Einde inhoudsopgave
Uitvoeringswet Internationaal Strafhof
Artikel 14
Geldend
Geldend vanaf 01-04-2020
- Bronpublicatie:
18-12-2019, Stb. 2020, 1 (uitgifte: 13-01-2020, kamerstukken: 35206)
- Inwerkingtreding
01-04-2020
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
06-03-2020, Stb. 2020, 89 (uitgifte: 17-03-2020, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Internationaal strafrecht / Bijzondere onderwerpen
1.
Na de opgeëiste persoon, met inachtneming van de artikelen 55, tweede lid, en 59, tweede lid, van het Statuut, te hebben gehoord, kan de officier van justitie bevelen dat de opgeëiste persoon gedurende drie dagen, te rekenen vanaf het tijdstip van de voorlopige aanhouding, in verzekering gesteld zal blijven.
2.
Indien de opgeëiste persoon zich bevindt in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba, wordt het bevel door de officier van justitie van het openbaar ministerie van Bonaire, Sint Eustatius en Saba, bedoeld in het eerste lid, gegeven in overleg met de officier van justitie bij het arrondissementsparket Den Haag. Met het oog op de toepassing van het derde lid kan de termijn van inverzekeringstelling éénmaal met drie dagen worden verlengd.
3.
Indien een opgeëiste persoon in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba overeenkomstig deze paragraaf in verzekering is gesteld, wordt hij binnen de termijnen van het eerste lid en tweede lid overgedragen aan de officier van justitie bij het arrondissementsparket te ’s-Gravenhage.
4.
Het derde lid kan buiten toepassing blijven indien de opgeëiste persoon tegenover de officier van justitie die hem hoort, heeft verklaard in te stemmen met zijn onmiddellijke overlevering, de officier van justitie heeft beslist dat de persoon ter beschikking zal worden gesteld van het Strafhof en de feitelijke overlevering kan plaatsvinden binnen de termijnen van het eerste lid en tweede lid.