAALERTSEN, -RESIDUEN, AFVAL EN -SCHROOT | ||||
451 | Non-ferrometaalafval, -residuen, -as en -schroot | ||||
4511 | Afval, as, residuen, slakken en schroot van aluminium en aluminiumlegeringen | A, B | A | S | 5), 15) |
4512 | Afval, as, residuen, slakken en schroot van lood en loodlegeringen | X | X | S | |
4513 | Afval, as, residuen, slakken en schroot van koper en koperlegeringen (messing) | B | A, B | S | 5), 15) |
4514 | Afval, as, residuen, slakken en schroot van zink en zinklegeringen | B | A | S | 5) |
4515 | Afval, as, residuen, slakken en schroot van tin en tinlegeringen | B | A | S | 4), 5) |
4516 | Afval, as, residuen, slakken en schroot van vanadium en vanadiumlegeringen | B | S | 4), 5) | |
4517 | Afval, as, residuen, slakken en schroot van non-ferrometalen en non- ferrolegeringen, niet nader gespecificeerd | X | X | S | |
4518 | Residuen van non-ferrometalen | X | X | S | |
452 | Koperertsen en -concentraten | ||||
4520 | Koperertsen, -concentraten | X | A | S | 4), 5) |
453 | Bauxiet, aluminiumertsen en -concentraten | ||||
4530 | Bauxiet, ook gecalcineerd, aluminiumertsen, -concentraten, korund, lepidolieterts | A | 18) | ||
455 | Mangaanertsen en -concentraten | ||||
4550 | Bruinsteen, natuurlijk, mangaancarbonaat, natuurlijk, mangaandioxide, natuurlijk, mangaanertsen, mangaanertsconcentraten | A | 18) | ||
459 | Andere non-ferrometaalertsen en -concentraten | ||||
4591 | Loodertsen, -concentraten | X | X | S | |
4592 | Chroomertsen, -concentraten | X | X | S | 4), 5) |
4593 | Zinkertsen (galmei), -concentraten | X | A | 18) | |
4599 | Non-ferrometaalertsen, -concentraten, niet nader gespecificeerd, bijv. ilmieniet (titaanijzererts), kobalterts, monaziet, nikkelerts, rutil (titaanerts), tinerts, zirkoonerts, zirkoonzand | X | X | S | 4) |
46 | IJZER- EN STAALAFVAL EN-SCHROOT, GEROOST IJZERKIES | ||||
462 | IJzer- en staalschroot voor herverwerking | ||||
4621 | Afval, vijlsel, schroot, voor herverwerking, bijv. van ijzer- en staalplaten/blikken, largets, vormstaal | X | A | 18) | |
4622 | Overig ijzer- en staalschroot, voor herverwerking, bijv. assen, oud blik, autowrakken, ijzer, oud, versleten, ijzerresten afkomstig van sloopwerkzaamheden, gietijzerafval, -stukken, restblokken, spoorstukken, bielsen, roestvrijstaalschroot | X | A | 18) | |
4623 | IJzerpellets, voor herverwerking | X | A | 18) | |
463 | IJzer- en staalschroot niet voor herverwerking | ||||
4631 | Afval, afvalstukken van ijzer- en staalblik, -platen, vormstaal, afvalijzervijlsel, pletterijafval, geen van alle voor herverwerking | X | A | 18) | |
4632 | IJzer- en staalschroot, niet voor herverwerking, bijv. assen, ijzer- en staalmassa, wielbanden, wielstellen, wielen, spoorstaven, dwarsliggers, staalstukken uit sloopwerkzaamheden, aandrijfassen | X | A | 18) | |
465 | IJzerslakken en -assen voor de herverwerking | ||||
4650 | Hamerslag, walsslakken, walssintels, ijzerslakken, niet nader gespecificeerd | X | X | S | |
466 | Hoogovenstof | ||||
4660 | Vliegstof, hoogovenstof | X | X | S | |
467 | Geroost ijzerkies | ||||
4670 | IJzerpyriet, geroost, pyrietresiduen, ijzerkiesresiduen, ijzerkies, geroost | X | X | S | |
5 | IJZER, STAAL EN NON-FERROMETALEN (inclusief halffabricaten) | ||||
51 | GIETIJZER, METAALLEGERINGEN, RUWSTAAL | ||||
512 | Gietijzer, spiegelijzer en koolstofrijk ferromangaan | ||||
5121 | Gietijzer in vormen, in vormstukken, bijv. metaalfosfor, hematietgietijzer, gietijzer, fosforhoudend, spiegelijzer | A | S | 6) | |
5122 | Ferromangaan met een koolstofgehalte van meer dan 2 %, in vormen, in vormstuk | A | S | 6) | |
5123 | IJzerpoeder, staalpoeder | B | S | 6) | |
5124 | IJzerspons, staalspons, ijzerslakken (staalstaven, ruwijzerstaven) | A | S | 6) | |
513 | Ferrolegeringen(uitgezonderd koolstofrijk ferromangaan) | ||||
5131 | IJzerlegeringen, niet nader gespecificeerd | A | S | 6) | |
5132 | Ferromangaan met een koolstofgehalte tot 2 %, ferromangaanlegeringen, niet nader gespecificeerd | A | S | 6) | |
5133 | Ferrosilicium (siliconmangaan), ferromangaansilicium | A | S | 6) | |
515 | Ruwstaal | ||||
5150 | Ruwstaal in blokken, in brammen, in vormstukken, in knuppels | A | S | 6) | |
52 | STAALHALFFABRICATEN | ||||
522 | Staalhalffabricaten | ||||
5221 | Staalhalffabricaten in blokken, in brammen (staven), in knuppels, in largets | A | S | 6) | |
5222 | Breedbandstaal in rollen (coils) | A | S | 6) | |
5223 | Breedbandstaal in rollen (coils), om uit te walsen | A | S | 6) | |
523 | Andere staalhalffabricaten | ||||
5230 | Blokken staal, rollen, buizen | A | S | 6) | |
53 | STAAF- EN VORMSTAAL, DRAAD, SPOORWEGBOVENBOUWMATERIAAL | ||||
531 | Staaf- en vormstaal | ||||
5311 | Staaf- en vormstaal, bijv. H-, I-,T-, U- en andere speciale profielen, rond- en vierkant staal | A | S | 6) | |
5312 | Damwandstaal | A | S | 6) | |
5313 | Betonstaal, bijv. monierstaal, geribbeld torstaal, torstaal | A | S | 6) | |
535 | Staaldraad | ||||
5350 | Staaldraad uit ijzer of staal | A | S | 6) | |
537 | Spoorstaven en spoorwegbovenbouwmateriaal uit staal | ||||
5370 | Spoorwegbovenbouwmateriaal uit staal, bijv. spoorstaven, bielsen, stroomspoorstaven uit staal met delen van non-ferrometaal | A | S | 6) | |
54 | STAALPLAAT, BLIK EN BLIKBAND, BANDSTAAL, OOK VOORZIEN VAN OPPERVLAKTELAGEN | ||||
541 | Staalplaat en breedplaatstaal | ||||
5411 | Breedplaatstaal (universaalstaal) | A | S | 6) | |
5412 | Platen of rollen (bijv. coils) uit staal, bijv. dynamostaal, elektrostaal, elektrostaalband, fijn, extra fijn, middelstaal, dik-, geribbeld-, wafel-, gegolfd- en geperforeerd plaatstaal, -band, traanplaat, pantserplaten | A | S | 6) | |
544 | Bandstaal, ook voorzien van oppervlaktelagen, blikband, blik | ||||
5441 | Blikband, blik | A | S | 6) | |
5442 | Bandstaal, staalstrip, ook voorzien van oppervlaktelagen | A | S | 6) | |
55 | BUIZEN E.D. VAN STAAL, RUWE GIETERIJPRODUCTEN EN SMEEDSTUKKEN VAN IJZER EN STAAL | ||||
551 | Buizen, buisafsluiting- en verbindingsstukken van staal en gietijzer | ||||
5510 | Buizen, buisafsluiting- en verbindingsstukken, buisslangen van staal, van gietijzer | A | S | 6) | |
552 | Ruwe gieterijproducten en smeedstukken van staal, van gietijzer | ||||
5520 | Vorm-, pers-, smeed-, stansstukken van staal, van gietijzer | A | S | 6) | |
56 | NON-FERROMETALEN EN NON- FERROHALFFABRICATEN | ||||
561 | Koper en koperlegeringen | ||||
5611 | Anodekoper, ruwe koper (converter-, zwartkoper) | A | S | 6) | |
5612 | Koper (elektrolytkoper, raffinage koper), koperlegeringen, bijv. brons, messing | A | S | 6) | |
562 | Aluminium en aluminiumlegeringen | ||||
5620 | Aluminium, aluminiumlegeringen | A | S | 6) | |
563 | Lood en loodlegeringen | ||||
5630 | Lood (elektrolyt-, smelt-, walslood), loodlegeringen, loodstof (gemalen ruw lood) | X | X | S | |
564 | Zink en zinklegeringen | ||||
