Rb. Maastricht, 10-07-2009, nr. 03/702626-09
ECLI:NL:RBMAA:2009:BJ2361, Hoger beroep: (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Instantie
Rechtbank Maastricht
- Datum
10-07-2009
- Zaaknummer
03/702626-09
- LJN
BJ2361
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBMAA:2009:BJ2361, Uitspraak, Rechtbank Maastricht, 10‑07‑2009; (Eerste aanleg - meervoudig)
Hoger beroep: ECLI:NL:GHSHE:2011:BP6724, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
Uitspraak 10‑07‑2009
Inhoudsindicatie
Shaken Baby Syndrome: poging doodslag, gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden waarvan 3 voorwaardelijk.
Partij(en)
RECHTBANK MAASTRICHT
Sector strafrecht
parketnummer: 03/702626-09
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 10 juli 2009
in de strafzaak tegen
[naam verdachte],
geboren te [geboortegegevens verdachte],
wonende te [adresgegevens verdachte].
Raadsman is mr. K.D. Regter, advocaat te Geleen.
1. Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 26 juni 2009, waarbij de officier van justitie, de verdediging en de verdachte hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2. De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte heeft gepro¬beerd [naam slachtoffer] te doden dan wel [naam slachtoffer] zodanig hevig heeft geschud en stomp mechanisch geweld heeft toegepast dat hij zwaar lichamelijk letsel heeft bekomen.
3. De voorvragen
De raadsman van verdachte heeft aangevoerd dat de officier van justitie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, omdat er correspondentie van een geheimhouder, namelijk van verdachtes civiele advocaat [naam civiele advocaat] aan [naam advocaat vriendin verdachte], de advocaat van
[naam benadeelde partij], in het dossier is aangetroffen. De raadsman is van mening dat de belan¬gen van verdachte in forse mate zijn veronachtzaamd.
De officier van justitie is van mening dat de brief van de advocaat niet als bewijsmiddel dient, maar slechts ondersteuning biedt aan hetgeen de vriendin van verdachte ([naam benadeelde partij]) heeft verteld.
In de visie van de officier van justitie mag de brief wel in het dossier worden gevoegd, zeker nu deze door haar is overgelegd.
De rechtbank is van oordeel dat in voornoemde brief louter onderwerpen aan de orde worden gesteld die samenhangen met de afwikkeling van de relatie tussen verdachte en zijn partner en dus geen betrekking heeft op de strafzaak als zodanig. Bovendien is de brief door de partner van verdachte ingebracht. Gezien het voorgaande is niet gebleken dat de belangen van verdachte zijn geschaad. Het verweer van de raadsman wordt dan ook verworpen.
4. De beoordeling van het bewijs
4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht feit 1 in de primaire variant wettig en overtuigend bewezen. De officier van justitie is van mening dat uit de aangifte van de vertrouwensarts [naam vertrouwensarts] namens het Bureau Jeugdzorg, het verslag van bevindingen van de forensisch geneeskundige [naam forensisch geneeskundige], de rapporten van artsen [naam ats], kinderarts-intensivist, d.d. 9 februari 2009 en [naam kinderneuroloog], kinderneuroloog, d.d. 20 april 2009 en 5 mei 2009 en het rapport van kin¬derradioloog [naam kinderradioloog] d.d. 17 februari 2009 blijkt dat het letsel van [naam slachtoffer] levensbedreigend was. Voorts voert de officier van justitie aan dat uit het rapport van [forensisch geneeskundige] d.d. 22 juni 2009, alsmede uit het voorlopige rapport van Sensis d.d. 10 juni 2009 volgt dat het blijvend letsel betreft.
De verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij [naam slachtoffer] geschud heeft. Als ondersteunend bewijs wijst de officier van justitie op de de verklaring van [naam benadeelde partij] en de ver¬klaringen van de getuigen [naam getuige 1] en [naam getuige 2].
