NJB 2020/26
Een geautomatiseerd werk, art. 139c lid 1 Sr en art. 139d lid 1 Sr (zie ook artikel 80sexies Sr): een inrichting geldt alleen als een ‘geautomatiseerd werk’ indien zij geschikt is om drie functies te vervullen, te weten opslag, verwerking en overdracht van gegevens. Dit is echter niet beperkt tot apparaten die zelfstandig aan deze drievoudige eis voldoen. Daaronder vallen ook netwerken bestaande uit computers en/of telecommunicatievoorzieningen, evenals delen van zulke geautomatiseerde werken. In casu gaat het om een grootschalige vorm van skimmen en betaalpasfraude door bankpasgegevens van klanten af te tappen door gemanipuleerde e.dentifiers in bankshops van een bank te plaatsen waarmee vervolgens valse betaalpassen zijn vervaardigd en waarna met die valse betaalpassen contanten zijn opgenomen. Het hof kon oordelen dat die gemanipuleerde e-dentifiers zijn aan te merken als geautomatiseerd werk. Gegevens aftappen of opnemen, art. 139c lid 1 Sr: deze termen zien op het onderscheppen en vastleggen van stromende gegevens, dat wil zeggen gegevens die in een proces zijn van verwerking en overdracht. Het vastleggen van opgeslagen gegevens valt niet aan te merken als aftappen of opnemen in de zin van art. 139c Sr maar als het ‘overnemen’ van gegevens. In casu kon het hof oordelen dat de verdachte gegevens heeft ‘afgetapt en opgenomen’ doordat binnen het digitale proces van Internet Bankieren actief werd ingegrepen op het vraag- en antwoordspel van de identificatiekaartlezer waarbij door de gemodificeerde chip rekeninggegevens werden opgevraagd die in reactie daarop werden overgedragen door de chip in de bankpas alsmede de bij dat vraag- en antwoordspel door de gebruiker ingetoetste PIN werd onderschept. Daaraan doet niet af de enkele omstandigheid dat tijdens het voornoemde proces een of meer digitale verwerkingen plaatsvonden die separaat beschouwd ook als het ‘overnemen’ van de gegevens zouden kunnen worden aangemerkt
HR 17-12-2019, ECLI:NL:HR:2019:1973
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
17 december 2019
- Magistraten
Mrs. W.A.M. van Schendel, Y. Buruma, M.J. Borgers, M.T. Boerlage en A.E.M. Röttgering
- Zaaknummer
18/00341
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht / Delicten Wetboek van Strafrecht
Strafprocesrecht / Voorfase
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2019:1973, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 17‑12‑2019
ECLI:NL:PHR:2019:968, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 01‑10‑2019
Beroepschrift, Hoge Raad, 15‑04‑2019
- Wetingang
(art. 80sexies, 139c, 139d Sr)
Essentie
Een geautomatiseerd werk, art. 139c lid 1 Sr en art. 139d lid 1 Sr (zie ook artikel 80sexies Sr): een inrichting geldt alleen als een ‘geautomatiseerd werk’ indien zij geschikt is om drie functies te vervullen, te weten opslag, verwerking en overdracht van gegevens. Dit is echter niet beperkt tot apparaten die zelfstandig aan deze drievoudige eis voldoen. Daaronder vallen ook netwerken bestaande uit computers en/of telecommunicatievoorzieningen, evenals delen van zulke geautomatiseerde werken. In casu gaat het om een grootschalige vorm van skimmen en betaalpasfraude door bankpasgegevens van klanten af te tappen door ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.