5640 | Zink (ruw, elektrolyt-, fijn, gegalvaniseerd zink), zinklegeringen | A | S | 6) | |
565 | Overige non-ferrometalen en legeringen daarvan | ||||
5651 | Magnesium, magnesiumlegeringen | A | S | 6) | |
5652 | Nikkel, nikkellegeringen | B | A | S | 6) |
5653 | Tin, tinlegeringen | B | A | S | 6) |
5659 | Non-ferrometalen, de legeringen daarvan, niet nader gespecificeerd | X | X | S | |
568 | Non-ferro-metaalhalffabricaten | ||||
5681 | Banden, blikken, platen, stroken van non-ferrometalen en van de legeringen daarvan | A | S | 6) | |
5682 | Draad van non-ferrometalen en van de legeringen daarvan | A | S | 6) | |
5683 | Folies van non-ferrometalen en van de legeringen daarvan | A | S | 6) | |
5684 | Profielen en staven van non-ferrometalen en van de legeringen daarvan | A | S | 6) | |
5689 | Non-ferrometaalhalffabricaten, niet nader gespecificeerd | A | S | 6) | |
6 | STENEN EN GRONDSOORTEN (inclusief bouwstoffen) | ||||
61 | ZAND, GRIND, PUIM, KLEI, SLAKKEN | ||||
611 | Industriezand | ||||
6110 | Vormzand, gieterijzand, glaszand, kleefzand, kwartszand, kwartsietzand, industriezand, niet nader gespecificeerd | A | |||
612 | Overig natuurlijk zand en grind | ||||
6120 | Grind, ook gebroken, zand, overig | A | |||
613 | Puimsteen, -zand en -grind | ||||
6131 | Puimsteen, puimsteenmeel | A | |||
6132 | Puimgrind, -zand | A | |||
614 | Leem, klei en kleihoudende aarde | ||||
6141 | Bentoniet, gezwollen klei, kleischalie, kaolien, leem, porseleinaarde, klei, vollersaarde, ruw en onverpakt, chamotte (vuurvast materiaal van gebakken leem), -breuk (silicabrokken, -breuk) | A | |||
6142 | Bentoniet, gezwollen klei, kleischalie, kaolien, leem, porseleinaarde, klei, vollersaarde, ruw en verpakt, chamotte, chamottepoeder | A | |||
615 | Slakken en assen niet voor metaalverwerking | ||||
6151 | Hoogovenas, afvalas, assen uit zinkovens (moffelresten), assen van brandstoffen, vliegas, ketelas, bodemas, niet nader gespecificeerd | X | X | S | |
6152 | IJzerslakken, hoogovenslakken, kolen-, cokesslakken, slakken, ijzerhoudend, mangaanhoudend, soldeerslakken, split (fijne steenslag) van hoogovenslakken, slakken van niet nader gespecificeerde brandstoffen | X | A | 18) | |
6153 | Hoogovenpuim | A | |||
6154 | Slakkenzand (hoogovenzand) | A | |||
6155 | Houtas, kolen-, cokesas (ook vliegas of ketelas daarvan) | X | A | 18) | |
6156 | Slakken uit lood- en koperovens, afvalslakken, slakken, niet nader gespecificeerd | X | X | S | |
62 | ZOUT, IJZERKIES, ZWAVEL | ||||
621 | Steenzout en ziederijzout | ||||
6210 | Natriumchloride (chloornatrium), gladheidsbestrijdingszout, geraffineerd zout, keukenzout, steenzout, zout voor vee, zout, ook gedenatureerd, niet nader gespecificeerd | A | |||
622 | IJzerkies, niet geroost | ||||
6220 | IJzerkies, niet geroost | A | |||
623 | Zwavel | ||||
6230 | Zwavel, ruw | A | |||
63 | OVERIGE STENEN, GRONDSOORTEN EN AANVERWANTE RUWE MATERIALEN | ||||
631 | Zwerfsteen, steenslag en andere kleingemaakte stenen | ||||
6311 | Veldstenen, zwerfstenen, lavaslakken, steenslag, stenen, steenblokken, ruw, uit steengroeven | A | |||
6312 | Mijnsteen, puingesteente, steenafval, -gruis, -meel, -zand, fijne steenslag, tot 32 mm doorsnede, lava steenslag, ruwe perliet | A | |||
6313 | Lavagrind | A | |||
632 | Marmer, graniet en ander natuurwerksteen, leisteen | ||||
6321 | Basaltblokken, -platen, marmerblokken, -platen, fonoliet (klinksteen), leisteenblokken, -platen, tufsteenmateriaal, quadersteen en overige stenen, ruw bewerkt, | A | |||
6322 | Fonolietgruis, -steenslag, gesmolten basalt, -breuk, -stenen, leisteen, gebrand, gemalen, verkleind, tot 32 mm doorsnede | A | |||
633 | Gipssteen en kalksteen | ||||
6331 | Dolomiet (calcium-magnesiumcarbonaat), duniet, kalkspaat, olivijn | A | |||
6332 | Dolomiet (calciummagnesiumcarbonaat), duniet, kalkspaat, olivijn, allen verkleind, gemalen, tot 32 mm doorsnede | A | |||
6333 | Gipssteen | A | |||
6334 | Gipssteen, verkleind, gemalen, tot 32 mm doorsnede | A | |||
6335 | Mestkalk, meststof, kalkhoudend, (fosfaatvrij), kalkresiduen, mergel | A | |||
634 | Krijt | ||||
6341 | Krijt, ruw (calciumcarbonaat, natuurlijk) | A | |||
6342 | Krijt, voor het mesten | A | |||
639 | Overige ruwe mineralen | ||||
6390 | Asbest, ruw (-aarde, -gesteente, -meel, -vezels, -generaat), asbestafval | X | X | S | |
6391 | Asfalt (asfaltite), asfaltaarde, -stenen, asfaltproducten voor wegenbouw | X | X | S | |
6392 | Bariet (bariumsulfaat), zwaarspaat, witheriet | A | |||
6393 | Borax, boormineralen, veldspaat, kristalspaat | X | B | ||
6394 | Bitteraarde, -spaat, magnesiet, ook gebrand, gesinterd, talkaarde (magnesium) | A | |||
6395 | Grondsoorten, niet verontreinigd slib, bijv. Zuiveringsslib van gemeentelijke zuiveringsinstallaties, afgegraven grond, brak water, tuinaarde, humus, infusorieënaarde, kiezelaarde, molerklei,,slik | X | A | 18) | |
6396 | Verontreinigd slib, bijv. Zuiveringsslib van industriële zuiveringsinstallaties bouwpuin, verontreinigde afgegraven grond, huisvuil, hoogovenpuin, afval | X | X | S | |
6397 | Wassteen | A | |||
6398 | Kalizout, niet voor bemesting, bijv. kainiet, carnalliet, kieseriet, sylviniet, montanal | A | |||
6399 | Overige ruwe mineralen, bijv. verfaarden, vulzout (natriumsulfaat), mica, kerniet,kryoliet, kwarts, kwartsiet, speksteen, steatiet, talksteen, tras, steenbrokken, steenbreuk,vloeispaat (fluoriet) | A | |||
64 | CEMENT EN KALK | ||||
641 | Cement | ||||
6411 | Cement | B | |||
6412 | Cementklinker | A | |||
642 | Kalk | ||||
6420 | Kalk, in brokken, ook gebrand, kalkhydraat, gebluste kalk | A | |||
65 | GIPS | ||||
650 | Gips | ||||
6501 | Gips, gebrand | A | |||
6502 | Gips, ruw, voor het mesten | A | |||
6503 | Gips uit rookgasontzwavelingsinrichtingen, overig industriegips | A | |||
69 | OVERIGE MINERALE BOUWSTOFFEN (uitgezonderd glas) | ||||
691 | Bouwstoffen en andere producten uit natuursteen, puim, gips, cement en dergelijke stoffen | ||||
6911 | Vezelcementproducten, bijv. bouwstenen en -delen, tegels, vaten, platen | A | |||
6912 | Beton- en cementproducten, kunststeenproducten, bijv. bouwstenen, bouwdelen, trottoirstenen, gerede bouwdelen, tegels, lichte bouwplaten, muurstenen, platen, drempels, stelwanden, werkstukken | A | |||
6913 | Puimproducten, bijv. bouwstenen, -delen | A | |||
6914 | Gipsproducten, bijv. bouwplaten, -stenen, -delen | A | |||
6915 | Minerale en plantaardige isoleermiddelen, bijv. bouwdelen uit schuimstoffen, isolatieplaten, vormstukken, stapelweefselvlies, matten en platen van vezelcement, glaszijde, glaswatten, glaswol, perliet, vermiculiet, warmtewerende massa | A | |||
6916 | Natuursteen (fabriekssteen), bewerkt en producten daarvan, bijv. trottoirstenen, mozaïekstenen, straatplaten, straatsteen, platen, stootstenen, sierstenen, werkstukken van steen | A | |||