Er is sprake van het Shaken Baby Syndrome en de officier van justitie is van mening dat verdachte het benodigde (voorwaardelijk) opzet had op de dood van het slachtoffer, nu hij wist, althans met zekerheid kon weten dat een baby kwetsbaar is en dat het hoofdje altijd ondersteund moet worden en hij tevens besefte dat zijn handelen fout was.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte is van mening dat verdachte geen (voorwaardelijk) opzet had op de dood van zijn zoon. In de visie van de raadsman had verdachte niet de bedoeling om zijn zoon letsel toe te brengen, laat staan zijn dood te bewerkstelligen. Het was een moment van frustratie over de kinderen, de relatie met zijn partner was niet in balans en verdachte leed aan slaapgebrek. Het is verdachte teveel geworden. Hij heeft in de visie van de raadsman geen moment de gelegenheid gehad om zich te realiseren wat hij aan het doen was. Ook voert de raadsman aan dat het geen feit van algemene bekendheid is dat het schudden van een baby de dood tot gevolg kan hebben.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij op 24 januari 2009 met zijn dochter [naam dochter verdachte] en zijn zoon [naam slachtoffer] beneden in zijn woning was. [naam dochter verdachte] had het geluid van de televisie hard aangezet. [naam slachtoffer] was aan het huilen. Verdachte heeft verklaard dat hij hier gek van werd, zich machteloos voelde en de situatie niet aan kon. Toen heeft hij [naam slachtoffer], terwijl hij hem onder de oksels vasthield, geschud. Hij zag hierbij dat het hoofdje van voren naar achteren bewoog en richting de borst. Verdachte heeft tevens verklaard dat hij volledig bij zijn verstand was toen hij dit deed en dat hij wist dat dit gevaar zou opleveren. Voorts heeft verdachte verklaard dat hij wist dat je bij het oppakken van een baby het hoofdje moet ondersteunen.
Verdachte heeft eveneens verklaard dat later die ochtend, na 10.30 uur, de partner van zijn moeder zag dat [naam slachtoffer] een blauwe tong had. Verdachte heeft toen contact opgenomen met het Academisch Ziekenhuis Maastricht. Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij on¬der¬tussen wel de relatie had gelegd tussen wat hij gedaan had en hetgeen er daarna gebeur¬de. Uit angst voor zijn partner heeft hij niets gezegd omtrent hetgeen zich die ochtend had voorgedaan. Ook hoopte hij dat de gevolgen wel zouden meevallen.
In zijn aangifte heeft [naam vertrouwensarts], vertrouwensarts Advies en Meldpunt kindermishande¬ling (onderdeel van Bureau Jeugdzorg), verklaard dat er bij [naam slachtoffer] sprake is van een Shaken Baby syndroom. Na de diagnostiek (echo en CT-scan) bleek op maandag 26 januari 2009 dat het kind uitgebreide subdurale hematomen had; bloedingen in zowel de voorzijde als de achterzijde van het hoofd van het kind. Dit was reden om het netvlies van de ogen ook te beoordelen. De oogarts constateerde in beide ogen bloedingen in het netvlies door alle lagen heen. De combinatie van netvliesbloedingen en subdurale bloedingen is kenmerkend voor het Shaken Baby syndroom. Bij het schudden is de schedel eerder naar voren of achteren dan de hersenen, waardoor de ankervenen scheuren. Door het schudden van de baby kunnen de bloedvaten in de ogen springen. De vertrouwensarts heeft ook verklaard dat er sprake is van zeer ernstig letsel en dat de kans op overlijden zonder meer aanwezig was. De kans op blij¬vend ernstig letsel is groot.
