In het middel en de toelichting wordt het standpunt/verweer dan weer aangeduid als “uitdrukkelijk gevoerd standpunt”, dan weer als een “uitdrukkelijk onderbouwd standpunt” en dan weer als “het bewijsverweer”.
HR, 04-10-2022, nr. 20/02187
ECLI:NL:HR:2022:1368
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
04-10-2022
- Zaaknummer
20/02187
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2022:1368, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 04‑10‑2022; (Artikel 81 RO-zaken, Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2022:882
ECLI:NL:PHR:2022:882, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 12‑07‑2022
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2022:1368
- Vindplaatsen
Uitspraak 04‑10‑2022
Inhoudsindicatie
Opzettelijk aanwezig hebben van 418 hennepplanten (art. 3.C Opiumwet). 1. Kan klacht dat bewezenverklaring van opzettelijk aanwezig hebben van hennep onvoldoende met redenen is omkleed, worden aangemerkt als cassatiemiddel? 2. Heeft hof ontoereikend gemotiveerd beslist op uitdrukkelijk onderbouwd standpunt dat verdachte huurder van het pand is en dat niet is gebleken dat verdachte een significante rol heeft gehad bij telen van hennep? Ad 1. Voor onderzoek door cassatierechter komen alleen in aanmerking middelen van cassatie a.b.i. wet. Als zodanig middel kan slechts gelden stellige en duidelijke klacht over schending van bepaalde rechtsregel en/of verzuim van toepasselijk vormvoorschrift door rechter die bestreden uitspraak heeft gewezen. Middel voldoet niet aan dit vereiste, zodat zij onbesproken moet blijven. Ad 2. HR: art. 81.1 RO. Samenhang met 20/02186 P.
Partij(en)
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer 20/02187
Datum 4 oktober 2022
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam van 6 juli 2020, nummer 23-000105-19, in de strafzaak
tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1962,
hierna: de verdachte.
1. Procesverloop in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft V.C. van der Velde, advocaat te Almere, bij schriftuur cassatiemiddelen voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De advocaat-generaal D.J.C. Aben heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
2. Beoordeling van het eerste cassatiemiddel
Als cassatierechter onderzoekt de Hoge Raad alleen cassatiemiddelen (klachten) als in de wet bedoeld. Als een zodanig cassatiemiddel kan alleen gelden een stellige en duidelijke klacht over de schending van een bepaalde rechtsregel en/of het verzuim van een toepasselijk vormvoorschrift door de rechter die de bestreden uitspraak heeft gewezen. De als cassatiemiddel 1 aangeduide klacht voldoet niet aan dit vereiste, zodat zij onbesproken moet blijven.
3. Beoordeling van het tweede cassatiemiddel
De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).
4. Ambtshalve beoordeling van de uitspraak van het hof
De Hoge Raad doet uitspraak nadat meer dan twee jaren zijn verstreken na het instellen van het cassatieberoep. Dat brengt mee dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 lid 1 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden is overschreden. Dit moet leiden tot vermindering van de opgelegde taakstraf van 120 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis.
5. Beslissing
De Hoge Raad:
- vernietigt de uitspraak van het hof, maar uitsluitend wat betreft het aantal uren te verrichten taakstraf en de duur van de vervangende hechtenis;
- vermindert het aantal uren taakstraf en de duur van de vervangende hechtenis in die zin dat deze 114 uren, subsidiair 57 dagen hechtenis belopen;
- verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren J.C.A.M. Claassens en C. Caminada, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 4 oktober 2022.
Conclusie 12‑07‑2022
Inhoudsindicatie
-
PROCUREUR-GENERAAL
BIJ DE
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
Nummer20/02187
Zitting 12 juli 2022
CONCLUSIE
D.J.C. Aben
In de zaak
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1962,
hierna: de verdachte.
De rechtsgang in cassatie
1. Het gerechtshof Amsterdam heeft de verdachte bij arrest van 6 juli 2020 wegens “opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod”, veroordeeld tot een taakstraf van 120 uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door zestig dagen hechtenis.
2. Er bestaat samenhang met de ontnemingszaak 20/02186. In deze zaak zal ik vandaag ook concluderen.
3. Het cassatieberoep is ingesteld namens de verdachte. V.C. van der Velde, advocaat te Almere, heeft twee middelen van cassatie voorgesteld.