6917 | Asfaltproducten | X | X | S | |
6918 | Houtgranietproducten, houtgranietmassa | B | |||
6919 | Producten uit andere minerale stoffen, slakkenwol | A | |||
692 | Grofkeramische en vuurvaste bouwstoffen | ||||
6921 | Dak- en muurbaksteen van gebrande klei, bijv. bakstenen, bouwstenen, dakpannen, holle bouwstenen, klinkerstenen, parementstenen | A | |||
6922 | Vuurvaste bouwdelen en stenen, keramische vloer- en wandplaten, bijv. vloer en muurtegels, platen, chamottecapsules, chamotteplaten, — stenen, -producten, silicaatstenen, greswaren | A | |||
6923 | Vuurvaste mortel en vormzand, bijv. vormstukken, gietzand, giethulpstoffen, mortelmengsels | A | |||
6924 | Stukken van vuurvaste keramische producten, chamotteblokken, — breuk | A | |||
6929 | Overige bouwkeramiek van gebrande klei, bijv. drainbuizen, kabeldekplaten, vloerplaten, -stenen | A | |||
7 | MESTSTOFFEN | ||||
71 | NATUURLIJKE MESTSTOFFEN | ||||
711 | Natuurlijk natronsalpeter | ||||
7110 | Natriumnitraat (natronsalpeter) | X | A | ||
712 | Ruwe fosfaten | ||||
7121 | Aluminiumcalciumfosfaat, calciumfosfaat, -superfosfaat | X | A | 11) | |
7122 | Apatiet, fosforiet, ruwe fosfaten, niet nader gespecificeerd | X | A | 11) | |
713 | Ruwe kalizouten en meststoffen van minerale oorsprong, niet nader gespecificeerd | ||||
7131 | Ruw kalizout, bijv. kainiet, carnalliet, kieseriet, sylviniet, meststoffen van minerale oorsprong, niet nader gespecificeerd | X | A | 11) | |
7132 | Magnesiumsulfaat | A | |||
719 | Natuurlijke niet-minerale meststoffen | ||||
7190 | Meststoffen van plantaardige en dierlijke oorsprong, bijv. guano, hoornafval, compost, -aarde, mest, stalmest | X | B | 11) | |
72 | CHEMISCHE MESTSTOFFEN | ||||
721 | Fosfaatslakken en Thomasmeel | ||||
7210 | Convertorkalk, convertorslakken, Martinslakken, fosfaatslakken, Siemens-Martinslakken, -meel, Thomasmeel, Thomasfosfaat, Thomasfosfaatmeel, Thomasslakken | X | B | 11) | |
722 | Andere fosfaatmeststoffen | ||||
7221 | Ammoniaksuperfosfaat, boorsuperfosfaat, superfosfaat, triplesuperfosfaat | X | A | 11) | |
7222 | Dicalciumfosfaat (fosforzure kalk) | X | A | 11) | |
7223 | Diammoniumfosfaat (diammonfosfaat) | X | A | 11) | |
7224 | Gloeifosfaat, mestfosfaten, fosfaatgloeimeststoffen, fosfaten, chemische, fosfaatmeststoffen, niet nader gespecificeerd | X | A | 11) | |
723 | Kalimeststoffen | ||||
7231 | Kaliumchloride (chloorkalium), kaliumsulfaat (zwavelzure kali) | B | |||
7232 | Kaliummagnesiumsulfaat (zwavelzuur kaliummagnesium), Korn-Kali | B | |||
724 | Stikstofhoudende meststoffen | ||||
7241 | Ammoniakgas | X | X | S | |
7242 | Ammoniumbicarbonaat, ammoniumchloride (salmiak, zoutzure ammoniak), ammoniumnitraat, ammoniumnitraatureumoplossing, ureum (urea), kalisalpeter, kaliumnitraat, kalkammonsalpeter, kalkstikstof, natronsalpeter, stikstofmagnesium, stikstofhoudende meststoffen, niet nader gespecificeerd | X | A | 11) | |
7243 | Ammoniumsulfaat (zwavelzure ammoniak), ammonsulfaatloog, ammonsulfaatsalpeter | X | A | 11) | |
729 | Mengmeststoffen en andere chemisch bereide meststoffen | ||||
7290 | Samengestelde minerale meststoffen en wel: NPK-meststoffen, NP-meststoffen, NK-meststoffen, PK-meststoffen, handelsmeststoffen, mengmeststoffen, niet nader gespecificeerd | X | A | 11) | |
8 | CHEMISCHE PRODUCTEN | ||||
81 | CHEMISCHE GRONDSTOFFEN (uitgezonderd aluminiumoxide en -hydroxide) | ||||
811 | Zwavelzuur | ||||
8110 | Zwavelzuur (oleum), afvalzwavelzuur | X | X | S | |
812 | Natriumhydroxide | ||||
8120 | Natriumhydroxide, vast, natronhydroxideloog, natronloog, sodaloog | A | |||
813 | Natriumcarbonaat | ||||
8130 | Natriumcarbonaat (koolzuurhoudend natrium), natron, soda | A | |||
814 | Calciumcarbide | ||||
8140 | Calciumcarbide (opgelet: bij contact met water gevaar voor explosie!) | X | X | S | |
819 | Overige chemische grondstoffen (uitgezonderd aluminiumoxide en -hydroxide) | ||||
8191 | Acrylonitril, aluin, aluminiumfluoride, ethyleenoxide, vloeibaar, bariumcarbonaat, bariumchloride (chloorbarium), bariumnitraat, bariumnitriet, bariumsulfaat, bariumsulfiet, benzeenkoolwaterstofderivaat (bijv. ethylbenzeen), loodglit, loodoxide, loodwit (loodcarbonaat), calciumhypochloride (chloorkalk), caprolactam, chloor, vloeibaar gemaakt (chloorloog), chloorbenzeen, chloorazijnzuur, chloorkoolwaterstof, niet nader gespecificeerd, chloormethylglycol, chloroform (trichloormethaan), chlorotheen, chloorparaffine, chroomaluin, chroomloog, chroomsulfaat, cumeen, cyanide (cyaanzout), dimethylether (methylether), dichloorethyleen, EDTA (ethyleendiaminetetra-azijnzuur), ETBE (ethyl-tertbutylether), fluorwaterstofzuur, glycolen, niet nader gespecificeerd, hexachloorethaan, hexamethylendiamine, kaliumchloraat, kaliumhypochlorietloog (kalibleekloog), kaliumsilicaat (waterglas), kalkstikstof (calciumcyanamide), kooldioxide (koolzuur), verdicht, vloeibaar gemaakt, cresol, mangaansulfaat, melamine, methylchloride (chloormethyl), methyleenchloride, monochloorbenzeen, MTBE (methyl-tertbutylether), natriumchloraat, natriumfluoride, natriumnitriet (salpeterzuurhoudend natrium), natriumnitrietloog, natriumsilicaat (waterglas), natriumsulfide (zwavelnatrium), natriumsulfiet (zwavelzuurhoudend natrium), natronbleekloog, NTA (nitrilotri-azijnzuur), perchloorethyleen, fenol, fosforzuur, naftaleenanhydride, retortengrafiet, roet, salpeterzuur, -afvalzuur, zoutzuur, -afvalzuur, zwavel, gereinigd, zwaveldioxide, zwavelige zuren, zwavelkoolstof, styreen, surfynol (TMDD = 2,4,7,9-tetramethyldec-5-in-4,7-diol), tallolie, tallolieproducten, terpentineolie, tetrachloorbenzeen, tetrachloorkoolstof, trichloorethyleen, trichloorbenzeen, trifenylfosfine, vinylchloride, wasgrondstoffen, zinkoxide, zinksulfaat | X | X | S | |
8192 | Aceton, adipinezuur, alcohol, puur (spiritus), aluminiumacetaat (azijnzuurhoudende kleiaarde), aluminiumformiaat (mierenzuurhoudende kleiaarde), aluminiumsulfaat (zwavelzuurhoudende kleiaarde), mierenzuur, ammoniakgas (ammonia), ammoniumchloride (salmiak), ammonsalpeter (ammoniumnitraat, salpeterzuurhoudende ammoniak), ammoniumfosfaat, ammoniumfosfaatoplossing, ethylacetaat, bijtende kali (kaliumhydroxide, kaliloog), brandewijn (spiritus), gedenatureerd, butanol, butylacetaat, calciumchloride (chloorcalcium), calciumformiaat (mierenzuurhoudende kalk), calciumnitraat (kalksalpeter), calciumfosfaat, calciumsulfaat (anhydriet, synthetisch), citroenzuur, ijzeroxide, ijzersulfaat, azijnzuur, azijnzuuranhydride, vetalcohol, glycolen (ethyleenglycol, butyleenglycol, propyleenglykol), glycerine, glycerineloog, glycerinewater, ureum, kunstmatig (carbamide), houtazijn, isopropylalcohol (isopropanol), kaliumcarbonaat (potas), kaliumnitraat, kaliumsulfaatloog, magnesiumcarbonaat, magnesiumsulfaat (bitterzout), methanol (houtgeest, methylalcohol), methylacetaat, natriumacetaat, (azijnzuurhoudend natrium), natriumbicarbonaat (dubbelkoolzuurhoudend natrium), natriumbisulfaat (dubbelzwavelhoudend natrium), natriumformiaat, natriumnitraat (natronsalpeter), natriumfosfaat, propylacetaat, titaandioxide (bijv. kunstrutiel) | X | A | ||