Door forensisch geneeskundige [naam forensisch geneeskundige] wordt in zijn bevindingen met betrekking tot de medische gesteldheid van [naam slachtoffer], na kennisname van de resultaten van de CT-scan, geconcludeerd, dat er sprake is van een uitgebreide hersenbeschadiging, waarvoor geen andere verklaring gevonden werd dan stomp uitwendig inwerkend geweld zoals schudden van het kind. In deze fase heeft [naam slachtoffer] ook stuipen gekregen die passen bij het beeld van de hersenbeschadiging. Op 27 januari 2009 heeft de oogarts gezien dat in beide ogen uitgebreide bloedingen in het netvlies aanwezig waren, een beeld dat ook kan passen bij het schudden. Voor de letsels in de ogen en in de hersenen kon geen andere verklaring gevonden worden dan dat deze veroorzaakt waren door stomp mechanisch geweld zoals dat optreedt bij het hevig schudden. Uit het verslag van [naam forensisch geneeskundige] blijkt dat de prog¬nose matig is en dat er rekening moet worden gehouden met verlamming en/of spasticiteit, met verstandelijke beperkingen, met mogelijk moeilijk behandelbare epilepsie en met zorgen over het gezichtsvermogen.
Forensisch geneeskundige [naam forensisch geneeskundige] heeft voorts verklaard dat gezien de ademha¬lings¬problemen en de shock bij aankomst in het ziekenhuis, er een reële kans aanwezig was dat [naam slachtoffer] zonder verdere medische behandeling na kortere of langere tijd zou zijn overleden.
De rechtbank overweegt dat het een feit van algemene bekendheid is dat het door elkaar schudden van een baby, in dit geval een baby van slechts drie weken oud, de dood van de baby tot gevolg kan hebben. Het is een bekend gegeven dat het babylichaam, in het bijzonder het in die fase relatief grote en zware hoofd, moet worden ondersteund. Uit de verklaring van verdachte blijkt ook dat hij hiervan op de hoogte was. Voorts had zijn vriendin hem daar op geattendeerd. Verdachte heeft ook verklaard dat hij wist dat het schudden gevaar kon opleve¬ren. De rechtbank is derhalve van oordeel dat verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat het schudden de dood van zijn zoontje tot gevolg zou kunnen heb¬ben. De opzet tot doden was daarom - in voorwaardelijke zin - aanwezig.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
- 1.
primair
op 24 januari 2009, in de gemeente Maastricht, ter uitvoering van het door verdachte voor¬genomen misdrijf om opzettelijk [naam slachtoffer], geboren op 4 januari 2009, van het leven te beroven, met dat opzet genoemde [naam slachtoffer] hevig heeft geschud, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5. De strafbaarheid
Het bewezenverklaarde levert het volgende strafbare feit op:
poging tot doodslag
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6. De strafoplegging
6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 36 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk en een proeftijd van 2 jaar met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft gezeten.
De officier van justitie voert hierbij aan dat relevante jurisprudentie en de databank consistente straftoemeting in acht zijn genomen. De officier van justitie is voorts van mening dat bij de straftoemeting rekening is gehouden met het feit dat [naam slachtoffer] de poging doodslag heeft overleefd en zeer waarschijnlijk levenslang gehandicapt zal blijven. Eveneens zijn hierbij, in de visie van de officier van justitie, de persoon van verdachte - hij heeft geen enkel besef van de ernst van de gedragingen -, het feit dat hij geen strafblad heeft, de ernst en aard van het feit en de omstandigheden waaronder het feit is begaan, meegewogen.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte is ten aanzien van de strafmaat van mening dat het advies van de reclassering in het voorlichtingsrapport gevolgd dient te worden: een deels voor¬waardelijke gevangenisstraf, met als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht gedurende een proeftijd van 2 jaar. Hiernaast zou een werkstraf opgelegd kunnen worden.
De raadsman voert aan dat er geen sprake is van doelbewust en weloverwogen handelen en voorts dat verdachte moet leven met het besef dat hij zelf verantwoordelijk is voor de verwondingen die hij aan zijn zoontje heeft toegebracht. Volgens de raadsman is er geen straf die verdachte meer kan raken dan dit besef. Daarnaast brengt de raadsman naar voren dat uit het reclas¬se¬ringsrapport blijkt dat er een laag recidiverisico is en dat verdachte geen strafblad heeft. Ook geeft hij in overweging dat verdachte eigener beweging zich heeft aangemeld voor psy¬cho¬therapie en door een persoonlijke coach wordt begeleid.