4. Het eerste middel behelst de klacht dat de bewezenverklaring van het opzettelijk aanwezig hebben van hennep onvoldoende met redenen is omkleed.
5. Het tweede middel klaagt dat het hof met een ontoereikende motivering is voorbijgegaan aan het uitdrukkelijk onderbouwde standpunt van de verdediging dat de verdachte enkel de huurder van het pand is en dat niet is gebleken dat de verdachte een significante rol heeft gehad bij het telen van de hennep.
6. De middelen lenen zich voor een gezamenlijke bespreking.
De bewijsconstructie van het hof
7. Voordat ik tot de bespreking van de middelen overga, zal ik eerst de bewezenverklaring, de bewijsmiddelen en de bewijsoverwegingen van het hof weergeven.
8. Ten laste van de verdachte is onder 1 primair bewezenverklaard dat:
“hij op 19 januari 2017 te Amsterdam opzettelijk aanwezig heeft gehad in een pand gelegen aan de [a-straat 1] een hoeveelheid van in totaal ongeveer 418 hennepplanten en/of delen daarvan.”
9. De bewezenverklaring steunt op de volgende, in de aanvulling op het verkorte arrest opgenomen, bewijsmiddelen:
“1. Een proces-verbaal aantreffen hennepkwekerij met nummer PL 1300-2017014097-1 van 19 januari 2017, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 1] , [verbalisant 2] en [verbalisant 3] .
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van de verbalisanten:
Op donderdag 19 januari 2017 stelden wij, verbalisanten, een onderzoek in op [a-straat 1] te Amsterdam. Wij zijn naar de voorzijde van het pand gegaan om deze te betreden.
Uit liet keldergat zagen wij een fel licht schijnen. Wij zijn naar beneden gelopen en wij zagen een ruimte van ongeveer 1 meter x 3,5 meter met daarin een deuropening. In de ruimte zagen wij een stroomkast met diverse stroomkabels en schakelaars. Het geheel zag er erg professioneel uit.
Achter de deuropening zagen wij een ruimte van 9 meter x 3,5 meter. Wij zagen dat deze ruimte geheel gevuld was met bakken grond en wij zagen dat er in deze bakken hennepplanten stonden. In de kelder troffen wij dus een in werking zijnde hennepkwekerij aan.
Ik, verbalisant [verbalisant 1] , had zicht op de voordeur. Ik zag dat er man aan kwam gelopen vanaf de openbare weg in de richting van de winkel. Ik zag dat de man onze kant op keek en direct weer omdraaide en van de winkel vandaan liep. Deze man bleek later genaamd te zijn: [verdachte] .
Ik, verbalisant [verbalisant 3] , ben het pand in gelopen. In de kelder zag ik een in werking zijnde hennepkwekerij. Ik zag dat dit een zeer professioneel opgerichte hennepkwekerij was. Ik zag namelijk dat de hennepkwekerij computer gestuurd was.
De kweekruimte betreft een kelderverdieping. In totaal stonden er 418 hennepplanten.
Op de grond, achter de voordeur in de winkel, lagen een 2 tal enveloppen met daarop de naam: [verdachte] , [a-straat 1] te Amsterdam.
2. Een proces-verbaal van bevindingen met nummer PL 1300-2017014097-15 van 5 maart 2017, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 4] .
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van de verbalisant:
Middels een vordering identificerende gegevens zijn de personalia gevorderd van de huurder van perceel [a-straat 1] te Amsterdam.
Eigenaar is [betrokkene 1] .
Huurder per 1 april 2008 [verdachte] .
Bij navraag in de GBA is geconstateerd dat [betrokkene 1] de moeder is van de verdachte [verdachte] .
3. Een proces-verbaal van verhoor verdachte met nummer PL 1300-2017014097-11 van 20 januari 2017, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 5] .
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 20 januari 2017 tegenover de verbalisant afgelegde verklaring van verdachte:
V: het pand, [a-straat 1] te Amsterdam, bent u hier eigenaar of huurder van?
A: huurder.
V: is de hennepkwekerij met uw toestemming aangelegd?
A: ja.
V: wie zijn er in het bezit van een sleutel van uw pand?
A: ik.”