8193 | grafiet, grafietproducten, silicium, siliciumcarbide (carborundum) | A | |||
8199 | Overige chemische grondstoffen en mengsels, niet nader gespecificeerd | X | X | S | |
82 | ALUMINIUMOXIDE EN -HYDROXIDE | ||||
820 | Aluminiumoxide en -hydroxide | ||||
8201 | Aluminiumoxide | A | |||
8202 | Aluminiumhydroxide (aluminiumhydraat) | A | |||
83 | BENZEEN, TEREN EN DERGELIJKE DERIVATEN | ||||
831 | Benzeen | ||||
8310 | Benzeen | X | X | S | |
839 | Pek, teer, teeroliën en dergelijke derivaten | ||||
8391 | Nitrobenzeen, benzeenderivaten, niet nader gespecificeerd | X | X | S | |
8392 | Oliën en andere derivaten van steenkoolteer, bijv. antraceen, atraceenslib, decaline, naftaline, geraffineerd, tetraline, xyleen, solventnafta, tolueen, xylol (ortho-, meta- en para-xyleen, mengsels daarvan) | X | X | S | |
8393 | Pek en teerpek uit steenkool- en andere minerale teren, bijv. bruinkoolteerpek, houtteerpek, mineraalteerpek, petroleumpek, steenkoolteerpek, teerpek, turfpek, turfteerpek, creosoot | X | X | S | |
8394 | Pek- en teercokes van steenkool- en andere minerale teren, bijv. bruinkoolteercokes, steenkoolpekcokes, steenkoolteercokes, teercokes | X | X | S | |
8395 | Gasreinigingsstof | X | X | S | |
8396 | Steenkool-, bruinkool- en turfteer, houtteer, houtteerolie, bijv. impregneerolie, carboleum, kreosootolie, mineraalteer, naftaline, ruw | X | X | S | |
8399 | Overige derivaten, bijv. resten van zware olie van bruinkool- en steenkoolteer | X | X | S | |
84 | CELSTOF EN OUD PAPIER | ||||
841 | Houtslijpsel en celstof | ||||
8410 | Houtstof (houtslijpsel), houtcellulose, cellulose, -afval | X | A | ||
842 | Oud papier en papierafval | ||||
8420 | Oud papier, oud karton | X | A | ||
89 | ANDERE CHEMISCHE PRODUCTEN (inclusief zetmeel) | ||||
891 | Kunststoffen | ||||
8910 | Kunsthars, kunstharslijm, mengpolimeer van acrylonitraat, van butadieen, van styreen, polyester, polyvinylacetaat, polyvinylchloride | X | X | S | |
8911 | Kunststofafval, kunststofgrondstoffen, niet nader gespecificeerd | X | X | S | |
892 | Verf-, kleur- en looistoffen | ||||
8921 | Kleurstoffen, verven, lakken, bijv. ijzeroxide voor het aanmaken van verven, email, aardkleuren, bereid, lithopone, menie, zinkoxide | X | X | S | |
8922 | Stopverf, kit | X | X | S | |
8923 | Looistoffen, geconcentreerd, looistofextracten | X | X | S | |
893 | Farmaceutische producten, etherische oliën, reinigings- en lichaamsverzorgingsmiddelen | ||||
8930 | Apothekerproducten (geneesmiddelen), farmaceutische producten | X | X | S | |
8931 | Cosmetische producten, reinigingsmiddelen, zeep, wasmiddelen, waspoeder | X | A | ||
894 | Munitie en springstoffen | ||||
8940 | Munitie en springstoffen | X | X | S | |
896 | Andere chemische producten | ||||
8961 | Afval van kunstdraad, -vezels, -garens, van kunststoffen, ook geschuimd, ook thermoplastisch, niet nader gespecificeerd, afvalmengzuren van zwavel- en salpeterzuur, elektrodenkoolstofafval, -resten, koolstofbasisstof | X | X | S | |
8962 | Afval en residuen van de chemische industrie, van de glasindustrie, ijzeroxidehoudend, sulfietloog | X | X | S | |
8963 | Andere chemische grondstoffen, hardingsmiddelen voor ijzer, voor staal, ontkalkingsmiddel voor de lederbereiding, hardingsmengsels voor kunststoffen, kabelwas, lijm, oplosmiddel, plantbeschermingsmiddelen, niet nader gespecificeerd, radioactieve stoffen, niet nader gespecificeerd, weekmakermengsels voor kunststoffen | X | X | S | |
8969 | Chemicaliën, chemische producten, niet nader gespecificeerd | X | X | S | |
9 | VOERTUIGEN, MACHINES, ANDERE HALF- EN EINDPRODUCTEN, BIJZONDERE TRANSPORTGOEDEREN | 12) | |||
91 | VOER- EN VAARTUIGEN | 12) | |||
92 | LANDBOUWMACHINES | 12) | |||
93 | ELEKTROTECHNISCHE PRODUCTEN, ANDERE MACHINES | ||||
931 | Elektrotechnische producten | 12) | |||
9314 | Elektroafval (elektronicaschroot) | X | X | S | |
939 | Andere machines, niet nader gespecificeerd (inclusief voertuigmotoren) | 12) | |||
94 | METAALPRODUCTEN | 12) | |||
95 | GLAS, GLASPRODUCTEN, KERAMISCHE EN ANDERE MINERALE PRODUCTEN | 12) | |||
9512 | Glas, gemalen, glasafval, -breuk, -scherven | A | |||
96 | LEDER, LEDERWAREN, TEXTIEL, BEKLEDING | 12) | |||
961 | Leder, bewerkte huiden, lederwaren | ||||
9610 | Pelzen, huiden, leder, bontwerk | X | A | ||
962 | Garens, weefsel en aanverwante artikelen | ||||
9620 | Chemiedraden, -garens, draden en garens van plantaardige spinstoffen van dierenharen, van wol, vilt, -waren, weefsels en stoffen, jute zakken dekzeilen, touwwerk, tapijten, watten | X | A | ||
963 | Kleding, schoenen, reisartikelen | ||||
9630 | Kleding, lederwaren, pelswaren, textiel | X | A | ||
97 | ANDERE HALF- EN EINDPRODUCTEN | 12) | |||
972 | Papier en karton | ||||
9721 | Bitumenvilt, -papier, -karton, dakvilt, viltkarton, teervilt, -papier teerkarton | X | X | S | |
9722 | Karton, behangpapier, perkamentpapier, golfkarton, celstofwatte (papierwatten) | X | A | ||
9723 | Kaftpapier, (in)pakpapier, papier in rollen, krantenpapier | X | A | ||
973 | Papier- en kartonproducten | ||||
9730 | Papier- en kartonproducten | X | A | ||
99 | BIJZONDERE TRANSPORTGOEDEREN (inclusief groepage- en stukgoed) | 12) | |||
9999 | Goederen, niet nader gespecificeerd | X | X | S | 12) |
Aanhangsel IIIA. Ontgassingsstandaarden
A. Algemene bepalingen
1
De dampen van de goederen vermeld in Tabellen I tot en met III van dit Aanhangsel mogen niet in de atmosfeer uitgestoten worden, tenzij aan de voorwaarden betreffende de AVFL-waarden1) in onderstaande tabellen voldaan is. De dampen van deze goederen moeten worden ontgast, tenzij anders wordt bepaald in artikel 7.04 of dit Aanhangsel.
2
Het ontgassen moet plaatsvinden bij een ontvangstinrichting die is toegelaten krachtens de nationale bepalingen.
3
De dampen van alle goederen die niet in de onderstaande tabellen van de ontgassingsstandaarden voorkomen, mogen worden geventileerd.
4
Het ventileren is niet toegestaan:
- a)
bij sluizen, met inbegrip van hun voorhavens, onder bruggen of in dichtbevolkte gebieden,
- b)
in gebieden met een overeenkomstige bescherming door nationale voorschriften.
5
De procedure inzake het ontgassen of ventileren moet worden onderbroken tijdens onweer en indien ten gevolge van ongunstige windomstandigheden gerekend moet worden met de aanwezigheid van gevaarlijke dampen buiten de zone van de lading, vóór de woonruimte, het stuurhuis of de bedrijfsruimten. De kritieke toestand is bereikt zodra door meting met draagbare meetapparatuur een dampconcentratie van meer dan 20% van de onderste explosiegrens (LEL) in deze zones is aangetoond.