Ten aanzien van de door de officier van justitie aangevoerde jurisprudentie, is de raadsman van mening dat de officier van justitie geen rekening heeft gehouden met de specifieke om¬standigheden van deze zaak, namelijk dat verdachte heeft bekend en zichzelf volledig de schuld geeft.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de per¬soon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is ge¬¬komen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging doodslag op zijn 20 dagen oude baby. Hij heeft zijn zoontje hevig heen en weer geschud, waardoor zijn zoontje ernstig letsel heeft bekomen.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen dat ver¬dachte de in zijn relatie bestaande frustraties en de drukte die zijn kinderen die bewuste ochtend veroorzaakten op zijn zoon heeft afgereageerd op een wijze die levensbedreigend is geweest en tot uitermate ernstig, vermoedelijk blijvend, letsel heeft geleid.
Verdachte heeft de in zijn relatie levende gevoelens van onmacht niet tijdig weten te kana¬liseren. Ook gevoelens van onmacht die een ouder kan hebben bij het opvoeden van een jong kind mogen in geen enkel geval leiden tot fysieke en/of geestelijke mishandeling van het kind. Het handelen van verdachte tegen zijn jonge en weerloze zoon acht de rechtbank dan ook zeer ernstig. Daarbij komt dat niet alleen het slachtoffer, maar ook de moeder en ver¬dachtes dochter in de toekomst blijvend zullen worden geconfronteerd met het handelen van de verdachte. Voorts heeft de rechtbank gelet op straffen die in soortgelijke zaken zijn opgelegd.
Dit alles leidt ertoe dat de rechtbank een gevangenisstraf van aanzienlijke duur passend acht.
De rechtbank zal echter een lagere straf opleggen dan door de officier van justitie geëist, nu de rechtbank van oordeel is dat verdachte al zeer zwaar is gestraft doordat hij het besef dat hij het ernstige letsel bij zijn zoon heeft veroorzaakt, zijn hele leven met zich mee zal dragen.
Voorts houdt de rechtbank rekening met het feit dat verdachte een blanco strafblad heeft.
De rechtbank zal een gedeelte van de gevangenisstraf voorwaardelijk opleggen, teneinde verdachte ervan te weerhouden opnieuw een strafbaar feit te plegen.
Op grond van het bovenstaande zal de rechtbank een gevangenisstraf opleggen van 15 maan¬den waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar.
7. De benadeelde partij
De benadeelde partij [naam benadeelde partij] vordert een schadevergoeding van € 6.626,84 ter¬zake van het tenlastegelegde feit. Deze vordering bestaat uit een bedrag van € 1.626,84 ten aanzien van de ziekenhuisdagvergoeding (€ 1.325, =) en de kilometervergoeding (€ 301,84), alsmede uit een bedrag van € 5.000, = aan toekomstige materiële schade, bij wijze van voor¬schot. Over het bedrag van € 1.626,84 wordt gevorderd deze te vermeerden met de wettelijke rente vanaf 17 maart 2009. Over het bedrag van € 5.000, = wordt gevorderd deze te ver¬meer¬deren met de wettelijke rente vanaf 26 juni 2009.
Voorts wordt verzocht de volledige vordering uitvoerbaar bij voorraad te verklaren en de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De benadeelde partij [naam slachtoffer] vordert een schadevergoeding van € 100.000, = te ver¬meerderen met de wettelijke rente vanaf 24 januari 2009 terzake van het tenlastegelegde feit. Dit betreft een schadevergoeding voor de immateriële schade, bij wijze van voorschot toe te wijzen. Voorts wordt verzocht de vordering uitvoerbaar bij voorraad te verklaren en de scha¬devergoedingsmaatregel op te leggen.
