Einde inhoudsopgave
Verordening (EU) 2021/947 tot vaststelling van het instrument voor nabuurschapsbeleid, ontwikkeling en internationale samenwerking — Europa in de wereld, tot wijziging en intrekking van Besluit nr. 466/2014/EU en tot intrekking van Verordening (EU) 2017/1601 en Verordening (EG, Euratom) nr. 480/2009 van de Raad
Artikel 4 Werkingssfeer en structuur
Geldend
Geldend vanaf 14-06-2021
- Bronpublicatie:
09-06-2021, PbEU 2021, L 209 (uitgifte: 14-06-2021, regelingnummer: 2021/947)
- Inwerkingtreding
14-06-2021
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
09-06-2021, PbEU 2021, L 209 (uitgifte: 14-06-2021, regelingnummer: 2021/947)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Algemeen
EU-recht / Financiering
1.
De Uniefinanciering in het kader van het instrument wordt uitgevoerd door middel van:
- a)
geografische programma's;
- b)
thematische programma's;
- c)
acties voor snelle respons.
2.
De geografische programma's omvatten samenwerking met een of meer landen in de volgende gebieden:
- a)
het nabuurschap;
- b)
Afrika ten zuiden van de Sahara;
- c)
Azië en Stille Oceaan;
- d)
Noord-, Midden- en Zuid-Amerika en het Caribisch gebied.
Geografische programma's kunnen alle derde landen omvatten, met uitzondering van kandidaat-lidstaten en potentiële kandidaat-lidstaten als omschreven in de IPA III-verordening en landen en gebieden overzee.
Er kunnen ook geografische programma's met een continentaal of transregionaal toepassingsgebied worden ingesteld, met name een pan-Afrikaans programma voor de Afrikaanse landen uit hoofde van de eerste alinea, punten a) en b), en een programma voor de landen van Afrika, het Caribisch gebied en het gebied van de Stille Oceaan uit hoofde van de eerste alinea, punten b), c) en d).
Geografische programma's in de nabuurschapsregio kunnen betrekking hebben op alle in bijlage I vermelde landen en gebieden.
Ter verwezenlijking van de doelstellingen van het instrument worden de geografische programma's gebaseerd op de samenwerkingsgebieden die zijn vermeld in bijlage II.
3.
De thematische programma's omvatten acties die verband houden met het nastreven van de duurzameontwikkelingsdoelstellingen op mondiaal niveau, op de volgende gebieden:
- a)
mensenrechten en democratie;
- b)
maatschappelijke organisaties;
- c)
vrede, stabiliteit en conflictpreventie;
- d)
mondiale uitdagingen.
Thematische programma's kunnen betrekking hebben op alle derde landen, alsmede op landen en gebieden overzee.
Ter verwezenlijking van de doelstellingen van het instrument worden de thematische programma's gebaseerd op de actiegebieden die zijn vermeld in bijlage III.
4.
De acties voor snelle respons maken het mogelijk snel actie te ondernemen om:
- a)
bij te dragen aan vrede, stabiliteit en conflictpreventie in noodsituaties, situaties van dreigende crises, en crisis- en postcrisissituaties, ook wanneer die het gevolg zijn van migratiestromen en gedwongen ontheemding;
- b)
bij te dragen aan het versterken van de veerkracht van staten, samenlevingen, gemeenschappen en individuele personen en aan het koppelen van humanitaire hulp en ontwikkelingsmaatregelen en, waar nodig, vredesopbouw;
- c)
de behoeften en prioriteiten op het gebied van het buitenlands beleid van de Unie aan te pakken.
De acties voor snelle respons kunnen betrekking hebben op alle derde landen, alsmede op landen en gebieden overzee.
Ter verwezenlijking van de doelstellingen van het instrument worden de acties voor snelle respons gebaseerd op de actiegebieden die zijn vermeld in bijlage IV.
5.
Acties in het kader van het instrument worden hoofdzakelijk uitgevoerd via geografische programma's.
De via thematische programma's uitgevoerde acties vormen een aanvulling op de acties die worden gefinancierd op grond van de geografische programma's en bieden steun aan wereldwijde en regio-overschrijdende initiatieven gericht op het bereiken van internationaal overeengekomen doelstellingen, met name de duurzameontwikkelingsdoelstellingen en de Overeenkomst van Parijs, evenals het beschermen van mondiale collectieve goederen of het aanpakken van mondiale uitdagingen. Via thematische programma's uitgevoerde acties kunnen ook worden ondernomen:
- a)
indien er geen geografisch programma bestaat;
- b)
indien het geografisch programma is geschorst;
- c)
indien er geen overeenkomst met betrekking tot de actie is gesloten met het betrokken partnerland, of
- d)
wanneer de actie niet adequaat kan worden uitgevoerd door middel van geografische programma's.
Acties voor snelle respons vormen een aanvulling op de geografische en thematische programma's. Acties voor snelle respons worden zo opgezet en uitgevoerd dat zij, waar relevant, in het kader van geografische of thematische programma's kunnen worden voortgezet.
6.
De Commissie is bevoegd om overeenkomstig artikel 44 gedelegeerde handelingen vast te stellen tot wijziging van de bijlagen II, III en IV.
7.
De Commissie is bevoegd om uiterlijk 31 december 2021 overeenkomstig artikel 44 een gedelegeerde handeling vast te stellen teneinde deze verordening aan te vullen met bepalingen ter vaststelling van:
- a)
specifieke doelstellingen en prioritaire samenwerkingsgebieden op basis van de samenwerkingsgebieden voor de geografische programma's in bijlage II, inclusief een prioritering, voor de volgende subregio's: zuidelijk nabuurschap, oostelijk nabuurschap, West-Afrika, Oost- en Centraal-Afrika, zuidelijk Afrika en Indische Oceaan, Midden-Oosten, Centraal-Azië, Zuid-Azië, Noord- en Zuidoost-Azië, de Stille Oceaan, Noord-, Midden- en Zuid-Amerika, het Caribisch gebied;
- b)
indicatieve thematische doelstellingen voor de geografische pijler, en
- c)
indicatieve financiële toewijzingen voor West-Afrika, Oost- en Centraal-Afrika, zuidelijk Afrika en de landen in de Indische Oceaan.
De in de eerste alinea van dit lid bedoelde gedelegeerde handeling wordt getoetst bij de in artikel 42, lid 2, bedoelde tussentijdse evaluatie.