6
Het ontgassen mag alleen door gekwalificeerde personen worden uitgevoerd. Dit betreft tevens de vereiste werkzaamheden aan boord van het schip2).
B. Toelaatbare waarde voor vrij ventileren (AVFL)
1
De toelaatbare waarde voor vrij ventileren (AVFL) van een ladingtank is gedefinieerd als de dampconcentratie in de ladingtank waaronder het vrijkomen van de dampen in de atmosfeer toelaatbaar is3).
2
De dampconcentratie wordt overeenkomstig de in het ADN voorziene methoden, meettechnieken en meetapparatuur gemeten op een representatief punt in de leiding die loopt van de ladingtank naar de ontvangstinrichting voor dampen of op de punten in de ladingtank die door de deskundige4) als geëigend worden beschouwd. De meting vindt plaats bij standaardomstandigheden en wordt na 30 minuten herhaald. In de losverklaring wordt onder nummer 21 bevestigd dat de aldus gemeten waarde onder de grenswaarde lag.
C. Vervoer waarbij een ontgassing van de ladingtanks na het lossen niet noodzakelijk is
1
Transporten van goederen die in schepen van het type N-open of N-open met vlamkerende inrichtingen mogen worden vervoerd. Dit geldt ook voor goederen die in de navolgende tabellen genoemd worden.
2
Eenheidstransporten.
3
Transporten met verenigbare vervolglading overeenkomstig artikel 7.04, derde lid, onderdelen b en c.
4
Transporten van goederen met een dampdruk van minder dan 5 kPa bij 20 °C.
D. Betekenis van de kolommen in de onderstaande Tabellen I tot en met III
1
‘UN-nummer’: nummer bestaande uit vier cijfers dat goederen of voorwerpen identificeert overeenkomstig de UN-modelvoorschriften.
2
‘Goederennaam’: omschrijving van de vervoerde lading.
3
‘AVFL’: waarde van de concentratie van de dampen in de ladingtank (in vol.-%) waaronder vrij ventileren is toegestaan.
4
‘Opmerkingen’: aanvullingen inzake de behandeling van bepaalde goederen.
1 | 2 | 3 | 4 |
---|---|---|---|
UN-NUMMER | Goederennaam | AVFL (vol.- %) | Opmerkingen |
UN 1114 | Benzeen | 0.12 | 1) |
UN 1203 | Benzine of motorbrandstof | 0.14 | 2) |
UN 1268 | Aardoliedestillaten, aardolieproducten, N.E.G.1) | - | 3) |
UN 3475 | Ethanol en benzine, mengsel van ethanol en motorbrandstof, mengsel met meer dan 10% ethanol | 0.14 | 2) |
1) De AVFL wordt gelijkgesteld aan die van benzeen.
2) De AVFL wordt gelijkgesteld aan die van benzine.
3) De AVFL (gelijk aan 10% van de onderste explosiegrens) moet worden meegedeeld door de verlader aangezien de LEL afhankelijk is van de samenstelling van het mengsel.
1 | 2 | 3 | 4 |
---|---|---|---|
UN-NUMMER | Goederennaam | AVFL | Opmerkingen |
UN 1267 | Ruwe aardolie (met meer dan 10% benzeen) | 0.12 | 1) |
UN 1993 | Ontvlambare vloeistof, N.E.G met meer dan 10% benzeen | 0.12 | 1) |
UN 3295 | Koolwaterstoffen, vloeibaar, N.E.G., met meer dan 10% benzeen | 0.12 | 1) |
1) De AVFL wordt gelijkgesteld aan die van benzeen.
1 | 2 | 3 | 4 |
---|---|---|---|
UN-NUMMER | Goederennaam | AVFL | Opmerkingen |
UN 1090 | Aceton | 0.26 | |
UN 1145 | Cyclohexaan | 0.10 | |
UN 1170 | oplossing), waterige oplossing met meer dan 70 volumeprocent alcohol | 0.31 | |
UN 1179 | Ethyl-tert-butylether | 0.16 | |
UN 1216 | Isooctenen | 0.08 | |
UN 1230 | Methanol | 0.60 | |
UN 1267 | Ruwe aardolie (met minder dan 10% benzeen) | 0.12 | 1) |
UN 1993 | Ontvlambare vloeistof, N.E.G., met minder dan 10% benzeen | - | 3) |
UN 2398 | Methyl-tert-butylether | 0.16 | |
UN 3257 | Verwarmde vloeistof, N.E.G., bij een temperatuur gelijk aan of hoger dan 100 °C en lager dan haar vlampunt (met inbegrip van gesmolten metaal, gesmolten zout, enz.) | - | 3) |
UN 3295 | Koolwaterstoffen, vloeibaar, N.E.G., met minder dan 10% benzeen | - | 3) |
9001 | Stoffen met een vlampunt van meer dan 60 °C, die binnen een grenswaarde van 15 K onder het vlampunt verwarmd of stoffen met vp > 60 °C, binnen minder dan 15 K onder het vp, ter vervoer worden aangeboden of vervoerd worden | - | 3), 4) |
9003 | Stoffen met een vlampunt van meer dan 60 °C en ten hoogste 100 °C of stoffen met 60 °C < vp ≤ 100 °C, die niet in andere klassen of in klasse 9 ingedeeld kunnen worden | - | 3), 4) |
1) De AVFL wordt gelijkgesteld aan die van benzeen.
3) De AVFL (gelijk aan 10% van de onderste explosiegrens) moet worden meegedeeld door de verlader aangezien de LEL afhankelijk is van de samenstelling van het mengsel.
4) Aanwijzing: 9001 en 9003 zijn geen UN-nummers overeenkomstig de modelvoorschriften. Het zijn zogenaamde stofnummers, die uitsluitend met het oog op het ADN en de tankvaart werden ingevoerd.
Aanhangsel IV.
behorende bij de Uitvoeringsregeling
Modellen (Uitgave 2017)
Losverklaring | Losverklaring (Drogeladingvaart) |
□ Alleen aankruisen wat van toepassing is |
Deel 1: Verklaring ladingontvanger / overslaginstallatie | ||
A | Naam/onderneming: | adres: |
1. | Wij hebben van het schip | … | … | … | |
(Naam) | (ENI) | (Laadruim nr.) | |||
2. | … | □ t / □ m3 | …gelost. | ||
(Hoeveelheid) | (Goederensoort en -nummer volgens Aanhangsel III van de Uitvoeringsregeling) | ||||
3. | Aangemeld op: (Datum) … (Tijdstip)… | 4. Begin van het lossen: (Datum)… (Tijdstip)… | |||
5. | Einde van het lossen: (Datum) … (Tijdstip) … |
B | Eenheidstransporten | ||
6. | Het schip | ||
a)(*1) | □ | voert eenheidstransporten uit — art. 7.04, (3) a) | |
b) | □ | vervoert als volgende lading verenigbare lading — art. 7.04, (3) b) | |
c) | □ | wordt niet gewassen in afwachting van beslissing over de verenigbaarheid van de volgende lading — art. 7.04, (3) c) | |
C | Reiniging van het schip | ||
7. | De laadruimen nr… zijn | ||
a) | □ | bezemschoon opgeleverd (standaard A volgens Aanhangsel III van Bijlage 2); | |
b) | □ | vacuümschoon opgeleverd (standaard B volgens Aanhangsel III van Bijlage 2); | |
c) | □ | wasschoon opgeleverd. | |
D | Overname overslagresten / restlading | ||
8. | a) | □ | overslagresten overgenomen; |
b) | □ | restlading laadruimen nr… overgenomen. | |
E | Waswater (met inbegrip van ballast- en regenwater) | ||
9. | Het waswater (met inbegrip van ballast- en regenwater) uit de aangegeven laadruimen, in de volgende· hoeveelheid: … □ m3 / □ l | ||
a) | □ | kan in het oppervlaktewater worden geloosd op voorwaarde dat aan de bepalingen van Aanhangsel III van de Uitvoeringsregeling wordt voldaan; | |
b) | □ | is overgenomen | |
c)(*1) | □ | moet bij de ontvangstinrichting…(naam/onderneming) afgegeven worden, die door ons daartoe is aangewezen; | |
d)(*1) | □ | moet volgens de vervoersovereenkomst worden afgegeven. | |
F | Slops | ||
10. | (*1)□ | slops zijn overgenomen, hoeveelheid: …□ l / □ kg | |
G | Ondertekening door ladingontvanger / overslaginstallatie |
… | … | … | |
(Plaats) | (Datum, tijdstip) | (Stempel/naam in blokletters en ondertekening) |
Deel 2: Verklaring van de schipper | |||
11. | Het waswater (met inbegrip van ballast- en regenwater) is opgeslagen in de: | ||
a) | □ | resttank/waswatertank; hoeveelheid: … □ m3 / □ l | |
b)(*1) | □ | laadruim; hoeveelheid: … □ m3 / □ l | |
c) | □ | andere houder voor restproducten, namelijk: … hoeveelheid: … □ m3 / □ l | |
12. | □ | De vermeldingen onder de nummers 1 tot en met 10 worden bevestigd. | |
13. | □ | De vervolglading is verenigbaar zodat er niet gewassen wordt — art. 7.04, (3) c) | |
14. | Opmerkingen: … |
15. | … | … | … |
