Einde inhoudsopgave
Verdrag van de Raad van Europa inzake het voorkomen en bestrijden van geweld tegen vrouwen en huiselijk geweld
Artikel 55 Procedures op verzoek van partijen en ambtshalve procedures
Geldend
Geldend vanaf 01-08-2014
- Bronpublicatie:
11-05-2011, Trb. 2012, 233 (uitgifte: 12-12-2012, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-08-2014
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
15-12-2015, Trb. 2015, 197 (uitgifte: 15-12-2015, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht / Delicten Wetboek van Strafrecht
Internationaal strafrecht / Europees strafrecht en strafprocesrecht
1.
De partijen waarborgen dat onderzoek naar of vervolging van de overeenkomstig de artikelen 35, 36, 37, 38 en 39 van dit Verdrag strafbaar gestelde feiten niet volledig afhankelijk zijn van een melding of aangifte door een slachtoffer indien het feit geheel of gedeeltelijk op hun grondgebied heeft plaatsgevonden en dat de procedure kan worden voortgezet wanneer het slachtoffer haar of zijn verklaring of aangifte intrekt.
2.
De partijen nemen de wetgevende of andere maatregelen die nodig zijn om te waarborgen dat overheidsinstanties, non-gouvernementele organisaties en hulpverleners op het gebied van huiselijk geweld in overeenstemming met de voorwaarden voorzien in hun nationale recht slachtoffers op hun verzoek kunnen bijstaan en/of ondersteunen tijdens het onderzoek en de gerechtelijke procedures ter zake van de overeenkomstig dit Verdrag strafbaar gestelde feiten.