Ten aanzien van de vordering van [naam benadeelde partij] moet in de visie van de raadsman van de benadeelde partij de schade van [naam benadeelde partij] als verplaatste schade worden beschouwd, het¬geen dus rechtstreekse schade betreft. Nu de schade niet gedragen kan worden door degene die schade lijdt, verplaatst deze zich naar de moeder van het slacht¬of¬fer.
Ten aanzien van de vordering van [naam slachtoffer] is de raadsman van de benadeelde partij van mening dat deze bijzonder eenvoudig van aard is en dat de vaststelling van een medische eindsituatie niet is gevergd voor toewijzing hiervan.
De officier van justitie heeft ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij
[naam benadeelde partij] gevorderd deze niet-ontvankelijk te verklaren, omdat dit geen recht¬streekse schade betreft. De officier van justitie is van mening dat alleen kosten die ouders maken ten behoeve van een minderjarig slachtoffer en die op schade ziet die een rechtstreeks gevolg vormt van de verboden gedraging, voor vergoeding in aanmerking komen.
Ten aanzien van de vordering van [naam slachtoffer] vordert de officier van justitie toewijzing hiervan, nu deze correct is onderbouwd met verwijzing naar relevante jurisprudentie. Deze vordering moet worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 24 januari 2009. Voorts vordert de officier van justitie oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De raadsman van verdachte refereert zich met betrekking tot de vordering van de benadeelde partij [naam benadeelde partij] ten aanzien van de materiële schade (de ziekenhuisdagvergoeding en de kilometervergoeding). Ten aanzien van het bedrag van € 5.000, = is de raadsman van mening dat de vordering niet-ontvankelijk moet worden verklaard, nu bepaalde schadeposten op andere wijzen kunnen worden vergoed en de schade bovendien niet te schatten is.
Met betrekking tot de vordering van [naam slachtoffer] heeft de raadsman aangevoerd dat deze geen eenvoudige vordering betreft omdat er geen medische eindtoestand bekend is en dus niet-ontvankelijk dient te worden verklaard. Voorts zou er bij [naam slachtoffer] een predispositie kunnen bestaan omdat er al langer iets aan de hand leek te zijn met [naam slachtoffer]. Ook is de raadsman van mening dat [naam benadeelde partij] niet bevoegd is als gemachtigde op te treden, nu een mach¬ti¬ging van de kantonrechter ontbreekt.
De raadsman is voorts van mening dat het uitvoer bij voorraad verklaren van een vordering niet opgaat in een strafprocedure omdat het strafrecht deze figuur niet kent.
Naar het oordeel van de rechtbank is de vordering van de benadeelde partij
[naam benadeelde partij], voor zover deze vordering betrekking heeft op een vergoeding ter zake ‘toekomstige materiële schade’, niet van zodanig eenvoudige aard dat deze zich voor behan¬deling in dit strafgeding leent, reden waarom zij zal bepalen dat deze benadeelde partij in haar vordering in zoverre niet-ontvankelijk is en die vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Voor het overige is de vordering van de benadeelde partij [naam benadeelde partij] wel van zodanig eenvoudige aard gebleken dat deze zich voor behandeling in dit strafgeding leent. Dit bedrag van €1.626,84 wijst de rechtbank toe, te vermeerderen met de wettelijke rente van 17 maart 2009 tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank overweegt in dit verband dat de schade van [naam benadeelde partij] verplaatste schade betreft, die tot kosten heeft geleid die ten behoeve van [naam slachtoffer] zelf zijn gemaakt en die deze laatste, zo hij ze zelf zou hebben gemaakt, van verdachte had kunnen vorderen.
Daar¬naast overweegt de rechtbank dat de uitvoerbaarverklaring bij voorraad geen basis in het strafprocesrecht heeft. Ten overvloede overweegt de rechtbank dat de voeging van de bena¬deelde partij accessoir is aan de strafzaak. Door deze connexiteit kan pas na het onher¬roe¬pe¬lijk worden van het strafvonnis, dit vonnis en de daarin besloten vordering van de benadeelde partij ten uitvoer worden gelegd. De rechtbank zal derhalve het verzoek van de benadeelde partij om de vordering uitvoerbaar bij voorraad te verklaren afwijzen.