(Plaats) | (Datum) | (Naam schipper in blokletters en ondertekening) |
Deel 3: Verklaring Ontvangstinrichting voor het waswater(slechts noodzakelijk indien nr. 9 c) of 9 d) werden aangekruist) | |
Naam/firma … | adres… |
Bevestiging van afgifte | |||
16. | □ De afgifte van waswater (met inbegrip van ballast- en regenwater) overeenkomstig de bij nummer 9 vermelde hoeveelheden en code (*2) … wordt bevestigd. Waswater hoeveelheid: …□ m3 / □ l | ||
17. | Opmerkingen: … | ||
18. | … | … | … |
(Plaats) | (Datum) | (Stempel/naam in blokletters en ondertekening) |
Bijlage bij de losverklaring drogeladingvaart |
Aanwijzingen om de losverklaring in te vullen |
Opmerking bij nummer 6 a): In dat geval hoeven de nummers 7 — 9 niet ingevuld te worden. |
Opmerking bij nummer 9: Indien 9 c) of 9 d) is aangekruist, dan dienen ook de punten 11 en 16 t/m 18 te worden ingevuld. Bij toepassing van artikel 7.04, derde lid, letter c, ‘Onzekerheid over verenigbare volgende lading’, vervalt de vermelding van de hoeveelheid. |
Opmerking bij nummer 10: De ladingontvanger / overslagplaats kan slops aannemen, maar is daar niet toe verplicht. |
Opmerking bij nummer 11 b): Indien in het laadruim een goederenaard werd vervoerd waarvoor krachtens Aanhangsel III een speciale behandeling volgens S is voorzien, moet het waswater bij de ladingontvanger / de overslaginstallatie of bij een ontvangstinrichting voor waswater worden afgegeven. |
2017 | Losverklaring (Tankvaart) |
□ Alleen aankruisen wat van toepassing is |
Deel 1: Verklaring ladingontvanger / overslaginstallatie | ||
A | Naam/onderneming: | adres: |
1. | Wij hebben van het schip | … | … | … | |
(Naam) | (ENI) | (Ladingtank nr.) | |||
2. | … | □ t / □ m3 | … gelost. | ||
(Hoeveelheid) | (Goederensoort en -nummer volgens Aanhangsel III en UN-nummer volgens Aanhangsel IIIa van de Uitvoeringsregeling) AVFL-waarde variabel: ... volgens opgave van verlader | ||||
3. | Aangemeld op: (Datum) … (Tijdstip)… | 4. Begin van het lossen: (Datum) … (Tijdstip)… | |||
5. | Einde van het lossen: (Datum) … (Tijdstip)… |
B | Eenheidstransporten | ||
6. | Het schip | ||
a)(*1) | □ | voert eenheidstransporten uit — art. 7.04, (3) a); | |
b) | □ | vervoert als volgende lading verenigbare lading — art. 7.04, (3) b); | |
c) | □ | wordt in afwachting van beslissing over de verenigbaarheid van de volgende lading volgens art. 7.04, (3) c) □ niet gewassen □ niet ontgast. | |
C | Reiniging van het schip | ||
7. | De ladingtanks nr… zijn | ||
a) | □ | nagelensd opgeleverd (losstandaard A volgens Aanhangsel III van de Uitvoeringsregeling); | |
b) | □ | wasschoon opgeleverd; | |
c) | □ | ontgast opgeleverd. | |
D | Overname overslagresten / restlading | ||
8. | a)(*1) | □ | overslagresten overgenomen; |
b) | □ | restlading ladingtanks nr… overgenomen. | |
E | Waswater (met inbegrip van ballast- en regenwater) | ||
9. | Het waswater (met inbegrip van ballast- en regenwater) uit de aangegeven ladingtanks, in de volgende hoeveelheid: …□ m3 / □ l | ||
a) | □ | kan in het oppervlaktewater worden geloosd op voorwaarde dat aan de bepalingen van Aanhangsel III van de Uitvoeringsregeling wordt voldaan; | |
b) | □ | is overgenomen | |
c)(*1) | □ | moet bij de ontvangstinrichting…(naam/onderneming) afgegeven worden, die door ons daartoe is aangewezen; | |
d)(*1) | □ | moet volgens de vervoersovereenkomst worden afgegeven. | |
F | Slops | ||
10. | (*1)□ | slops zijn overgenomen, hoeveelheid: …□ l / □ kg | |
G | Ontgassing | ||
11 | De ontgassing | ||
a) | □ | is door ons uitgevoerd | |
b) | □ | moet bij de ontvangstinrichting ... (naam/onderneming) worden uitgevoerd, die door ons daartoe is aangewezen; | |
c) | □ | moet volgens de vervoersovereenkomst worden uitgevoerd. | |
H | Ondertekening door ladingontvanger / overslaginstallatie |
… | … | … | |
(Plaats) | (Datum, tijdstip) | (Stempel/naam in blokletters en ondertekening) |
Deel 2: Verklaring van de schipper | |||
12. | Het waswater (met inbegrip van ballast- en regenwater) is opgeslagen in de: | ||
a) | □ | resttank/waswatertank; hoeveelheid: … □ m3 / □ l | |
b) | □ | IBC; hoeveelheid: … □ m3 / □ l | |
c)(*1) | □ | ladingtank; hoeveelheid: … □ m3 / □ l | |
d) | □ | andere houder voor restproducten, namelijk: … hoeveelheid: … □ m3 / □ l | |
13 | □ | Uitstoot van dampen in de atmosfeer vanwege een onvoorzien verblijf op een scheepswerf of een onvoorziene reparatie ter plekke door een scheepswerf of een andere gespecialiseerde onderneming (artikel 6.01, vierde lid). Een bevestiging van de werf of de andere gespecialiseerde onderneming is vereist. | |
14. | □ | De vermeldingen onder de nummers 1 tot en met 11 worden bevestigd. | |
15. | □ | De vervolglading is verenigbaar zodat er niet gewassen of ontgast wordt — art. 7.04, (3) c). | |
16. | Opmerkingen: … |
17. | … | … |
(Datum) | (Naam schipper in blokletters en ondertekening) |
Deel 3: Verklaring Ontvangstinrichting voor het waswater(slechts noodzakelijk indien nr. 9 c) of 9 d) werden aangekruist) | ||
Naam/firma: …adres:… | ||
Bevestiging van afgifte | ||
18. | □ | De afgifte van waswater (met inbegrip van ballast- en regenwater) overeenkomstig de bij nummer 9 vermelde hoeveelheden en code (*2) … wordt bevestigd. Waswater hoeveelheid: m3 / □ l |
19. | Opmerkingen: … |
20. | … | … | … |
(Plaats) | (Datum) | (Stempel/naam in blokletters en ondertekening) |
Deel 4: Verklaring van de ontvangstinrichting voor dampen(slechts noodzakelijk indien nr. 11 b) of 11 c) werden aangekruist | ||||
Naam/onderneming ... adres ... | ||||
Bevestiging van de afgifte | ||||
21. | □ De ontgassing is volgens de losstandaarden van Aanhangsel IIIa van de Uitvoeringsverordening uitgevoerd. De gemeten dampconcentratie lag onder de grenswaarde (AVFL). | |||
22. | Opmerkingen: ... | |||
23. | ... (Plaats) | ... (Datum) | ... (Stempel/naam in blokletters en ondertekening) |
Bijlage bij de losverklaring tankvaart |
Aanwijzingen om de losverklaring in te vullen |
Opmerking bij nummer 6 a): In dat geval hoeven de nummers 7 — 9 niet ingevuld te worden. |
Opmerking bij nummer 8: 8 a) omvat onder andere de overslagresten die in lekbakken worden opgevangen. |
Opmerking bij nummer 9: Indien 9 c) of 9 d) is aangekruist, dan dienen ook de punten 11 en 16 t/m 18 te worden ingevuld. Bij toepassing van artikel 7.04, derde lid, letter c, ‘Onzekerheid over verenigbare volgende lading’, vervalt de vermelding van de hoeveelheid. |
Opmerking bij nummer 10: De ladingontvanger / overslagplaats kan slops aannemen, maar is daar niet toe verplicht. |
Opmerking bij nummer 11: indien 11 a) of 11b) is aangekruist, dan dienen ook de nummers 13 tot en met 16 en 21 tot en met 23 te worden ingevuld. |
Opmerking bij nummer 12 c): Indien in de ladingtank een goederenaard werd vervoerd waarvoor volgens Aanhangsel III een speciale behandeling volgens S voorzien is, moet het waswater bij de ladingontvanger / de overslaginstallatie of bij een ontvangstinrichting voor waswater worden afgegeven. |
Aanhangsel V. (Versie 2010)
behorende bij de Uitvoeringsregeling
Grens- en controlewaarden voor zuiveringsinstallaties aan boord van passagiersschepen
1
Boordzuiveringsinstallaties moeten bij de typekeuring aan de volgende grenswaarden voldoen:
Tabel 1: Grenswaarden bij de afvoer van boordzuiveringsinstallatie (testinstallatie) waar tijdens de typekeuring aan moet worden voldaan
Parameter | Zuurstofconcentratie | Bemonstering | |
---|---|---|---|
Fase I | Fase II vanaf 1.1.2011 | ||
Biochemische zuurstofbehoefde (BZB5) | 25 mg/l | 20 mg/l | 24u-mengmonster, gehomogeniseerd |
ISO 5815-1 en 5815-2 (2003)1) | 40 mg/l | 25 mg/l | Steekproef, gehomogeniseerd |
Chemische zuurstofbehoefte (CZB)2) | 125 mg/l | 100 mg/l | 24u-mengmonster, gehomogeniseerd |
ISO 6060 (1989)1) | 180 mg/l | 125 mg/l | Steekproef, gehomogeniseerd |
Totaal organisch gebonden koolstof (TOC) | --- | 35 mg/l | 24u-mengmonster, gehomogeniseerd |
EN 1484 (1997)1) | --- | 45 mg/l | Steekproef, gehomogeniseerd |
2
Bij gebruik moet aan de volgende controlewaarden worden voldaan:
Tabel 2: Grenswaarden bij de afvoer van de boordzuiveringsinstallatie tijdens gebruik aan boord van passagiersschepen
Parameter | Zuurstofconcentratie | Bemonstering | |
---|---|---|---|
Fase I | Fase II vanaf 1.1.2011 | ||
Biochemische zuurstofbehoefte (BZB5) ISO 5815-1 en 5815-2 (2003)1) | 40 mg/l | 25 mg/l | Steekproef, gehomogeniseerd |
Chemische zuurstofbehoefte (CZB)2) | 180 mg/l | 125 mg/l | Steekproef, gehomogeniseerd |
ISO 6060 (1989)1) | --- | 150 mg/l | Steekproef |
Totaal organisch gebonden koolstof (TOC) EN 1484 (1997)1) | --- | 45 mg/l | Steekproef, gehomogeniseerd |
De steekproef moet aan de desbetreffende waarde voldoen. De bevoegde instanties moeten met onregelmatige tussenpozen steekproeven nemen.
3
Procedés die gebruikmaken van chloorhoudende stoffen zijn niet toegestaan.
Het is evenmin toegelaten, het huishoudelijk afvalwater te verdunnen om de specifieke belasting te verminderen en daardoor lozing mogelijk te maken.
Voetnoten
Richtlijn (EU) 2019/883 van het Europees Parlement en de Raad van 17 april 2019 inzake havenontvangstinrichtingen voor de afvalafgifte van schepen, tot wijziging van Richtlijn 2010/65/EU en tot intrekking van Richtlijn 2000/59/EG (PB L 151 van 7.6.2019, blz. 116–142)
Verordening (EU) Nr. 910/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 23 juli 2014 betreffende elektronische iden-tificatie en vertrouwensdiensten voor elektronische transacties in de interne markt en tot intrekking van Richtlijn 1999/93/EG
Richtlijn (EU) 2016/1629 van het Europees Parlement en de Raad van 14 september 2016 tot vaststelling van de techni-sche voorschriften voor binnenschepen, tot wijziging van Richtlijn 2009/100/EG en tot intrekking van Richtlijn 2006/87/EG.
Mits uit een evaluatie uitgevoerd vanaf de in onderdeel a vermelde datum kan worden geconcludeerd dat dit geen problemen oplevert. In het tegengestelde geval geldt het verbod na een periode van vier jaar na de in onderdeel a vermelde datum.
Aanwijzing met betrekking tot de toepassing van de losstandaarden: tot het waswater hoort ook het regen- of ballastwater dat uit het laadruim of de ladingtank afkomstig is (zie de definitie in artikel 5.01, onderdeel l).
Aanwijzing met betrekking tot de toepassing van de losstandaarden: tot het waswater hoort ook het regen- of ballastwater dat uit het laadruim of de ladingtank afkomstig is (zie de definitie in artikel 5.01, onderdeel l).
Gegarandeerd onbehandeld
Gegarandeerd onbehandeld
voor gebeitst zaad: S
Bij meel: B
Bij meel: B
Bij afval: S
Als alternatief is voor het geval dat van een reiniging in samenhang met de vereiste losstandaard afgezien moet worden, ook sproeien over opslag op de wal mogelijk.
Als alternatief is voor het geval dat van een reiniging in samenhang met de vereiste losstandaard afgezien moet worden, ook sproeien over opslag op de wal mogelijk.
Als alternatief is voor het geval dat van een reiniging in samenhang met de vereiste losstandaard afgezien moet worden, ook sproeien over opslag op de wal mogelijk.
Als alternatief is voor het geval dat van een reiniging in samenhang met de vereiste losstandaard afgezien moet worden, ook sproeien over opslag op de wal mogelijk.
Als alternatief is voor het geval dat van een reiniging in samenhang met de vereiste losstandaard afgezien moet worden, ook sproeien over opslag op de wal mogelijk.
Als alternatief is voor het geval dat van een reiniging in samenhang met de vereiste losstandaard afgezien moet worden, ook sproeien over opslag op de wal mogelijk.
Als alternatief is voor het geval dat van een reiniging in samenhang met de vereiste losstandaard afgezien moet worden, ook sproeien over opslag op de wal mogelijk.
Als alternatief bij ‘S’ is sproeien over opslag op de wal mogelijk voor zover nationale bepalingen dit niet verbieden. Indien nationale bepalingen het sproeien over opslag op de wal verbieden, moet het waswater worden vervoerd naar een installatie voor het veilig verwijderen van afvalwater.
S: voor in water oplosbare metaalzouten verplicht; sluit sproeien over opslag op de wal uit.
Als alternatief is voor het geval dat van een reiniging in samenhang met de vereiste losstandaard afgezien moet worden, ook sproeien over opslag op de wal mogelijk.
Als alternatief bij ‘S’ is sproeien over opslag op de wal mogelijk voor zover nationale bepalingen dit niet verbieden. Indien nationale bepalingen het sproeien over opslag op de wal verbieden, moet het waswater worden vervoerd naar een installatie voor het veilig verwijderen van afvalwater.
S: voor in water oplosbare metaalzouten verplicht; sluit sproeien over opslag op de wal uit.
S: voor in water oplosbare metaalzouten verplicht; sluit sproeien over opslag op de wal uit.
Wanneer afval en schroot: A, overig B.
S: voor in water oplosbare metaalzouten verplicht; sluit sproeien over opslag op de wal uit.
Wanneer afval en schroot: A, overig B.
S: voor in water oplosbare metaalzouten verplicht; sluit sproeien over opslag op de wal uit.
Als alternatief bij ‘S’ is sproeien over opslag op de wal mogelijk voor zover nationale bepalingen dit niet verbieden. Indien nationale bepalingen het sproeien over opslag op de wal verbieden, moet het waswater worden vervoerd naar een installatie voor het veilig verwijderen van afvalwater.
S: voor in water oplosbare metaalzouten verplicht; sluit sproeien over opslag op de wal uit.
Als alternatief bij ‘S’ is sproeien over opslag op de wal mogelijk voor zover nationale bepalingen dit niet verbieden. Indien nationale bepalingen het sproeien over opslag op de wal verbieden, moet het waswater worden vervoerd naar een installatie voor het veilig verwijderen van afvalwater.
S: voor in water oplosbare metaalzouten verplicht; sluit sproeien over opslag op de wal uit.
Als alternatief bij ‘S’ is sproeien over opslag op de wal mogelijk voor zover nationale bepalingen dit niet verbieden. Indien nationale bepalingen het sproeien over opslag op de wal verbieden, moet het waswater worden vervoerd naar een installatie voor het veilig verwijderen van afvalwater.
S: voor in water oplosbare metaalzouten verplicht; sluit sproeien over opslag op de wal uit.
Als alternatief is voor het geval dat van een reiniging in samenhang met de vereiste losstandaard afgezien moet worden, ook sproeien over opslag op de wal mogelijk.
Als alternatief is voor het geval dat van een reiniging in samenhang met de vereiste losstandaard afgezien moet worden, ook sproeien over opslag op de wal mogelijk.