10. Het hof heeft ten aanzien van de bewijsvoering het volgende overwogen:
“De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat het dossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs bevat waaruit blijkt dat de verdachte pleger is van de hennepkwekerij. Daartoe heeft de verdediging aangevoerd dat de verdachte enkel de kelder van het pand ter beschikking heeft gesteld en – kort samengevat – niets te maken had met de hennepkwekerij. De verklaring van de verdachte is, gelet op de stukken in het dossier, ook niet onaannemelijk. Uit de MMA-melding blijkt immers dat er meerdere keren per dag mensen in en uit lopen en dat dit grote mannen zijn die rijden in dure auto’s. Bovendien heeft de verdediging gesteld dat de verklaring van de verdachte kan worden geverifieerd door de twee telefoons die bij hem in beslaggenomen zijn uit te lezen. Daar komt bij dat de verdachte niet beschikte over een sleutel van de kelder. De verdachte is enkel de huurder van het pand en niet gebleken is dat de verdachte een significante rol heeft gehad bij het telen van de kwekerij.
Het hof oordeelt als volgt. Op 19 januari 2017 werd een in werking zijnde, professioneel ingerichte hennepkwekerij aangetroffen in een bedrijfspand dat door de verdachte werd gehuurd. De verdachte beschikte ook over een sleutel van dit pand en achter de voordeur werd voor hem bestemde post aangetroffen. De verdachte heeft verklaard dat hij wist dat zich in het pand een hennepkwekerij bevond. Dat deze hennepkwekerij niet voor de verdachte toegankelijk zou zijn geweest omdat de verdachte niet zou hebben beschikt over een sleutel van de kelder, is niet gebleken. Naar het oordeel van het hof kan daarom wettig en overtuigend worden bewezen dat de verdachte op 19 januari 2017 opzettelijk een hennepkwekerij aanwezig heeft gehad. Het verweer dat in de MMA-melding wordt gesproken over meerdere personen in dure auto’s en dat door het uitlezen van de telefoons van de verdachte zijn verklaring kan worden geverifieerd, maakt dit niet anders. Het hof gaat dan ook voorbij aan deze verweren.”
Het eerste middel
11. Het eerste middel vormt geen middel van cassatie als bedoeld in artikel 437 Sv. Blijkens de toelichting komt de onderbouwing van het middel in de kern immers slechts neer op een blote herhaling van stellingen en verweren waarop het hof gemotiveerd heeft beslist, zonder dat de steller van het middel precies aangeeft waarom de beslissing van het hof onjuist is of in welk opzicht de motivering van de beslissing onvoldoende zou zijn.
Het tweede middel
12. De toelichting op het tweede middel wijst uit dat de klacht zich richt tegen de motivering waarmee het hof is afgeweken van het uitdrukkelijk onderbouwde standpunt van de verdediging1.dat de verdachte – zo begrijp ik (de toelichting op) het middel – enkel de huurder van het pand was, geen significante rol heeft gehad bij het telen, niet beschikte over een sleutel van de kelder waarin de hennepkwekerij door anderen is gerealiseerd en (derhalve) alleen als medeplichtige kan worden aangemerkt. De stelling van de verdachte dat hij geen rol heeft gehad bij het telen, zou kunnen worden geverifieerd door zijn telefoon uit te lezen, waarop het nummer is te vinden van de degenen die de kwekerij verzorgden.
13. Als ik de toelichting op het middel dus goed begrijp, richt de motiveringsklacht van het middel zich tegen de veroordeling voor het opzettelijk aanwezig hebben van de hennepkwekerij op de grond dat het hof met een ontoereikende motivering is voorbijgegaan aan het uitdrukkelijk onderbouwde standpunt van de verdediging dat de verdachte zich niet schuldig heeft gemaakt aan het opzettelijk telen van hennep.
14. Het hof heeft de verdachte echter niet veroordeeld voor opzettelijk telen, maar voor het opzettelijk aanwezig hebben van de hennepplantage in zijn pand. Het middel berust derhalve op een verkeerde lezing van het bestreden arrest. Daarmee komt de grondslag aan het middel te ontvallen.
Slotsom
15. Het eerste middel kwalificeert niet als een middel van cassatie in de zin der wet. Het tweede middel berust op een onjuiste lezing van het bestreden arrest en kan niet tot cassatie leiden.
16. Het (resterende) middel kan worden afgedaan met een aan artikel 81 lid 1 RO te ontlenen overweging.
17. Ambtshalve heb ik geen gronden aangetroffen die tot vernietiging van de bestreden uitspraak aanleiding behoren te geven.
18. Deze conclusie strekt tot verwerping van het beroep.
De procureur-generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 12‑07‑2022