Nu de verdachte ter zake van het hiervoor bewezen verklaarde strafbare feit zal worden ver¬oordeeld en hij naar burgerlijk recht jegens het slachtoffer [naam benadeelde partij] zijnde de hiervoor genoemde benadeelde partij [naam benadeelde partij] aansprakelijk is voor de schade die door dat strafbare feit is toegebracht, heeft de rechtbank tot het opleggen van nader te noe¬men maatregel besloten.
Naar het oordeel van de rechtbank is de vordering van de benadeelde partij [naam slachtoffer] niet van zodanig eenvoudige aard dat deze zich voor behandeling in dit strafgeding leent, re¬den waarom zij zal bepalen dat de benadeelde partij in haar vordering niet-ontvankelijk is en die vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
De rechtbank overweegt in dit verband dat hetgeen in de toekomst nodig zal zijn in verband met de medische toestand van [naam slachtoffer], zeer moeilijk te bepalen is. Voor de vaststelling hiervan leent het strafgeding zich in onvoldoende mate.
8. De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 24c, 36f, 45 en 287 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.
9. De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- -
verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4. is omschreven;
- -
spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- -
verklaart dat het bewezen verklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 5 is omschreven;
- -
verklaart verdachte strafbaar;
Straffen
- -
veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 15 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk;
- -
bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast omdat verdachte zich voor het einde van een proeftijd van twee jaar schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- -
bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde gevangenisstraf;
- -
heft het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op;
Benadeelde partijen
- -
veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [naam benadeelde partij] van
€ 1.628,84, ter zake van materiële schade en vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 17 maart 2009 tot aan de dag der algehele voldoening;
- -
verklaart de benadeelde partij [naam benadeelde partij] in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat die vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- -
veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij, tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- -
legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [naam benadeelde partij], €1.628,84 te betalen, bij niet betaling te vervangen door 26 dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- -
bepaalt dat bij voldoening van de schademaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij [naam benadeelde partij] vervalt en omgekeerd;
- -
verklaart de benadeelde partij [naam slachtoffer] niet-ontvankelijk in haar vordering en bepaalt dat die vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- -
veroordeelt de benadeelde partij [naam slachtoffer] in de kosten van verdachte, tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.M. Beije, voorzitter, mr. C.G.A. Wouters en
mr. A.W. Oosterman, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S.H.S. Ayre, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 10 juli 2009.
Mr. C.G.A. Wouters is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
- 1.
hij op of omstreeks 24 januari 2009, in elk geval in of omstreeks het tijdvak van 5 januari 2009 tot en met 24 januari 2009, in de gemeente Maastricht, in elk geval in het arrondissement Maastricht, een of meermalen (telkens) ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [naam slachtoffer], geboren op 4 januari 2009, van het leven te beroven, met dat opzet genoemde [naam slachtoffer] een of meermalen hevig heeft geschud, en/of een of meermalen stomp mechanisch geweld heeft toegepast op die [naam slachtoffer], terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden, dat:
hij op of omstreeks 24 januari 2009, in elk geval in of omstreeks het tijdvak van 5 januari 2009 tot en met 24 januari 2009, in de gemeente Maastricht, in elk geval in het arrondissement Maastricht, een of meermalen (telkens) aan een persoon genaamd [naam slachtoffer], zijnde zijn verdachtes kind, opzettelijk zwaar lichamelijk letsel ((onder meer) uitgebreide hersenbeschadigingen en/of een fractuur), heeft toegebracht, door deze opzettelijk een of meermalen hevig te schudden, en/of door op deze [naam slachtoffer] een of meermalen stomp mechanisch geweld toe te passen.