Als alternatief bij ‘S’ is sproeien over opslag op de wal mogelijk voor zover nationale bepalingen dit niet verbieden. Indien nationale bepalingen het sproeien over opslag op de wal verbieden, moet het waswater worden vervoerd naar een installatie voor het veilig verwijderen van afvalwater.
S: voor in water oplosbare metaalzouten verplicht; sluit sproeien over opslag op de wal uit.
Als alternatief is voor het geval dat van een reiniging in samenhang met de vereiste losstandaard afgezien moet worden, ook sproeien over opslag op de wal mogelijk.
Als alternatief bij ‘S’ is sproeien over opslag op de wal mogelijk voor zover nationale bepalingen dit niet verbieden. Indien nationale bepalingen het sproeien over opslag op de wal verbieden, moet het waswater worden vervoerd naar een installatie voor het veilig verwijderen van afvalwater.
Als alternatief is voor het geval dat van een reiniging in samenhang met de vereiste losstandaard afgezien moet worden, ook sproeien over opslag op de wal mogelijk.
Als alternatief is voor het geval dat van een reiniging in samenhang met de vereiste losstandaard afgezien moet worden, ook sproeien over opslag op de wal mogelijk.
Als alternatief is voor het geval dat van een reiniging in samenhang met de vereiste losstandaard afgezien moet worden, ook sproeien over opslag op de wal mogelijk.
Als alternatief is voor het geval dat van een reiniging in samenhang met de vereiste losstandaard afgezien moet worden, ook sproeien over opslag op de wal mogelijk.
Als alternatief is voor het geval dat van een reiniging in samenhang met de vereiste losstandaard afgezien moet worden, ook sproeien over opslag op de wal mogelijk.
Indien met minerale olie besmeurd: S
Indien met minerale olie besmeurd: S
Indien met minerale olie besmeurd: S
Indien met minerale olie besmeurd: S
Indien met minerale olie besmeurd: S
Indien met minerale olie besmeurd: S
Indien met minerale olie besmeurd: S
Indien met minerale olie besmeurd: S
Indien met minerale olie besmeurd: S
Indien met minerale olie besmeurd: S
Indien met minerale olie besmeurd: S
Indien met minerale olie besmeurd: S
Indien met minerale olie besmeurd: S
Indien met minerale olie besmeurd: S
Indien met minerale olie besmeurd: S
Indien met minerale olie besmeurd: S
Indien met minerale olie besmeurd: S
Indien met minerale olie besmeurd: S
Indien met minerale olie besmeurd: S
Indien met minerale olie besmeurd: S
Indien met minerale olie besmeurd: S
Indien met minerale olie besmeurd: S
Indien met minerale olie besmeurd: S
Indien met minerale olie besmeurd: S
Indien met minerale olie besmeurd: S
Indien met minerale olie besmeurd: S
Indien met minerale olie besmeurd: S
Indien met minerale olie besmeurd: S
Indien met minerale olie besmeurd: S
Indien met minerale olie besmeurd: S
Indien met minerale olie besmeurd: S
Indien met minerale olie besmeurd: S
Indien met minerale olie besmeurd: S
Indien met minerale olie besmeurd: S
Indien met minerale olie besmeurd: S
Als alternatief is voor het geval dat van een reiniging in samenhang met de vereiste losstandaard afgezien moet worden, ook sproeien over opslag op de wal mogelijk.
Als alternatief is voor het geval dat van een reiniging in samenhang met de vereiste losstandaard afgezien moet worden, ook sproeien over opslag op de wal mogelijk.
Als alternatief is voor het geval dat van een reiniging in samenhang met de vereiste losstandaard afgezien moet worden, ook sproeien over opslag op de wal mogelijk.
Alternatief voor lozen op het riool: verspreiding van het waswater op landbouwgrond in overeenstemming met de nationale wettelijke regelingen.
Alternatief voor lozen op het riool: verspreiding van het waswater op landbouwgrond in overeenstemming met de nationale wettelijke regelingen.
Alternatief voor lozen op het riool: verspreiding van het waswater op landbouwgrond in overeenstemming met de nationale wettelijke regelingen.
Alternatief voor lozen op het riool: verspreiding van het waswater op landbouwgrond in overeenstemming met de nationale wettelijke regelingen.
Alternatief voor lozen op het riool: verspreiding van het waswater op landbouwgrond in overeenstemming met de nationale wettelijke regelingen.
Alternatief voor lozen op het riool: verspreiding van het waswater op landbouwgrond in overeenstemming met de nationale wettelijke regelingen.
Alternatief voor lozen op het riool: verspreiding van het waswater op landbouwgrond in overeenstemming met de nationale wettelijke regelingen.
Alternatief voor lozen op het riool: verspreiding van het waswater op landbouwgrond in overeenstemming met de nationale wettelijke regelingen.
Alternatief voor lozen op het riool: verspreiding van het waswater op landbouwgrond in overeenstemming met de nationale wettelijke regelingen.
Alternatief voor lozen op het riool: verspreiding van het waswater op landbouwgrond in overeenstemming met de nationale wettelijke regelingen.
Alternatief voor lozen op het riool: verspreiding van het waswater op landbouwgrond in overeenstemming met de nationale wettelijke regelingen.
Alternatief voor lozen op het riool: verspreiding van het waswater op landbouwgrond in overeenstemming met de nationale wettelijke regelingen.
Zie de bepalingen onder 8, onderdeel d, voor stukgoed.
Zie de bepalingen onder 8, onderdeel d, voor stukgoed.
Zie de bepalingen onder 8, onderdeel d, voor stukgoed.
Zie de bepalingen onder 8, onderdeel d, voor stukgoed.
Zie de bepalingen onder 8, onderdeel d, voor stukgoed.
Zie de bepalingen onder 8, onderdeel d, voor stukgoed.
Zie de bepalingen onder 8, onderdeel d, voor stukgoed.
Zie de bepalingen onder 8, onderdeel d, voor stukgoed.
Zie de bepalingen onder 8, onderdeel d, voor stukgoed.
Zie de bepalingen onder 8, onderdeel d, voor stukgoed.
Zie de bepalingen onder 8, onderdeel d, voor stukgoed.
Accepted Vent Free Level: toelaatbare waarde voor vrij ventileren.
Aan de kant van de ontvangstinrichting: deskundige personen van de ontvangstinrichting voor dampen. Aan scheepszijde: deskundige persoon volgens de bepalingen van het ADN.
Deze waarde is gelijk aan 10% van de onderste explosiegrens (Lower Explosive Limit of LEL).
Deskundige in de zin van de bepalingen van het ADN.
N.E.G.: Niet Elders Genoemd
Zie opmerking voor deze vraag in de bijlage bij de losverklaring drogeladingvaart
Zie opmerking voor deze vraag in de bijlage bij de losverklaring drogeladingvaart
Zie opmerking voor deze vraag in de bijlage bij de losverklaring drogeladingvaart
Zie opmerking voor deze vraag in de bijlage bij de losverklaring drogeladingvaart
Zie opmerking voor deze vraag in de bijlage bij de losverklaring drogeladingvaart
Afvalstoffenclassificatie overeenkomstig Besluit 2014/955/EU van de Commissie van 18 december 2014 tot wijziging van Beschikking 2000/532/EG betreffende de lijst van afvalstoffen overeenkomstig Richtlijn 2008/98/EG van het Europees Parlement en de Raad
Zie opmerking voor deze vraag in de bijlage bij de losverklaring tankvaart
Zie opmerking voor deze vraag in de bijlage bij de losverklaring tankvaart
Zie opmerking voor deze vraag in de bijlage bij de losverklaring tankvaart
Zie opmerking voor deze vraag in de bijlage bij de losverklaring tankvaart
Zie opmerking voor deze vraag in de bijlage bij de losverklaring tankvaart
Zie opmerking voor deze vraag in de bijlage bij de losverklaring tankvaart
Afvalstoffenclassificatie overeenkomstig Besluit 2014/955/EU van de Commissie van 18 december 2014 tot wijziging van Beschikking 2000/532/EG betreffende de lijst van afvalstoffen overeenkomstig Richtlijn 2008/98/EG van het Europees Parlement en de Raad
De Verdragsluitende Staten kunnen gelijkwaardige procedés voorzien.
In plaats van de chemische zuurstofbehoefte (CZB) kan voor de typekeuring ook van het totaal organisch gebonden koolstof (TOC) worden uitgegaan.
De Verdragsluitende Staten kunnen gelijkwaardige procedés voorzien.
De Verdragsluitende Staten kunnen gelijkwaardige procedés voorzien.
De Verdragsluitende Staten kunnen gelijkwaardige procedés voorzien.
In plaats van de chemische zuurstofbehoefte (CZB) kan voor de typekeuring ook van het totaal organisch gebonden koolstof (TOC) worden uitgegaan.
De Verdragsluitende Staten kunnen gelijkwaardige procedés voorzien.
De Verdragsluitende Staten kunnen gelijkwaardige procedés voorzien.